
Als San Francisco symbool staat voor de onuitstaanbare innovatie waartoe onze wereld in staat is, dan ligt de antithese ervan op minder dan drie uur rijden uit het centrum van de stad. Big Sur, dat voor de meer gepokte bohémien altijd aantrekkelijker was dan de stad zelf, is een niet vast omlijnd natuurgebied, ongeveer tussen het Point Lobos State Natural Reserve en het stadje San Simeon, waar Hearst Castle, het landgoed van de legendarische twintigste-eeuwse krantenmagnaat William Randolph Hearst, niet ver vandaan is (zowel het leven van Hearst als zijn Castle werd vereeuwigd in Orson Welles’ film Citizen Kane).
Big Sur (afgeleid van het Spaans voor el sur grande) ligt aan de Stille Oceaan. Uit het water rijzen de uitlopers van het Santa Lucia-gebergte op, en op een strook boven de afgrond slingert de mooiste snelweg van de Verenigde Staten. Het uitzicht is spectaculair, het landschap ruig en het karakter van het gebied bijna sereen. Nu en dan draait de weg landinwaarts, langs reusachtige bomen en kleine blokhutten.
Wie graag de humor van dingen inziet zou kunnen zeggen dat het van baldadige ironie getuigt dat Amerikanen om van de natuur te kunnen genieten er een slingerende snelweg doorheen aanleggen, en er dan vanuit een auto naar kijken. Tragischer, maar van dezelfde soort, is dat de aantrekkingskracht van Big Sur voor mensen die natuur willen consumeren deels ontstaan is door een man die er de moderne beschaving op afstand probeerde te houden.
Decennia voordat schrijvers zoals Henry Miller, Jack Kerouac en Hunter S. Thompson hem volgden door zich terug te trekken in Big Sur, bouwde de dichter Robinson Jeffers op het noordelijkste punt, in Carmel-by-the-Sea, van eigenhandig gehouwen graniet een huis. De plek markeert de tegenwoordige grens tussen de golfresorts van Monterrey en de schoonheid van Big Sur. Je komt er praktisch langs voordat je het gebied in rijdt. Jeffers leerde het vak van steenhouwer Michael Murphy. Later bouwde hij nog zelfstandig een stenen toren, Hawk Tower.
Als dichter publiceerde Jeffers lange, epische gedichten die doen denken aan de antieke Oudheid. Naast dat epische werk schreef hij ook korte poëzie, met snijdende kritiek op de moderne samenleving. Jeffers muntte de term inhumanism, bij wijze van programma om de mensheid, geobsedeerd door zichzelf, onverschillig voor zijn relatie tot de natuur, schoonheid en het ritme van het leven, te bekritiseren. In het gedicht Carmel Point schreef hij:
We must uncenter our minds from ourselves;
We must unhumanize our views a little, and become confident
As the rock and ocean that we were made from.
Jeffers zwoer de beschaving zoals hij die zag af: een massa, beneveld door haar eigen technologisch, politiek en geciviliseerd vernuft dat het bondgenootschap met de aarde had vernietigd. In The Double Axe zette Jeffers zijn programma verder uiteen. Inhumanism bestrijdt het solipsisme van de moderne mens, dat moet plaatsmaken voor de grootsheid van de natuur en de kosmos. De afwijzing van de mens, zegt Jeffers, is misantropisch noch pessimistisch, maar zoekt een harmonieus bestaan in en met de natuur, door onthechting van het moderne bestaan.
Hij wordt nog gelezen, met name door mensen die de 21ste eeuw beschouwen als de ultieme verwerkelijking van zijn nachtmerrie, waaruit ontwaken ook niet meer mogelijk is. Ze hebben zich verzameld onder de standaard van het Dark Mountain Project, vernoemd naar een regel uit Jeffers’ gedicht Rearmament:
(…)
To change the future … I should do foolishly. The beauty
of modernMan is not in the persons but in theDisastrous rhythm, the heavy and mobile masses, the dance of the
Dream-led masses down the dark mountain.
