
Er staat een baristabar klaar bij het hoofdkantoor van Shell, weet de campagneleider van Milieudefensie. ‘Het lijkt erop dat we een warm welkom krijgen’, zegt hij tegen de paar honderd activisten die zich op deze zonnige vrijdagmiddag hebben verzameld aan de rand van het Malieveld in Den Haag. Het is slechts een fractie van de 17.379 mensen die zich hebben aangesloten bij de rechtszaak tegen Royal Dutch Shell. Zij eisen dat het olie- en gasbedrijf de wereld helpt afkicken van onze verslaving aan olie en gas, want ondanks alle groene praatjes ligt Shell nog altijd op ramkoers met het klimaat. ‘Maar laten we vandaag niet te negatief zijn’, zegt de campagneleider. ‘Het is een prachtige dag voor een dagvaarding, dus neem straks gerust een bakje koffie.’ Een grijze man in een rood windjack piekert er niet over: ‘Ik hoef die koffie van Shell niet, hoor. Die is mij te zwart.’ Een uur later rolt een steekkarretje met vijf kartonnen dozen door de hoofdingang van Shell Nederland. De dagvaarding is afgeleverd en dat is voor de actievoerders reden tot gejuich. ‘Horen jullie ons?’ roepen ze richting het bakstenen gebouw. Vanaf het provisorische podium klinken opzwepende speeches over de stap die hier vandaag wordt gezet (‘We schrijven klimaatgeschiedenis!’), een man met een knotje en een gitaar zingt een lied over ‘climate justice’, en inderdaad: Shell heeft gezorgd voor een koffietruck. Hij heeft zelfs zonnepanelen op het dak.
Ondanks het vriendelijke onthaal zit Shell bepaald niet te wachten op een juridisch gevecht. De rechtszaal is ‘niet de aangewezen plek om iets te doen aan de wereldwijde uitdaging van klimaatverandering’, vindt de oliemaatschappij. Bovendien claimt Shell dat het al goed bezig is voor het klimaat. Niet voor niets maakte het concern onlangs bekend dat het uit de fossiele lobbyclub afpm stapt en samen met Staatsbosbeheer vijf miljoen bomen gaat planten. In 2050 wil Shell de CO2-voetafdruk van zijn energieproducten gehalveerd hebben. Dat klinkt ambitieus, maar volgens Milieudefensie is het misleidend en volstrekt ontoereikend, want zo’n ‘relatieve reductie’ zegt niets over de totale uitstoot van broeikasgassen. Voorlopig lijkt Shell in ieder geval weinig haast te maken met het afbouwen van de olie- en gaswinning. ‘Hiermee schendt Shell zijn juridische zorgplicht en brengt het bedrijf mensenrechten en levens in gevaar’, aldus de dagvaarding.
Milieudefensie eist dan ook dat Shell zijn koers drastisch verlegt. Tijdens de klimaattop in Parijs spraken wereldleiders af dat de opwarming van de aarde beperkt moet worden tot ruim onder de twee graden. Het liefst zelfs tot anderhalve graad. Als Shell wil helpen om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen moet het zijn CO2-uitstoot in 2050 hebben teruggebracht tot ‘netto nul’, betoogt advocaat Roger Cox op basis van de rapporten van het ipcc. ‘Kan het zo zijn dat er vanuit een hoofdkantoor in Den Haag beleid wordt gevoerd dat zorgt voor de destructie van onze leefomgeving? Dat is de vraag die we voorleggen aan de rechter’, zegt hij vanaf het podium op de stoep bij Shell.
Met zijn afgemeten volzinnen, donkergrijze pak, bordeauxrode das en zijn zwarte haar in een onberispelijke scheiding is Cox duidelijk iemand die zich meer thuisvoelt in de rechtszaal dan op de barricaden. Al is het enthousiasme bij het publiek er niet minder om. Sinds hij in 2015 namens Urgenda de klimaatzaak tegen de Nederlandse overheid wist te winnen, is Cox een held in deze kringen. Het Urgenda-vonnis veroorzaakte een schokgolf die voelbaar was tot ver buiten Den Haag. In tal van andere landen begonnen bezorgde burgers en milieuorganisaties procedures om hun regering tot handelen te dwingen. De klimaatcrisis is zo urgent dat we niet kunnen wachten totdat beleidsmakers eindelijk het licht zien, redeneren zij. Het is tijd dat de rechter ingrijpt.
