
Veel had hij niet hoeven doen om in die stormachtige dagen een reddingsboei te werpen naar zijn eigen mensen in nood. Het was voor hem zo eenvoudig geweest om een held te worden door zijn eigen grote familie van moslims uit het slop te trekken. Maar de imam weigerde die rol. Fuat Yildirim loog niet. Als moslim keerde hij de leugen de rug toe, daardoor raakte hij alles kwijt en mag hij nu in sneeuwachtige nachten nadenken over de daad van zijn leven.
Filosoof Soren Kierkegaard haatte de mensen die hun zaakjes goed voor elkaar hadden. Hij keek met afschuw naar de bureaucraten en ambtenaren die verzekerd waren van de geneugten van de overheid en dus van de meest zoete levens. Een leven zonder de beslommeringen van de wereld is voor de lafaards, mompelde de filosoof chagrijnig en schreef door, in een stad waar hij was omsingeld door problemen, hoon en onbegrip.
Kierkegaard liet zijn licht over het geloof schijnen en dacht ook na over wat een heldendaad was. Hij brak zich het hoofd over de daden van de klassieke helden als Agamemnon, noemde hen de ‘tragische helden’ die gedreven werden door de wereldse ethiek. Profeet Abraham daarentegen, de man die zoon Isaac op het altaar legde en vastberaden was om in opdracht van de Schepper het in de zon glinsterende mes door de keel van zijn geliefde zoon te halen, oversteeg zichzelf. De daad van Abraham was niet werelds, want als de Schepper niet snel ingreep kon hij op niets anders rekenen dan beschimping van zijn eigen volk. Abraham stond voor een test en wilde daarvoor slagen. Het bewijs voor zijn geloof was het plegen van de absurde daad die God van hem verlangde. Abraham voelde enkel de verplichting tot God en zijn hand die het mes vasthield trilde niet.
Ze zijn geen tijdgenoten van elkaar en dat is spijtig. De Deense filosoof had de imam in Istanbul moeten meemaken. De rellen braken begin juni dit jaar uit. Voor de rellen was de imam een typisch voorbeeld van de conformistische types die Kierkegaard in Kopenhagen tegenkwam en die bij de filosoof niets anders dan een gevoel van diepe walging veroorzaakten.
Imam Fuat Yildirim diende al bijna twintig jaar in de moskee op de beste locatie van Turkije. Zijn huis was een vertrek in de Bezm-i Alem-moskee langs de Bosporus in Istanbul, op een steenworp afstand van het Dolmabahce-paleis. Deze plek is zo mooi dat de stichter van de Turkse republiek, Kemal Ataturk, ondanks alle kritiek op het door hem omvergeworpen koningshuis, zich er uiteindelijk niet van kon weerhouden om zijn laatste jaren in dit paleis van die sultans door te brengen. De imam woonde pal naast het paleis, gooide waarschijnlijk zo nu en dan vanuit de onbetaalbare grond van zijn tuin een hengeltje in het blauwe water en barbecuede met zijn gasten terwijl het kabbelen van de rivier zijn kinderen in slaap wiegde.
Iets verderop is het officiële kantoor van premier Erdogan. De premier hoorde waarschijnlijk menigmaal imam Fuat de oproep tot het gebed doen. We weten niet of hij ooit onder gebedsbegeleiding van deze imam het voorhoofd naar de vloer bracht. We weten wel dat de diepgelovige premier alle imams van zijn land een warm hart toedraagt en hun omstandigheden flink heeft verbeterd. In het decennium dat Erdogan aan de macht is, zijn de salarissen van de imams flink omhoog gegaan en zijn ze verzekerd van een heerlijke oude dag. Zo leidde imam Fuat een makkelijk leventje in een land waar het in de moskeeën alleen op de vrijdagmiddagen en op de religieuze feestdagen druk is.
En toen kwam de zomer van 2013. Een zomer waarin de meute in opstand kwam tegen de sterke man van het land. Het begon als een klein protest tegen de kap van een paar bomen in het Gezi-park bij het Taksimplein. Vervolgens groeide de actie uit tot een landelijke opstand tegen een premier die een religieus leven als dat van hem wil opdringen aan de rest van het land. De eerste gevechten waren op het plein zelf. Langzaam kwamen er nieuwe slagvelden bij. Al snel brandde het traangas van de politie in het hele centrum van Istanbul in alle ogen van de Turken in de stad. De wolken van dat gas kwamen ook bij het mooie water van imam Fuat. De meeuwen scheerden dat ze wegkwamen en vlogen naar de eilanden op de Marmara-zee.
Huilend van het traangas bleef de gelukkigste imam aller tijden zijn taken volbrengen; niet een keer verzuimde hij het om vanuit de minaret de mensen naar zijn moskee te zingen. Een lege moskee of niet, hij bleef bidden onder de grote koepel, niet wetend dat er onheil boven die koepel hing.
