En al minstens vijftien jaar verschijnen er academische studies en polemische pamfletten die de terreur van het new public management in gezondheidszorg en onderwijs bestrijden.

Ik noem Thijs Jansen die hier via zijn stichting Beroepszeer onophoudelijk aandacht voor heeft gevraagd. Maar ook Ad Verbrugge en zijn Beter Onderwijs Nederland hameren al jaren op dit aambeeld. Of wat te denken van Jaap Peters en Judith Pouw die in 2004 onder de prachtige titel Intensieve menshouderij een felle aanklacht lanceerden tegen een bestuurslogica die noties van kwaliteit rücksichtslos opofferde aan rendement. Ook in dat jaar was ikzelf als auteur betrokken bij een vuistdik rapport van de WRR waarin onder leiding van Pauline Meurs werd gebroken met de cultuur van wantrouwen die de semipublieke sector verzuurde.

Het succes van het rapport was groot: anderhalf jaar lang toog Meurs het land door om in grote en kleine zalen het goede nieuws te brengen. Reken instellingen niet af op aantallen knieoperaties, uitgekeerde diploma’s of aangedweilde vloeren maar geef professionals de ruimte om te bewijzen dat zij goede diensten kunnen verlenen. Benader de docent, verpleegkundige of case manager niet als potentiële ladenlichter maar als gedreven vakvrouw die uit professionele roeping het uiterste zal doen voor haar patiënten, studenten en cliënten.

Het was allemaal voor de vaak. Want ondertussen werden de instellingen massaler, het management ‘professioneler’, de cognitieve kloof tussen top en werkvloer gapender, de financiering schameler en de greep van procesdeskundigen (didactici, accountants, bedrijfseconomen, consultants, bankiers, vastgoedbeheerders) op het primaire proces groter. Het was alsof de organisatorische onvrede en maatschappelijke kritiek maar niet wilden doordringen tot die biotoop van beschaafde conversatie, fonkelende Chablis en beschaafde mensen waar ook onze instellingsbestuurders toe waren gaan behoren.

Tot op een koude woensdagavond in februari een groepje studenten het Maagdenhuis aan het Spui binnendrong en de bestuurders van de UvA een rampzalig publiek optreden afdwong. Voor het oog der natie demonstreerden Louise Gunning en de haren over geen greintje empathisch vermogen en geen enkel gevoel voor maatschappelijke verhoudingen te beschikken. Na de flater van de Nina Brink-achtige dwangsom van een ton per student om het ‘gespuis’ het Bungehuis uit te werken, bestond Gunning het ditmaal om op hoge toon te eisen dat de bezetters terstond ‘haar gebouw’ verlieten.

Het publieke domein zat in een experiment van allen tegen allen

Op dat moment had niet alleen het college van bestuur van de UvA, maar de hele politiek-bestuurlijke elite die al vijftien jaar ongestoord het publieke domein aan een sociaal-darwinistisch experiment van allen tegen allen had kunnen onderwerpen definitief het pleit verloren. Als zelfs De Telegraaf zich in een hoofdredactioneel commentaar tegen het ‘rendementsdenken’ keert, is er echt wat aan de hand.

Cognitieve bevrijding heet het in de politieke-mobilisatietheorie. De Amerikaanse socioloog Doug McAdam is er de bedenker van. Om onvrede om te zetten in protest heb je naast organisatie en politieke ruimte een gebeurtenis nodig die alles wat vroeger doodnormaal was plotseling als flessenpost uit een ver verleden doet verschijnen. Om de daad bij het woord te voegen is een Gestaltswitch nodig: van eend naar konijn.

De Grote Financiële Crisis van eind 2008 was voor mij zo’n Gestaltswitch. Tegen de achtergrond van de ravage die bankiers hadden aangericht verschenen de zelfgenoegzame uitlatingen van voor de crisis plotseling als de waanbeelden van gevaarlijke gekken en verwerden de bezweringen van na de crisis tot hebzuchtige preken voor eigen parochie. Mijn Schaduwelite was een poging om lezers mijn Gestaltswitch te laten meebeleven.

Maagdenhuis 2015 belooft net zoiets te worden. Niet omdat ik verwacht dat hieraan de revolutie zal ontbranden. Wel omdat hierna niemand meer met droge ogen zinnen zal kunnen opschrijven als: ‘De UvA beschouwt haar mensen als haar werkelijke kapitaal. Maar kapitaal moet niet stilstaan. Om te renderen moet het dienstbaar zijn aan de bestaansreden: de resultaten van onderwijs en onderzoek.’ Om vervolgens uit te leggen hoe door het budget afhankelijk te maken van ‘de onderwijsvraag’ ‘de disciplinerende werking van geld’ weliswaar heeft geleid tot ‘interne onrust en ongerustheid’ maar tevens heeft gezorgd voor ‘bestuurlijke rust’.

Het stond eind 2014 in een tijdschrift voor hoger onderwijs, kwam uit de pen van het hoofd strategie van de UvA en markeerde het einde van de rendementsfetisj.

Waarvan akte.