Zoals de zaak tegen Shell laat zien, belanden niet alleen regeringen in het beklaagdenbankje. Een van de redenen dat politici niet in actie komen, is dat fossiele multinationals dwarsliggen. Zij frustreren effectief klimaatbeleid en blijven doorgaan met het opgraven van kolen en het oppompen van olie en gas, ook al waarschuwen wetenschappers al decennialang voor de desastreuze gevolgen. Elke megaton CO2 extra in de atmosfeer vergroot de kans op extreme stormen, bosbranden en overstromingen. Vooral mensen in armere werelddelen ondervinden nu al de gevolgen, zoals de ravage die cycloon Idai vorige maand achterliet in Mozambique laat zien.
Behalve humanitair leed zorgt klimaatverandering ook voor financiële schade. Dijken moeten worden verhoogd, stormvloedkeringen gebouwd en hele gemeenschappen verhuisd en terwijl Big Oil bakken met geld verdiende, dreigt de belastingbetaler op te draaien voor de kosten. Daar mogen de grote uitstoters niet zomaar mee wegkomen, betoogt een groeiende groep juristen. Via de rechter hopen ze af te dwingen dat de vervuiler gaat betalen of zijn leven betert. Wereldwijd zijn er de afgelopen jaren ruim veertig rechtszaken gestart tegen de fossiele industrie. Wat kunnen we verwachten van deze golf van klimaatzaken?

‘Ik zie het liever als een opkomend tij dan als een golf. Een golf trekt zich direct weer terug, een vloed groeit gestaag. Dat is wat er nu gebeurt.’ Als voorzitter van het Center for International Environmental Law (ciel) is Carroll Muffett goed op de hoogte van alle veldslagen in de juridische strijd tegen klimaatverandering. Natuurlijk is het recht geen nieuw instrument voor milieuclubs. In zijn tijd bij Greenpeace leerde Muffett hoe het wetboek kon helpen om ontbossing te voorkomen en luchtvervuiling te bestrijden. Maar dat de rechter wordt ingeschakeld om iets te doen aan de ontwrichting van het klimaat is een nieuwe ontwikkeling. ‘Het gebeurt overal ter wereld’, zegt hij via Skype vanuit zijn kantoor in Washington D.C.. ‘De zaak tegen Shell is slechts een van de vele voorbeelden.’
Het heeft er alles mee te maken dat er steeds meer bekend wordt over de kennis die oliemaatschappijen hadden over de klimatologische gevolgen van hun acties en wat ze met die kennis deden. Of beter gezegd: wat ze daar níet mee deden. Met elk stukje informatie dat aan het licht komt, vormt zich een beter beeld van de gecoördineerde en geraffineerde campagnes om het publiek te misleiden en klimaatbeleid te dwarsbomen. Journalisten van InsideClimate en de Los Angeles Times onthulden dat Exxon meer dan veertig jaar geleden, lang voordat het onderwerp op de maatschappelijke agenda stond, wist dat grootschalige CO2-uitstoot gevolgen zou hebben voor de temperatuur op aarde. ‘Er is wetenschappelijke overeenstemming dat het vrijkomen van koolstofdioxide door het verbranden van fossiele brandstoffen de meest waarschijnlijke manier is waarop de mensheid het mondiale klimaat beïnvloedt’, constateerde hun hoofdwetenschapper in 1977.
En Exxon was niet de eerste oliemaatschappij die op de hoogte was. Het Texaanse Humble Oil deed al in 1957 onderzoek naar het broeikaseffect, ontdekte ciel. Een jaar later begon ook het American Petroleum Institute, de overkoepelende brancheorganisatie, studies te financieren naar de atmosferische effecten van massale olieconsumptie. De bevindingen logen er niet om: vanaf 1968 waarschuwden die studies herhaaldelijk voor stijgende zeespiegels, slinkende ijskappen, warmere oceanen en ernstige schade aan ecosystemen. Twintig jaar voor de oprichting van het klimaatpanel van de Verenigde Naties wist de olie-industrie al wat ons te wachten stond.