Er is een korte recensie terug te vinden, geschreven door Paul Kingsnorth, van een bundel met verzamelde gedichten door Jeffers, die verscheen ongeveer een jaar voordat het Dark Mountain Project begon. In de recensie schreef Kingsnorth: ‘Als schrijver en milieuactivist heb ik lang gezocht naar werk dat een taal vindt voor onze relatie tot wat we “de natuur” noemen, zonder terug te hoeven vallen op agitprop, hippie-sentiment of een overafhankelijkheid van wetenschap. (…) Het was het werk van een bijna vergeten dichter die me uiteindelijk gaf waar ik naar zocht.’
Een jaar na die recensie, in de zomer van 2009, begon Dark Mountain met de publicatie van een manifest, dat Kingsnorth schreef samen met Dougald Hine. Allebei waren ze oud-milieuactivisten en journalisten. Na de publicatie van het manifest, en nadat er rumoer was ontstaan onder (oud-)collega’s op de opiniepagina’s van The Guardian, gaf Kingsnorth (in dezelfde krant) uitleg: ‘Vijftien jaar lang was ik een milieuactivist en schrijver. Twee daarvan was ik adjunct-hoofdredacteur van The Ecologist. Ik voerde campagne tegen klimaatverandering, ontbossing, overbevissing, de verwoesting van het landschap, uitsterving en de rest. Ik schreef over de manier waarop het mondiale economische systeem het mondiale ecosysteem vernietigde. Ik deed alle dingen die environmentalists doen. Maar na een tijdje geloofde ik er niet meer in.’
Hij gaf twee redenen: ‘De eerste was dat geen van de campagnes succes had, behalve op een heel kleine schaal. In het algemeen werd alles steeds slechter. De tweede reden was dat environmentalists, zo leek het, niet eerlijk waren tegen zichzelf. Het was in toenemende mate overduidelijk dat klimaatverandering niet gestopt kan worden, en dat het moderne leven niet in overeenstemming te brengen is met de noden van het mondiale ecosysteem, dat economische groei deel van het probleem is, en dat de toekomst met tien miljard mensen niet helder, groen, knus en “duurzaam” wordt, en dat het waarschijnlijker is dat ons verval, uitputting, chaos en ontbering te wachten staat. En toch bleven we doen alsof het, als we maar campagne zouden blijven voeren als altijd, het onmogelijke toch zou gebeuren. Ik trapte er niet meer in, en ik was niet de enige.’
In dezelfde periode dat Kingsnorth het werk van Jeffers leerde kennen, ontmoette hij ook Dougald Hine, met wie hij het manifest ter oprichting van Dark Mountain schreef, getiteld Uncivilisation. Het stuk verscheen op het hoogtepunt van de mondiale kredietcrisis. In het openingssalvo wordt de wereld aangeklaagd: ‘Er is een val aanstaande. We leven in een tijdperk waarin vertrouwde beperkingen weggeschopt worden, en fundamenten onder ons worden weggeroofd. Na een kwarteeuw zelfvoldaanheid, uitgenodigd te geloven in bubbels die nooit zouden barsten, prijzen die niet zouden kelderen, het einde van de Geschiedenis, het ruwe, herpakte triomfalisme van Conrads Victoriaanse avondschemer – Hubris is voorgesteld aan Nemesis. Nu ontvouwt zich een vertrouwd menselijk verhaal. Het verhaal van een keizerrijk dat van binnenuit verteert. Het verhaal van een mensheid die lang geloofde dat haar handelingen geen consequenties zouden hebben. (…) Over de hele wereld hoort men het misnoegen. Extremisten slijpen hun messen en stappen uit de coulissen naar voren, terwijl het horten en stoten van de machine de ontoereikendheid van de politieke oligarchieën blootlegt, die beweerden alles in de hand te hebben. Oude goden richten hun kop op, en er weerklinken oude antwoorden: revolutie, oorlog, etnisch conflict. Politiek zoals we die kennen wankelt samen met de machine die ontworpen was om haar te dragen. In haar plaats kan zich gemakkelijk iets elementairs oprichten, met een duister hart.’
Hine en Kingsnorth brachten in hun manifest een ode aan Jeffers. Het hoefde geen verrassing te zijn dat hij, ondanks zijn aanzienlijke populariteit, in de loop van de twintigste eeuw uit het collectieve geheugen was verdwenen – hij sprak waarheden die niet gehoord wilden worden. ‘Zijn misdaad was dat hij de zelfbelangrijkheid van de mens doorprikte.’