Op klaarlichte dag sloeg de politie er niet op los. De waterkanonwagens rustten uit op de zonovergoten parkeerplekken en maakten zich gereed voor de stormachtige nachten. Het donker was als een deken die over de menselijke zonden viel. De politie mepte voluit, de demonstranten gooiden met stenen, de plastic kogels maakten de jongeren aan een oog blind, jongens en meisjes raakten in coma, sommigen van hen stierven, maar niemand wilde een Waterloo voor zichzelf en men zette de strijd voort.
Imam Fuat beleefde slapeloze nachten, er was geen sprake meer van zijn gemoedelijke leven en het kan niet anders of hij smeekte in ieder gebed Allah om een einde te maken aan de vreselijke rellen. Zijn gebeden werden echter niet gehoord. Want in een van de ergste nachten van de strijd hoorde hij lawaai in zijn moskee. Toen hij ging kijken zag hij dat het huis van Allah volliep met gewonden en andere demonstranten. Op de vlucht voor de genadeloze politie hadden de jongelui hun heil in de moskee gezocht. Imam Fuat wist niet wat hij moest doen en besloot de vechters maar tot kalmte te manen en hen op het hart te drukken dat ze voorzichtig moesten zijn met de spullen in de moskee.
De Bezm-i Alem-moskee liep snel vol met bloedende, trekkebenende strijders. Ze kregen eerste hulp van hun geneeskunde studerende kameraden. Gelukkig kwam de dageraad snel en liep de moskee weer leeg. De tapijten waren weliswaar met bloed besmeurd, maar imam Fuat kon tevreden vaststellen dat het daarbij was gebleven. Ja, de afschuwelijke nacht was met een sisser afgelopen.
Wat imam Fuat niet begreep was dat de strijd tussen de islamisten en de seculieren niet alleen in de straten werd uitgevochten, maar dat de degens van de zwarte propaganda inmiddels ook waren gekruist. De regering kon de kans die de seculiere toevlucht in de moskee bood niet aan zich voorbij laten gaan. Het eerste wat de regeringswoordvoerder de volgende dag wereldkundig maakte, was dat de demonstranten bier hadden gedronken in het huis van Allah. En wie dat niet geloofde moest het maar aan imam Fuat vragen.
De moslims aan het hoofd van het land deden deze zet met een vierhonderd jaar oude traditie in het achterhoofd. Want de koran is het woord van Allah en deze Heer van de islamieten gaat in zijn betoog weliswaar niet zo ver als Oscar Wilde, die de mening was toegedaan dat de mens zich in een sprookje moest dompelen en de leugen moest vieren omdat de waarheid saai en ellendig is, maar Hij geeft zijn gevolg wel de vrijheid om zo nodig het principe van het ‘vertellen van de waarheid’ te laten voor wat het is.
Het koranvers dat duidelijkheid verschaft in deze lastige kwestie heet de nahl en gebiedt de gelovigen in geval van nood niet krampachtig aan de waarheid vast te houden. De Schepper van de moslims is zo pragmatisch ingesteld dat hij de door hem gecreëerde mens voorschrijft om te acteren. Zijn de omstandigheden zodanig dat je je geloof moet ontkennen, doe dat, het gaat immers om wat je écht voelt. In het islamitische jargon heet dit strategisch handelen takiye. Als het gaat om de bescherming van je leven, je eigendommen en je eer mag je dus liegen. Daar blijft het echter niet bij: ook als het gaat om het dienen van de islamitische zaak, dus het verspreiden en het beschermen van het geloof mag de gelovige best wel liegen.
De woede bij de seculiere Turken is deels zo groot omdat ze de afgelopen jaren die vermaarde takiye recht in de ogen hebben gezien. Vooral de liberalen koken van woede omdat ze zich voor de kar hebben laten spannen van de islamisten, die zich in een Oscar-waardige performance als Europese Unie-minnende moslim-democraten voordeden. Zij verdedigden de islamisten op verschillende podia. Het prachtige, inmiddels aan diggelen geslagen imago van de ‘eerste moslim-democraten ter wereld’ danken Erdogan en zijn mannen aan de vlotte pennen van de liberalen en de democraten.
Hoe hebben ze zo goed toneel kunnen spelen? Hoe kon het zijn dat men pas na tien jaar besefte dat de fundamentalisten van voorheen geen greintje waren veranderd? De Turkse democraten en de liberalen werden met moeite wakker toen de islamistische bestuurders, nadat het leger en de oppositie volledig uitgeschakeld waren, begonnen te reppen van een alcoholverbod, verregaande beperkingen op abortussen, verplicht godsdienstonderwijs op scholen, de adaptie van de Hagia Sophia van een museum naar een moskee, enzovoort.
Het antwoord is dat 1400 jaar oefening kunst baart.