‘Toen ik dat document uit 1957 vond schrok ik wel even, maar eigenlijk had ik niet verbaasd hoeven zijn’, zegt Muffett. ‘Het is volstrekt logisch dat deze bedrijven de beste wetenschappers in dienst hadden en de capaciteit en mogelijkheid hadden om dit probleem in de vroegste fase te signaleren en te doorgronden. President Johnson stuurde in 1965 een brief naar het Congres waarin hij schreef dat de mensheid het milieu verandert door het verbranden van fossiele brandstoffen. Dat vormt een rechtstreekse bedreiging voor het bedrijfsmodel van de olie- en kolenproducenten. Iedere verantwoordelijke ceo zorgt dan toch dat ze daar álles van afweten? Nou, dat was ook zo, toont ons onderzoek. Zij kenden de gevaren van klimaatverandering eerder dan veel politici.’
De hoofdwetenschapper van Exxon had in 1978 dan ook een helder advies voor zijn bazen: we hebben nog vijf à tien jaar om de koers te verleggen. Maar dat is niet wat Exxons directeuren deden. Integendeel, ze negeerden de waarschuwing en begonnen een campagne om de wetenschappelijke consensus te ondermijnen. Twijfel zaaien, was de strategie. Zolang politici en het publiek geloofden dat er onzekerheid bestond over de opwarming van de aarde en de rol van de mens daarin, kon Exxon ongestoord zijn gang gaan. Zo redeneerden ook de andere bedrijven uit de industrie: in 1989 werd de Global Climate Coalition opgericht, een fossiele lobbygroep die de klimaatwetenschap in diskrediet probeerde te brengen en zich met hand en tand verzette tegen strengere regelgeving. Niet zonder resultaat: mede dankzij hun lobbywerk weigerde de Amerikaanse regering het Kyoto-protocol te ratificeren.
Ook Shell, dat een minder sinister imago heeft dan veel concurrenten, deed hier volop aan mee. Dat terwijl zijn eigen wetenschappers niet twijfelden aan de opwarming van de aarde, bleek uit onderzoek van Correspondent-journalist Jelmer Mommers. De toegenomen uitstoot van broeikasgassen kan zorgen voor ‘significante veranderingen van de zeespiegel, oceaanstromingen, neerslagpatronen, regionale temperaturen en van het weer’, stelde een intern rapport uit 1988. Drie jaar later produceerde de pr-afdeling van Shell de voorlichtingsfilm Climate of Concern, waarin de voice-over die waarschuwing nog eens in niet mis te verstane bewoordingen herhaalt: ‘Nu actie ondernemen is de enige veilige garantie.’ Even leek het erop dat de heren in de bestuurskamers daarnaar handelden. In 1997 werd de bedrijfstak Shell International Renewables opgericht, om de transformatie naar een duurzaam energiebedrijf op gang te helpen. Maar al gauw verliet Shell dit groene pad en koos voor investeringen in schaliegas en teerzandolie, twee enorm schadelijke brandstoffen. De voorlichtingsfilm belandde in een lade en net als Exxon schakelde Shell lobbyisten in om overheidsingrijpen te voorkomen. Want de directeuren begrepen maar al te goed dat hun winstmodel in gevaar komt zodra politici serieus werk maken van klimaatbeleid.
De parallellen met de tabaksindustrie dringen zich op. Ook de sigarettenproducenten waren op de hoogte van de schadelijke effecten van hun product, maar kozen ervoor om die te verzwijgen. In het boek Merchants of Doubt beschrijven wetenschapshistorici Naomi Oreskes en Erik M. Conway hoe de rooklobby pr-firma’s en pseudo-experts inhuurde om de publieke opinie te bespelen. Het doel was niet zozeer om bewezen feiten te weerleggen, als wel om de indruk te wekken dat er nog onenigheid bestond onder wetenschappers, zelfs al was dat in werkelijkheid nauwelijks het geval. De ‘tabaksstrategie’ noemen Oreskes en Conway dat. En de oliemaatschappijen volgden hetzelfde recept.
