Londen – Daar stond hij dan, in onze All Saints Church, een van de bekendste gezichten van het Thatcher-tijdperk: Jonathan Aitken. De achterneef van persbaron Beaverbrook die de best denkbare opleiding had genoten (Eton College, gevolgd door Christ Church, Oxford), als oorlogscorrespondent in Vietnam was en als bewindsman op Defensie genoemd werd als toekomstig premier. Een man ook met een curieuze link met Nederland: volgens wijlen Cees Fasseur is de biologische vader van Aitken, een oorlogskind, niemand minder dan prins Bernhard.
Hij is nu 77 jaar, maar nog altijd is te zien waarom vrouwen indertijd stuk voor stuk voor hem vielen, onder wie de dochter van Margaret Thatcher, met wie hij bijna verloofd was. Meest in het oog valt, achter zijn donkerblauwe blouse, zijn ‘dog collar’, zoals de Engelsen een priesterboord noemen. Hij heeft een boeiende religieuze reis achter de rug: in 2018 was Aitken gewijd tot deken en sinds juni dit jaar is hij priester in de Anglicaanse kerk.
Hij was naar de kerk gekomen om te praten over de zeven maanden die hij in de zwaarbewaakte Belmarsh-gevangenis heeft gezeten, als straf voor de meineed die hij had gepleegd in een geruchtmakende smaadzaak tegen The Guardian. ‘De eerste nacht werd ik hard en smadelijk toegezongen door medegevangenen. Wat me restte was zachtjes bidden.’ Een zware tijd leek zich aan te dienen, maar de stemming veranderde toen bij een brief voorlas aan, en beantwoordde voor, een analfabete gevangene. ‘Jono’ werd een soort vaderfiguur.
Samen met een Ierse inbreker vormde hij een gebedsgroepje, waar ook een oplichter, een overvaller en een moordenaar deel van uit maakten. Twee decennia later onderhoudt Aitken nog steeds contact met lotgenoten uit Belmarsh en werkt hij als kapelaan in de befaamde Pentonville-gevangenis.
Bij het stellen van de vragen kwam uiteraard Brexit ter sprake, iets waar hij voorstander van is. ‘Deze uitdaging kan alleen door het Lagerhuis als geheel worden volbracht’, zei hij, ‘maar het probleem is dat te weinig politici een echte baan hebben gehad en er te weinig vriendschappen zijn tussen politici uit verschillende partijen, zoals in mijn tijd.’ Hij voegt er optimistisch aan toe dat het Britse parlement moeilijke tijden altijd te boven komt. ‘We moeten bidden’, is zijn overtuiging, ‘voor wijsheid en karakter van onze Kamerleden. De kracht van het gebed is grenzeloos.’
Hij kan het weten.