Om een voorbeeld te geven van de takiye die door het islamitische geloof wordt voorgeschreven: volgens een van de hadith, de mondelinge vertellingen over het leven van Mohammed, stimuleerde de boodschapper van Allah de moord op de dichter Ka’b bin Al-Ashraf die de leider van de moslims te veel dwars zat met zijn verzen. En toen trouwe volgeling Mohammed bin Maslama deze taak op zich nam en de dichter met allerlei listen uit zijn huis lokte om de man te doorboren met zijn zwaard kon de sluwe moordenaar op veel lof van de profeet rekenen.

Kortom, in het heetst van de strijd in Istanbul konden de moslimleiders van het land niet anders denken dan dat hun imam hen zou bijstaan. Men verwachtte geen al te hoge opoffering van een broeder, hij hoefde slechts te bevestigen dat hij had gezien dat de ‘Gezi-terroristen’ in die beruchte nacht alcohol hadden geconsumeerd in het heilige huis.
Maar imam Fuat zei dat hij geen bier had gezien in de moskee. De meest vooraanstaande mannen van de regerende AK-partij namen de imam toen apart om een eind te maken aan het misverstand: Fuat hoorde te liegen. De verwachting was dat dit onderhoud kort zou duren en de imam snel zou zeggen dat de ‘plunderaars’ van die nacht het huis van Allah hadden gebruikt om bier te drinken. Zo zou de overwegend islamitische bevolking van het land alle sympathie voor de demonstranten op slag verliezen.
Dat onderhoud met de imam duurde maar voort. Na zes uren van vermoeiende pogingen om de man op andere gedachten te brengen gaf men het op. Imam Fuat hield voet bij stuk en weigerde te verklaren dat er gedronken was in zijn moskee. Hij wist dat er consequenties waren verbonden aan zijn eerlijkheid, maar imam Fuat nam dat voor lief. Er kwam geen woord van onwaarheid uit zijn mond.
Voorzover we weten heeft Abraham zich in de kwestie van de opoffering van Isaac ook in stilzwijgen gehuld. Fuat Yildirim doet dat ook. De pers schreef een paar maanden geleden dat hem hetzelfde lot ten deel viel als de zigeuners van de stad. Zoals de zigeuners, die in de krottenwijken in en rond de binnenstad vanwege de waardevolle grond naar de rand van de stad zijn verbannen, zo hebben de autoriteiten imam Fuat van zijn functie in de fabelachtige moskee ontheven en hem naar een verre moskee gestuurd. Na dat bericht over de gedwongen verhuizing kraait geen haan meer naar deze man. Hij is zo goed als vergeten door zijn landgenoten.
Kierkegaard noemde de man die de beslommeringen van het leven weet te ontwijken een lafaard. In zijn fantasie liet hij Abraham nog uitschreeuwen dat de toekomst het gelijk zou bewijzen van de man die akkoord gaat met het slachten van zijn eigen zoon om zijn diepe geloof te tonen. De Deen vermeldde ook dat de nieuwe tijd te veel schade had opgelopen om nieuwe helden voort te brengen.
Het had Kierkegaard moeten zijn die zich met zijn meesterlijke pen over imam Fuat boog. Wat zou hij denken van het feit dat een man in de meest ideale omstandigheden ervoor kiest om vanwege een morele zaak alles wat hij heeft op te geven? Is het omdat hij geen lafaard wil zijn? Is het een Abraham-achtig geloof voor het Opperwezen? Is imam Fuat bang voor de verschrikkingen in de hel en weigert hij daarom te liegen? Of is het toch de natuur die niet alleen de mens maar ook de chimpansee en de bonobo heeft voorzien van moraal?
Er zijn dus twee soorten helden die allebei veel te verliezen hebben. De een weet zich verzekerd van schouderklopjes en moet daarin troost vinden. De andere held, in dit geval Fuat Yildirim, heeft niet alleen veel te verliezen, hem valt ook nog eens uitsluiting en hoon van zijn broeders ten deel.
Het is nu winter in Istanbul, het jaargetijde waarin de verlaten zielen meer dan ooit worden getergd. Tegenwoordig woont imam Fuat met zijn gezin in de altijd winderige, troosteloze flatwijk Kayakent. Hij mag nog steeds vijf keer per dag mensen begeleiden bij het bidden. En iedere moskeeganger die met hem aan de praat raakt, zal hem eraan herinneren dat hij voor de heilige zaak van de islam die ene leugen had moeten uitspreken. Ze zullen de man niet met rust laten. Alsof hij in zijn appartementje in de sneeuwrijke buitenbuurt niet genoeg te mijmeren heeft.
Omringd door de verdreven paupers, zigeuners, Koerden en migranten zal hij moeten nadenken over waarom hij zijn profeet niet heeft kunnen volgen. Als de leugen om het geloof door de vingers gezien kan worden, waarom heeft hij dan niet kunnen liegen? Het zijn de lafaards die zich het hoofd nimmer breken over deze kwesties. En de held… De held handelt eerst en is daarna gedoemd tot nadenken, in angstwekkende nachten, ver van het water en ver van de stille schepen met vracht voor Denemarken.
Beeld 1: Anna Serrano / SIME / HH, 2: Daniel Etter / Redux / HH