Dark Mountain is geen plaats of toevluchtsoord. Het is, in de woorden van de oprichters zelf, een nieuwe culturele beweging in een tijdperk van mondiale ontwrichting. Dark Mountain bestaat uit een netwerk van journalisten, schrijvers en kunstenaars, en eens in het jaar organiseren de kernleden een festival waar tot diep in de nacht in het bos of op het open veld theater wordt gemaakt en waar men samen rituelen ondergaat. Op het festival worden nieuwe mythes geschapen en verhalen verteld.
Van de twee oprichters, Hine en Kingsnorth, is de laatste de betere schrijver en de ongekroonde voorman van Dark Mountain. The New York Times drukte vorig jaar een groot profiel af van Kingsnorth, waarin hij over zijn geesteskind sprak in termen van rouw, verdriet en wanhoop. Toch voelt hij zich oké. Het eind van de beschaving zoals we die kennen is aanstaande, maar Kingsnorth heeft vrede gesloten met de gedachte dat hij zelf, samen met zijn groep gelijkgestemden, zich heeft verzoend met het vuil onder zijn vingernagels. Er is nog hoop voorbij de valse hoop. De titel boven het stuk in The New York Times deed wat dat betreft ook dienst als samenvatting: It’s the end of the world as we know it, and he feels fine.
Dat wil niet zeggen dat Hine, Kingsnorth en hun groeiende groep gelijkgestemden zich stilhouden. Deze week verschijnt het achtste boek sinds het begin van Dark Mountain. Dat is wat Dark Mountain in de eerste plaats is: een groep kunstenaars en auteurs die nadenkt over de toekomst, die de wereld aanklaagt en die de ontwikkelingen in de politiek en het milieuactivisme van commentaar voorziet. De dark mountaineers hebben een succesvolle website die regelmatig wordt bijgewerkt met (korte) stukken; de halfjaarlijks verschijnende boeken bevatten foto’s en essays, natuurlijk van Hine en Kingsnorth, maar bijvoorbeeld ook van de anarchist David Graeber.
Wat moeten we ervan denken? Alle media die over de dark mountaineers berichtten, schreven ook over het ongemak dat ze ervoeren bij het nadrukkelijk aanwezige donkere, nihilistische en mystieke karakter van de beweging. John Gray, meestal te porren om aan het dunne laklaagje dat we beschaving noemen te krabben, wreef Hine en Kingsnorth in zijn recensie voor de New Statesmen in dat er na de instorting van de samenleving geen wedergeboorte is, maar uitsluitend ellende: ‘Is het waar dat de beschaving ook een mythe is, zoals Kingsnorth en Hine beweren? Zou de mens – of de planeet die hij verwoest – beter af zijn als de beschaving ineenstort?’
Beschuldig Dark Mountain niet van duistere sympathieën of sinistere onderstromen, zoals Aeon Magazine deed in 2012. In het afgelopen voorjaarsnummer schreef de hoofdredactie, verwijzend naar alle extreem-rechtse partijen die in Europa aan populariteit winnen – Jobbik, het Front National, de Zweedse Democraten, de Deense Folkeparti, ukip en Gouden Dageraad en ten slotte Pegida, dat riep: Wir sind das Volk! – dat zij niet degenen zijn die met vuur spelen.
‘Wat betekent het, in een tijd als deze, nu het Verlichtingsproject van liberalisme, democratie en de rede wordt aangevallen van alle kanten, om deel uit te maken van een culturele beweging die een diepere verbintenis met onze lichamen, met de intuïtieve en niet-rationele aspecten van onze psyche, en met de grond onder onze voeten bepleit? Wat betekent het om te zijn voor de terugkeer naar het oorspronkelijke, het wilde, het traditionele – naar een diepere worteling? Spelen wij met vuur? Zijn we een groep middenklasse-literati die een fetisj maken van het irrationele en het krachtige, niet bewust van hoe onze onverantwoordelijke intellectuele pose de bevrijding van woeste, chtonische oprispingen riskeert?’