Waar Big Tobacco al eerder de nodige schadeclaims aan de broek kreeg, is nu Big Oil aan de beurt. Zo is de openbaar aanklager in New York een proces begonnen tegen ExxonMobil vanwege de misleiding van aandeelhouders. Naar buiten toe hield het bedrijf vol dat zijn accountants rekening hielden met overheidsmaatregelen die het winnen van fossiele brandstoffen duurder zouden maken. Om onrendabele investeringen te voorkomen zou er een extra prijskaartje worden gehangen aan broeikasgassen, bezwoer Exxon zijn beleggers. Maar in werkelijkheid werd deze virtuele CO2-prijs helemaal niet meegenomen in de boekhouding en ging Exxon gewoon door met business as usual. Het bestuur was ervan op de hoogte, zo blijkt uit e-mails die de openbaar aanklager onder ogen kreeg. Rex Tillerson, de man die aan het roer stond van Exxon voordat hij door Donald Trump werd aangesteld als minister van Buitenlandse Zaken, zou hoogstpersoonlijk zijn fiat hebben gegeven. En dat, betoogt de openbaar aanklager, is doelbewuste fraude.
‘Deze zaak is redelijk rechttoe rechtaan’, zegt Michael Burger, directeur van het Sabin Center for Climate Change Law. ‘Het gaat over een bedrijf dat A zegt, maar B doet. Dat is strafbaar, daarvoor hoef je niet te bewijzen dat klimaatverandering een reëel gevaar is en dat bedrijven een juridische verantwoordelijkheid hebben om actie te ondernemen.’ Het kan een nieuwe knauw betekenen voor de toch al beschadigde reputatie van de oliemaatschappijen, maar een juridische revolutie zal deze zaak niet ontketenen. Met meer spanning kijkt Burger naar de juristen die zich begeven op onontgonnen terrein, zoals de advocaten van Urgenda dat eerder deden. ‘Dat proces was ongelooflijk belangrijk, zowel voor de publieke bewustwording als voor het nadenken over de verplichtingen van overheden in het tegengaan van klimaatverandering. De logische vervolgvraag is of de grote industriële uitstoters ook zo’n verplichting hebben. Het is spannend om te zien wat er gaat gebeuren. Het zal een uitspraak vergen waarvoor nog geen precedent is.’

De Peruaanse boer Saúl Luciano Lliuya woont in Huaraz, een stad met 120.000 inwoners aan de voet van het Andes-gebergte. Tussen de besneeuwde bergtoppen boven hem ligt Laguna Palcacocha, een azuurblauw gletsjermeer dat de stadsbewoners van vers drinkwater voorziet. Maar de laatste jaren vormt het meer een groeiende bedreiging: doordat de gletsjer in rap tempo smelt, kan de dam op elk moment overstromen. Een enkele lawine is genoeg om een vloedgolf te veroorzaken die het huis van Lliuya wegvaagt. Het maakt hem een van de ontelbare mensen over de hele wereld die nu al het slachtoffer dreigen te worden van klimaatverandering.
Op 30 november 2017 verlaat Lliuya met een grote glimlach het gerechtshof in Hamm, Duitsland. De appèlrechter heeft zijn zaak zojuist ontvankelijk verklaard. ‘Dit is een baanbrekend vonnis met wereldwijde gevolgen’, jubelt de ngo GermanWatch die Lliuya juridisch bijstaat. De Peruaan eist namelijk 21.000 euro van rwe. Door grote hoeveelheden CO2 uit te stoten heeft het Duitse energiebedrijf bijgedragen aan de opwarming van de aarde en ipso facto aan het smelten van de gletsjer, redeneert hij, en daarom wil hij dat het bedrijf meebetaalt aan de maatregelen die nodig zijn om het acute overstromingsgevaar weg te nemen. In eerste aanleg werd zijn aanklacht nog verworpen, maar in hoger beroep oordeelt de rechter dat er voldoende grond is om de zaak inhoudelijk te behandelen.
