
De mooiste rol in een pantomimevoorstelling, een sprookje dat rond de kerstdagen op komische wijze wordt opgevoerd in Engelse theaters, is de pantomimedame, Het is een extravagante vrouw, vaak gespeeld door een verklede man, met luide stem, kleurrijke kledij en een indrukwekkende bos haar. De ‘pantodame’ kan bijvoorbeeld de rol van Sneeuwwitje vertolken, van een valse stiefmoeder in Assepoester of de moeder van Aladdin. In de pantomime die het Britse Lagerhuis heet, werd deze heerlijke rol met verve vervuld door Betty Boothroyd, de volkse Madam Speaker die op 93-jarige leeftijd is overleden.
Deze arbeidersdochter uit de Noord-Engelse textielstad Dewsbury veroverde in 1992 een plek in de geschiedenisboeken door de eerste vrouwelijke Lagerhuisvoorzitter te worden, een functie die zeven eeuwen lang alleen door mannen was vervuld. Bij de verkiezing kreeg Boothroyd, een sociaal-democraat, 134 stemmen meer dan haar Conservatieve rivaal, wat opmerkelijk was omdat de Conservatieven destijds een meerderheid koesterden in het Lagerhuis. Ze had bij beide partijen indruk gemaakt als volksvertegenwoordiger, als persoon en als plaatsvervangend Lagerhuisvoorzitter.
Haar benoeming was bijna net zo historisch als de verkiezing van Margaret Thatcher, dertien jaar eerder, als eerste vrouwelijke premier. Qua uitstraling en persoonlijkheid vertoonden de twee grote overeenkomsten, maar waar Thatcher meer gerespecteerd was dan geliefd, was Boothroyd op de eerste plaats geliefd. Respect verwierf ze door de kordate, kleurrijke en koninklijke wijze waarop ze het Lagerhuis acht jaar lang zou leiden. Haar ‘Order. Orderrrr!!’ was nooit een roep om stilte. Ze wilde juist een levendig debat zien waarin deelnemers op luide wijze spreken, en vooral ook zonder van een papiertje te lezen.
Anders dan haar gereserveerde voorganger Bernard Weatherill, een kleermaker die politicus was geworden, bleek Boothroyd uiterst geschikt te zijn voor het televisietijdperk. Ze spatte van de camera’s die in 1989 in de knusse cockpit van de democratie waren opgehangen. De vrouw die als meisje had gedroomd van optredens, als danseres, in het Londense West End, had op haar 62ste de hoofdrol op het toneel van Westminster gegrepen. Het enige dat haar speet was dat haar ouders deze late bloei nooit konden aanschouwen.
Boothroyd was tijdens de depressie van de jaren dertig in gelukkige armoede opgegroeid, als enig kind van Mary en Archibald. Uit haar autobiografie, waarin ze schrijft over het lezen bij kaarslicht omdat elektra te duur was, komt soms het beeld naar voren uit de Monty Python-sketch over de mannen uit Yorkshire die sterke verhalen vertellen over de armoede uit hun jeugd. Maar de jonge Betty genoot van eenvoudige dingen, van danslessen tot de strandvakanties in Blackpool.
Ze zakte voor het toelatingsexamen voor het gymnasium en ging praktijkonderwijs volgen. Een leven als secretaresse lag in het verschiet – het liep anders. Dansen was haar grote passie en ze schopte het tot Tiller Girl, een lid van een fameuze dansgroep. De droom bleef bij enkele optredens in het Londense Palladium en spatte uiteen door een voetinfectie. Het alternatief was die andere roeping: politiek. Als kind nam haar moeder haar al mee naar lezingen van socialisten als Aneurin Bevan en Clement Attlee.
Binnen de Labour Partij ging ze onder meer werken voor minister Barbara Castle, een topvrouw in een mannenbolwerk. Het duurde vijftien jaar voordat Boothroyd, die begin jaren zestig onder meer stage had gelopen bij het campagneteam van John F. Kennedy, in 1973 een kiesdistrict had gevonden waarvoor ze zich namens Labour kandidaat kon stellen: West Bromwich. Eind jaren zeventig was ze twee jaar lang europarlementariër, een tijd die haar liefde voor het Europese eenwordingsproject versterkte. Ze was begonnen als socialist, maar door de jaren dreef ze naar de rechterkant van de partij.
Dat laatste hielp bij haar ambitie om Speaker te worden. Haar verkiezing leidde tot praktische problemen. Op de vraag hoe ze moest worden aangesproken, antwoordde ze: ‘Call me Madam Speaker’, een verwijzing naar een musical van Irving Berlin. Om iets hoger te kunnen zitten op de grote, groene zetel in het Lagerhuis legde ze een exemplaar van de Erskine May onder haar zitvlak, de ‘bijbel’ van het Britse parlement. Van het dragen van een oncomfortabele pruik zag ze af, maar haar kapsel leek van nature al op een pruik. Anders dan haar opvolgers was ze dol op de traditionele kledij van de Speaker.
Boothroyd ontpopte zich tot een verdediger van het parlement dat zou lijden onder de presidentiële regeerstijl van Tony Blair. Toen de New Labour-premier besloot niet twee maar één keer per week een vragenuurtje te houden verdubbelde ze uit wraak het aantal vragen dat de oppositieleider mocht stellen. Ze hekelde Blairs gewoonte om nieuw beleid via de media te openbaren in plaats in het parlement. In het verlangen van de ‘Blair Babes’, een nieuwe lichting vrouwelijke Kamerleden, om voortaan gezinsvriendelijke kantooruren aan te houden toonde ze geen interesse. Ze zag zichzelf niet als feministe.
Hoe geliefd deze ongetrouwde ‘showgirl’ onder collega’s was, bleek op een Valentijnsdag toen een afgevaardigde die een Kamervraag wilde stellen via een gedicht haar aandacht probeerde te trekken. ‘So I’ll take my place quite quietly’, klonk het, ‘and wait coyly for the chance/ To see if Cupid’s arrow/ Helps to direct Madam’s glance.’ Tijdens een bbc-interview onthulde Boothroyd in 2000 dat ze verschillende malen ten huwelijk was gevraagd, maar dat ze al die verzoeken had afgewezen. Ze was een halve eeuw lang gelukkig getrouwd met de moeder van alle parlementen.