Het antwoord is: ‘nee’, het is een valse dichotomie. Niet Dark Mountain is verantwoordelijk voor de opmars van extreem-rechts, het is de civilisatie zelf die schuld draagt. ‘Als het lelijke gezicht van worteling zich weer laat zien in het Westen, dan is dat wellicht niet zozeer de wederkeer van een ideologische ziekte uit het verleden, maar meer het symptoom van een falend systeem.’ Wat heeft Dark Mountain te bieden? ‘Wandel ver genoeg de schaduw in, en wie weet stuit je op iets onverwachts: de tederheid van verbondenheid die ontstaat uit het onder ogen komen van de dood. (…) Achter de conflicten en chaos van de vroege worsteling die onze civilisatie meemaakt liggen de sporen van oudere wijsheid: stemmen van inheemse volken, neanderthalers, van dieren fluisteren tot ons door de jaren – of spreken soms direct tot ons in het hier en nu, als we de intelligentie bezaten om te luisteren. Als de duistere krachten van conflict en controle inderdaad opnieuw de “geciviliseerde” wereld besluipen, dan is het urgente noodzaak om te leren hoe we méér kunnen wortelen, niet minder.’
Dark Mountain is geen agenda maar een levensbeschouwing, die haar voedingsbodem vindt in de gedachte dat de samenleving (de politieke gemeenschap en haar instituties), en de cultuur van het kapitalisme, waarmee ze is verbonden, niet geschikt zijn om de wereld te redden – en dat misschien ook nooit zijn geweest. Als antwoord op hun onheilstijding volgt een individuele exodus, en contact met gelijkgestemden die zich voorbereiden op de uitkomst van hun eigen voorspellingen – mensen die zichzelf bevrijden van de mensheid.
Hine, Kingsnorth en hun groep gelijkgestemden zien een wereld voorbij verandering, die zich zo heeft ingegraven dat iedere hoop op herstel bij voorbaat opgegeven moet worden. Kingsnorth zei in The New York Times: ‘Als ik deze dagen het woord “hoop” lees, grijp ik naar de whiskyfles.’ Individuen kunnen wel protesteren, maar ze zijn machteloos tegenover een systeem dat blind is voor zijn eigen fouten. De enige houdbare conclusie die volgens hem overblijft is dat alle instrumenten die de moderne wereld heeft voor het afdwingen van verandering (de democratie, publieke opinie, demonstraties, activisme) uitgeput zijn. Het is het systeem dat niet deugt, omdat de mens binnen dat systeem het verleerd is te leven in harmonie met de aarde. De Moloch haalt zijn schouders op en gaat verder.
Murwgebeukt na twee decennia activisme is Kingsnorth er nu van overtuigd dat de beschaving die voor ze is opgetrokken niet te beschaven valt, en dat het, om een laatste snipper waardigheid te behouden, noodzakelijk is zich terug te trekken, en niet langer vast te houden aan de zelfbegoocheling dat er op een dag iets verandert. Kingsnorth gaf toe dat hij ambivalent is tegenover de vraag of hij zelf wil dat de menselijke beschaving zoals die nu bestaat standhoudt.
Tegenwoordig woont Kingsnorth met zijn vrouw en jonge kinderen in het uiterste westen van Ierland, waar ze zich voorbereiden op de onvermijdelijke ineenstorting van het systeem. Het gezin verbouwt zijn eigen groenten en woont hoog genoeg om de stijging van de zeespiegel te verteren.
De aantrekkingskracht van Dark Mountain is formidabel, zelfs bedwelmend. In een wereld die zich niet laat veranderen trekken de aanhangers zich terug tot haar grenzen, waar de scheuren tussen de beschaving en de natuur breed genoeg zijn om er in te verdwijnen. Het is een revolutionaire daad: niet langer meedoen, een eigen universum scheppen.