‘Dat was een emotioneel moment voor iedereen’, zegt Roda Verheyen, Lliuya’s advocaat. Haar cliënt is een spirituele man, vertelt ze aan de telefoon, iemand die zich verbonden voelt met het landschap waarin hij is opgegroeid. Behalve als boer werkt hij als berggids en tijdens zijn tochten zag hij met eigen ogen hoe de gletsjers zich in de loop der jaren steeds verder terugtrokken. Met alle gevolgen van dien voor de lokale bevolking. Hij wilde wat doen, maar wat kon hij beginnen? De voornaamste vervuilers hebben hun hoofdkantoor immers aan de andere kant van de wereld. Nadat hij in contact kwam met GermanWatch vormde zich een plan: misschien kon de rechter soelaas bieden. Binnen de EU is rwe de grootste uitstoter en een logisch doelwit om een deel van de schade op te verhalen. ‘Je moet ergens beginnen’, zegt Verheyen. ‘Het gaat Lliuya er niet om een bedrijf aan de schandpaal te nagelen. Het is een kwestie van verantwoordelijkheid en het is juridisch nu eenmaal niet mogelijk om alle verantwoordelijken tegelijkertijd aan te klagen.’
Het helpt dat wetenschappers steeds beter in staat zijn om de verantwoordelijkheid van individuele bedrijven te berekenen. Een van de pioniers in dit vakgebied is Richard Heede, oprichter en directeur van het Climate Accountability Institute. In 2013 publiceerde hij het invloedrijke Carbon Majors Report, een lijst met de negentig bedrijven die samen goed zijn voor bijna twee derde van de totale wereldwijde emissies sinds het begin van de industriële revolutie. Het historische aandeel van rwe, nummer 28 op de lijst, is volgens die studie 0,41 procent. Dat is waarop de advocaten van Luciano Lliuya hun claim van 21.000 euro baseren.
‘Ik ben blij dat ik met mijn onderzoek dit soort rechtszaken kan ondersteunen’, zegt Heede in een Skype-interview. ‘We moeten druk uitoefenen op de fossiele industrie. Er is geen enkele reden waarom zij de dans zouden moeten ontspringen.’ Vanuit zijn thuiskantoor in de Rocky Mountains legt hij uit hoe hij te werk is gegaan. ‘Het was vooral een kwestie van oude jaarverslagen en bedrijfsdocumenten uitpluizen. Als je kunt achterhalen hoeveel vaten olie of ton kolen een bedrijf produceerde en hoeveel daarvan gebruikt werd voor niet-energiegerelateerde doeleinden – zoals het maken van plastic of smeermiddelen – dan kun je redelijk nauwkeurig uitrekenen hoeveel CO2 dat bedrijf gedurende zijn bestaan de atmosfeer in heeft gepompt.’ Dat klinkt makkelijker gezegd dan gedaan, want het is een enorme klus om die gegevens te verzamelen voor al die bedrijven. Zeker omdat jaarverslagen van voor 1950 niet zo eenvoudig vindbaar zijn. ‘Het kwam erop neer dat ik veel tijd doorbracht in stoffige bibliotheken. We moesten studenten inschakelen om documenten op te duikelen in archieven in Australië en Zuid-Afrika.’
Met zijn onderzoek wilde hij die blinde vlek wegnemen, legt Heede uit: ‘Een van de grootste gebreken van de VN-klimaattoppen is dat het enkel gaat over de doelstellingen van staten. Niemand heeft het over de machtige multinationals die verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de historische emissies en nog altijd vrolijk doorgaan met uitstoten.’ Zijn lijst geeft een robuust overzicht, al blijft het een schatting, erkent Heede. ‘Er ontbreken natuurlijk wat data, maar de foutmarge is klein. Ik heb bedrijven ook altijd uitgenodigd om de cijfers die ik heb gebruikt te corrigeren. Tot nu toe hebben ze ervoor gekozen om mijn onderzoek te negeren.’ Met de aankomende rechtszaken kunnen ze die strategie onmogelijk volhouden. Als Heede’s berekeningen als bewijs worden aangevoerd, zal de tegenpartij zich gedwongen zien te reageren. Alleen al om die reden is ‘de zaak tegen rwe van enorm symbolisch belang’.
