In Okja, de nieuwe film van de Zuid-Koreaanse cineast Bong Joon-ho, ondergaat de vleesindustrie een radicale verandering: een multinational slaagt er onder leiding van Miranda (Tilda Swinton) in reusachtige varkens te kweken door genetische manipulatie. Een goede zaak, zo lijkt het, een oplossing voor de wereldwijde voedselcrisis. Maar de ‘doorbraak’ is een rookscherm. Achter de schijn van medemenselijkheid schuilen de immoraliteit van public relations en marketing en de corrumperende macht van het grote geld.

Bong, bekend van onder meer de schitterende monsterfilm The Host (2006) en de sciencefictionsatire Snowpiercer (2013), maakte Okja speciaal voor de streamingdienst Netflix, wat hem op het festival van Cannes behoorlijk wat kritiek opleverde. Een film, dat is toch voor de bioscoop en niet voor het kleine scherm thuis? De vraag stellen is hem natuurlijk beantwoorden, maar er is een opwindende ontwikkeling gaande waarin cineasten het medium van ‘televisie’ toenemend gebruiken om de artistieke grenzen van cinema op te zoeken. De twee beste voorbeelden hiervan zijn The Leftovers en Twin Peaks (seizoen drie) van respectievelijk Damon Lindelof en David Lynch. Beide series tonen eigenlijk voor het eerst aan dat traditioneel filmische conventies op vernieuwende wijze kunnen worden aangewend om tv-fictie te maken. Hierin wijst vooral Lynch de weg met zijn extreem surrealistische, recente aflevering acht van Twin Peaks. Hierin buit Lynch de intimiteit van het ‘thuiskijken’ uit door de kijker te bombarderen met een atonale soundcape-soundtrack in surround gekoppeld aan beelden in grotendeels zwart-wit die geen enkele narratieve lijn lijken te volgen. Het resultaat: de kijker zweeft net als de personages in een ruimte gevuld met obscure symbolen, zodat het toekennen van betekenis een volstrekt willekeurige aangelegenheid is.
Dit niveau van artisticiteit haalt Bong niet met Okja, maar het idee is er: een film gemaakt voor thuis, waarbij de maker er vermoedelijk van uitgaat dat de kijker op een behoorlijk scherm kijkt gekoppeld aan een goede geluidsinstallatie en niet op een monitor met monospeakertjes. Immers, Okja, zoals een van die superbiggen heet, is immens, zeker tien keer zo groot als de kleine Mija (Ahn Seo-hyeon) die in de bergen ergens in Zuid-Korea voor hem/haar/het zorgt. Het visueel uitbeelden van het bijzondere dier werkt perfect, zodat we in de emoties van Okja, als het ware, kunnen geloven. Angst. Verdriet. Liefde. Maar net als Biggetje Goedhart van Beatrice Potter moet Okja van Bong naar de markt, die van Miranda en haar ‘Company’. Geholpen door dierenactivisten probeert Mija hem te bevrijden, maar ze stuit op de uitvergrote monstruositeit van de intensieve veehouderij: duizenden GM-biggen die onder verschrikkelijke omstandigheden worden voorbereid voor de slacht.
Er zijn doldwaze achtervolgingen en spannende vechtpartijen, maar ook vlijmscherpe satire en een echte poging van de regisseur om empathie bij de kijker te wekken, voor de hoofdrolspelers, maar ook voor Okja. De grootste prestatie van Bong Joon-ho is dat onze identificatie met meisje en varken nooit afzakt in sentimentaliteit. Hoe lief beiden ook zijn, de focus blijft genadeloos op de nachtmerrie van het uitbuiten van mens en wereld door het grootkapitaal. Dat de kijker dit in de veiligheid van de eigen leefruimte beleeft, is zo bezien heel gepast.
Nu te streamen via Netflix