Dark Mountain kenmerkt zich door een vrij ontspannen soort dystopisch denken, en toch zit er iets duisters in. Naast de omarming van de Apocalyps is er iets anders, dat lijkt op verlangen. Misschien is de berusting soms toch te veel een soort verbittering, waarmee het ook het domein van woede en wraakzucht nadert; zoals iedere prediker zal Kingsnorth wellicht ook verlangen naar de bevestiging van zijn gelijk. Zelfs als hun onheilsprofetieën gestuit worden door de opmars van techniek zullen ze in hun verlies nog de bevestiging zien van wat ze al weten: de beschaving zal eerst opzwellen tot monsterachtige grootte, voordat ze uiteindelijk in een supernova uit elkaar klapt.
Aan de andere kant, de berusting van Kingsnorth weerhoudt hem niet van blijvend engagement. Hij schrijft essays en mengt zich in debatten. In de nieuwste Dark Mountain-uitgave neemt Kingsnorth het techno-utopisme van denkers zoals Ray Kurzweil op de hak.
De steeds vaker opduikende gedachte dat de planeet gered kan worden door méér techniek, en dat we leven in het antropoceen, is wat hem betreft een absurde, verdwaasde en eigenlijk misdadige gedachte. Zijn grootste bêtes noires zijn de ecomodernisten en de filistijnse horden uit Silicon Valley, wier hybris tot zulke omvang is opgezwollen dat ze de vernietiging van de mens eerder zullen bespoedigen dan voorkomen.
‘Er zijn genoeg mensen te vinden die zullen beweren (…) dat technologie ons gaat redden van zo ongeveer ieder probleem op aarde, als we technologie maar zouden vertrouwen. Techno-utopisme is een afgeleide van het huidige geloof in de religie van Vooruitgang, waarin we allemaal gedoopt worden bij onze geboorte. Als Vooruitgang God is, dan is technologie de messias die zijn wil komt vervullen op aarde. (…) Ooit werd ons dergelijke gedachtes voorgehouden door schrijvers van sciencefiction als waarschuwing voor de gevaren van menselijke overmoed. Vandaag de dag is Ray Kurzweil technisch directeur bij Google.’
‘Ik vermoed’, besluit Kingsnorth, ‘dat ik niet bevrijd wil worden op dezelfde manier waarop zij dat willen.’
Dat laatste is geen onredelijk vermoeden. Er is geen reden om aan te nemen dat Kingsnorth’ apocalyptisch pessimisme onredelijker is dan het geloof in een door technologie voortgebrachte goede afloop. Maar kun je er wel voor wegvluchten? Laat het techno-utopische beschavingscomplex Kingsnorth met rust, of kruipt het langzaam zijn kant op, geniepig, totdat het hem ook in Ierland heeft omsingeld?
Het huis van zijn literaire voorland Robinson Jeffers is inmiddels opgeslokt. Het staat niet langer eenzaam op een landpunt, maar ingeklemd tussen de andere optrekjes, met straten als Scenic Rd. en Inspiration Ave die de buurt dooraderen.
Wat Big Sur betreft – ik loog eerder. Het is er nog steeds fabelachtig mooi, maar echte wildernis of eenzaamheid is er niet meer te vinden. San Francisco is drie uur rijden met de auto, en dus dichtbij. De eerste horden toeristen kwamen er een halve eeuw geleden al, in de voetsporen van Kerouac, en het wordt alleen maar meer. In de zomer van 2013 koos Sean Parker, een van de eerste investeerders in Facebook, Big Sur als locatie voor zijn trouwerij, tussen de redwoods. Die bruiloft kostte een slordige tien miljoen euro, en omdat Parker de sprookjesachtige omgeving extra sprookjesachtig wilde maken verbouwde hij het terrein illegaal. Hij kapte bomen, stortte er beton en liet ter decoratie stenen bruggen aanleggen. Hij richtte onherstelbare schade aan in het landschap, en kwam uiteindelijk tot een vergelijk met de Californische overheid: hij zou een schadevergoeding van tweeënhalf miljoen dollar betalen – een lachertje.
Big Sur, met andere woorden, is al lang niet meer het gebied uit de tijd van Robinson Jeffers. De beschaving rukt op en laat niemand met rust. Het is een kwestie van tijd tot het platteland van Ierland overwonnen en gekoloniseerd is.
Beeld: Paul Kingsnorth, 2014. Foto Kenneth O’ Halloran / Writer pictures / HH