Mocht Saúl Luciano Lliuya in het gelijk worden gesteld, dan zou dat een onvoorstelbare overwinning betekenen in de strijd tegen Big Oil. Maar het zou ook juridische gevolgen hebben die nauwelijks te overzien zijn, vreest Jaap Spier. ‘In theorie zou het betekenen dat iedereen die schade ondervindt als gevolg van klimaatverandering iedere veroorzaker aansprakelijk kan stellen – dat levert een compleet onwerkbare en onwenselijke situatie op’, zegt hij tijdens een lunch op het Amsterdamse Spui.
Spier, die in 2016 afscheid nam als advocaat-generaal bij de Hoge Raad, houdt zich al zijn hele werkzame leven bezig met aansprakelijkheidsrecht. De afgelopen jaren heeft hij zich vastgebeten in de juridische vraagstukken rond klimaatverandering. Zo stond hij aan de basis van de Oslo Principles, die in kaart moesten brengen wat de wettelijke klimaatverplichtingen zijn van staten, en lanceerde hij vorig jaar de Enterprises Principles, die iets soortgelijks beogen voor bedrijven. Hij heeft goede hoop dat het wetboek kan dienen als een breekijzer, maar pleit ook voor terughoudendheid. Een zaak zoals die tegen rwe kan ‘de sluisdeuren openen’, waarschuwt hij. ‘Als we op die manier schadevergoedingen proberen af te dwingen, zijn de energiebedrijven binnen de kortste keren failliet. Dan is het geld op, nog voordat we de meest ernstige gevolgen van klimaatverandering ondervinden. Of we daar nu veel mee opschieten…’
ciel-directeur Carroll Muffett snapt de zorgen van Spier, maar deelt zijn schrikbeeld niet. ‘Ik geloof niet dat we hierdoor toegaan naar een wereld waarin iedereen elkaar aanklaagt. Zo’n zaak tegen rwe laat eerder de kwetsbaarheid van deze sector zien. Investeerders begrijpen daardoor dat dit verdienmodel zijn langste tijd heeft gehad. Je ziet dat steeds meer institutionele beleggers hun geld terugtrekken uit de fossiele industrie. Ze snappen dat deze bedrijven in de toekomst alleen maar meer geplaagd zullen worden door rechtszaken. De geest is uit de fles.’
De Peruaanse boer is inderdaad niet de enige die schade wil verhalen op de fossiele industrie. Op dit moment lopen er in Amerika verschillende rechtszaken waarin lokale overheden industriële uitstoters voor het gerecht dagen. Zo wil de gemeente New York dat de vijf grootste oliemaatschappijen meebetalen aan de kosten van klimaatadaptatie – al weigerde de federale rechtbank de zaak in behandeling te nemen, omdat het een politieke aangelegenheid zou zijn. ‘Het frustrerende is nu juist dat de politiek niet handelt; dat is de reden dat mensen naar de rechter stappen’, zegt Michael Burger van het Sabin Center. ‘Na de verkiezing van Donald Trump is het duidelijk dat we niets hoeven te verwachten van de Amerikaanse regering.’

Is het niet wat te gemakkelijk om de schuld in de schoenen van de oliemaatschappijen te schuiven? Is Shell werkelijk de boeman, of levert het bedrijf slechts een product waar de samenleving behoefte aan heeft? Dat laatste is in ieder geval hoe Ben van Beurden, de hoogste baas van Shell, het graag voorstelt. ‘Ik pomp alles op wat ik kan oppompen om aan de vraag te kunnen voldoen’, zei hij een paar jaar geleden in een inmiddels berucht geworden interview met Nieuwsuur. Natuurlijk was hij zich bewust van de gevaren van klimaatverandering, maar Shell deed in zijn ogen niets verkeerd. Uiteindelijk is het de consument die de CO2 uitstoot. Bovendien: hij kan toch niet in z’n eentje het energiesysteem omvormen? Als Shell geen gas of olie uit de bodem haalt, doet een ander bedrijf het wel. Daar schiet het milieu niets mee op.
De Schotse juriste Polly Higgins is niet overtuigd door deze verdedigingslijn. Sterker nog: als het aan haar ligt belandt Ben van Beurden straks achter de tralies. Hij maakt zich namelijk schuldig aan ‘ecocide’: zijn beslissingen mogen dan gericht zijn op het maken van winst, hij weet ook dat ze zorgen voor de onherstelbare beschadiging en vernietiging van ecosystemen. En dat mag niet onbestraft blijven, betoogt ze. Al jarenlang pleit Higgins – bijnaam: ‘advocaat van de aarde’ – ervoor dat ecocide wordt erkend als een vijfde misdaad tegen de vrede. Naast massamoordenaars en oorlogsmisdadigers zou het Internationaal Strafhof ook moeten kunnen optreden tegen milieucriminelen, zoals Van Beurden. Haar missie klinkt al minder kansloos als je weet dat ‘ecocide’ tot 1996 voorkwam in de conceptversies van de statuten van het Internationaal Strafhof. Pas toen het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Nederland protesteerden, verdween het van de lijst.
Afgelopen maand kreeg Higgins te horen dat ze lijdt aan een ongeneeslijke vorm van kanker en nog zo’n zes weken te leven heeft. ‘Als dit mijn tijd is om te gaan, dan ben ik ervan overtuigd dat mijn juridische team het werk onverschrokken voortzet’, zei ze tegen The Guardian. Later dit jaar hoopt haar non-profitorganisatie de eerste testzaak tegen de Shell-top voor te leggen aan het Internationaal Strafhof. Het doel is niet enkel het aanwijzen van concrete daders, maar ook het kantelen van het publieke debat. Maar al te vaak wordt de klimaatcrisis voorgesteld als iets waaraan we allemaal schuldig zijn. Alsof iedereen die een benzine-auto rijdt of grijze stroom verbruikt medeplichtig is aan de verwoesting van de planeet. Het punt van Higgins is dat de consument afhankelijk is van het aanbod van een selecte groep machtige multinationals, die ook overheidsbeleid beïnvloedt. Anders dan Ben van Beurden het doet voorkomen kan hij wel degelijk zorgen voor een andere inrichting van onze energie-infrastructuur. En zolang hij kiest om dat niet te doen en vasthoudt aan zijn schadelijke verdienmodel, zou hij vervolgd moeten kunnen worden, vindt Higgins.
‘Het idee van persoonlijke aansprakelijkheid is een logische volgende stap’, zegt Carroll Muffett. Samen met Greenpeace en wnf stuurde cielin 2014 een brief naar de directeuren van alle grote oliebedrijven en hun verzekeraars, om hen op de risico’s te wijzen. Normaal gesproken zijn bestuurders verzekerd tegen de schadeclaims. Maar als een rechtbank oordeelt dat je consumenten en investeerders hebt misleid, dan is het nog maar de vraag of de verzekeringspolis dat dekt. ‘Van de grote oliemaatschappijen kregen we geen reactie. Maar een aantal verzekeraars is begonnen om zich hierin te verdiepen.’
Dat de veroordeling van ceo’s geen denkbeeldig scenario is bewijzen eerdere rechtszaken over asbest. In Italië kregen de voormalige eigenaar en een grootaandeelhouder van een asbestbedrijf al eens een celstraf opgelegd omdat ze hun arbeiders willens en wetens in gevaarlijke omstandigheden lieten werken. Op dit moment klinkt het nog vergezocht dat de bestuursvoorzitter van Shell hetzelfde lot te wachten staat, maar dat kan snel veranderen, gelooft Muffett. ‘Het recht is constant in ontwikkeling. We gaan een tijdperk in waarin de impact van klimaatverandering elke dag ernstiger en zichtbaarder wordt. Dan dringt zich de vraag op wie we daarvoor verantwoordelijk kunnen en moeten houden. Ik sluit niet uit dat bestuurders zich op een bepaald moment zullen moeten verantwoorden. Dat is precies waarom het Internationaal Strafhof in het leven is geroepen: om mensen te vervolgen die betrokken zijn bij grove mensenrechtenschendingen.’
En binnen juridische kringen wordt klimaatverandering meer en meer gezien als een mensenrechtenkwestie. In het hoger beroep van de Urgenda-zaak beriep de rechter zich op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. En ook Milieudefensie ziet daar een juridische basis voor hun aanklacht tegen Shell. Na superstorm Haiyan, die in 2013 673.000 daklozen en duizenden doden veroorzaakte, begon de Filipijnse mensenrechtencommissie een onderzoek naar de juridische verantwoordelijkheid van 47 carbon majors. Terwijl hun directie en aandeelhouders profiteren van de lucratieve handel in fossiele brandstoffen, worden de inwoners van de archipel geteisterd door orkanen en overstromingen, die door de planetaire opwarming steeds frequenter en krachtiger worden. Zo zouden bedrijven als Shell en Exxon het recht op een gezonde en veilige leefomgeving van veel Filipijnen in gevaar brengen.
‘Mag ik ook wat zeggen?’ Vlak voordat de klimaatactivisten aan de terugtocht beginnen, verschijnt opeens Marjan van Loon op het bordes. De directeur van Shell Nederland heeft moeite om zich verstaanbaar te maken boven het boe-geroep, maar als de organisatie de menigte tot rust maant, krijgt ze toch de kans om haar verhaal te doen. Ze zegt de bezorgdheid en het ongeduld te begrijpen. Alleen helpt het niet om met de vinger naar Shell te wijzen, vindt ze, want uiteindelijk zullen we het samen moeten doen. ‘Dat geldt voor de overheid, het bedrijfsleven, maar ook voor de milieubeweging. Laten we met elkaar in gesprek gaan.’ Maar als Van Loon vervolgens op het podium wordt uitgenodigd voor een publieke discussie verdwijnt de directeur vlug weer naar binnen. ‘Nou, lekker gesprek is dit…’, mompelt de presentatrice.
‘We zijn al zo vaak met Shell in gesprek geweest’, zegt Laurie van der Burg, de onderzoeker die namens Milieudefensie aan de dagvaarding werkte. ‘Zo’n rechtszaak is echt een laatste redmiddel. Het kost ontzettend veel geld en tijd. Maar we hebben Shell jarenlang gewezen op hun kwalijke praktijken, hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en misleidende pr, en het heeft niets geholpen. Dan is dit de volgende stap op de escalatieladder.’ De gang naar de rechter is misschien gewaagd, maar een ondoordachte wanhoopspoging is het allerminst. Dat de uitkomst onzeker is, dat hoort nu eenmaal bij procedures die proberen om de grenzen te verleggen. En ook als deze rechtszaak niet onmiddellijk wordt gewonnen, kan het een belangrijk maatschappelijk debat aanzwengelen, gelooft Van der Burg. ‘Er komen cruciale vragen op tafel: hoe kunnen we de klimaatdoelen halen en vooral: waar ligt de verantwoordelijkheid?’
De discussies in de Haagse rechtszaal zullen in elk geval met veel interesse gevolgd worden door de internationale groep rechtsgeleerden die hun expertise aanwenden om een oplossing te zoeken voor de klimaatcrisis die oliemaatschappijen al een halve eeuw geleden zagen aankomen. Deze juristen begrijpen dat het wetboek kan helpen om maatschappelijke veranderingen aan te jagen, dat dappere rechters een doorbraak kunnen forceren op de momenten dat politici het laten afweten en dat een boer uit Peru of een milieuorganisatie uit Nederland een pleidooi kan houden die wereldwijde gevolgen heeft. Met iedere nieuwe zaak zwelt de vloed verder aan en wordt de fossiele industrie verder in de verdediging gedrongen.