
De dag voordat Arre Zuurmond beëdigd werd tot gemeentelijke ombudsman van Amsterdam vroeg hij, vermomd als zwerver, een slaapplaats aan. Alleen de directeur van de sociale dienst was op de hoogte. Zuurmond zou in geldproblemen verkeren door een echtscheiding met torenhoge schulden. Hij liet zijn pak en stropdas in de kast hangen en klopte in sobere kledij aan bij het daklozenloket van de gemeente. Na een viertal intakegesprekken was zijn aanvraag rond: hij had recht op een bed. Maar er was een wachtlijst van acht maanden. De loketbediende adviseerde hem in de tussentijd bij een vriend te logeren. Maar de pseudo-dakloze ombudsman kon niet terecht bij zijn goede vriend, want die was bijstandsgerechtigd en zou gekort worden op zijn uitkering.
Zijn eerste missie als kersverse ombudsman was duidelijk: Zuurmond ging op zoek naar een duurzame oplossing voor het grote aantal nieuwe daklozen van Amsterdam. Begin oktober 2013 bracht hij een handvol directeuren van belanghebbende organisaties samen. De vraag die hij op tafel wierp: wat zou er gebeuren als een deel van de veertigduizend bijstandsgerechtigden in Amsterdam een dakloze in huis neemt? En als ze daar ook een mooi centje voor terug zouden krijgen?
Binnen vijf minuten had de groep vijf regels bedacht die zich tegen de regeling verzetten: de Huurwet, de kostendelersnorm, het familierecht, de Belastingwet en de Participatiewet. Maar het experiment moest er komen. Het duurde ongeveer een jaar voordat juristen zogeheten workarounds hadden gevonden om de regels te omzeilen.
‘Kopje koffie?’ vraagt Olivier met een mok dampende koffie in zijn hand. ‘Meer kunnen we momenteel niet betalen.’ We hebben plaatsgenomen aan een krakkemikkige tafel in de woonkamer. Olivier (53) en Cornelus (67) kenden elkaar al voor ze gebruik maakten van Onder de Pannen, zoals het project is gaan heten. ‘Ik zag Olivier voor het eerst in de coffeeshop. Hij had vooral contact met zijn computertje.’ Cornelus zegt het met een guitige glimlach. ‘Maar we gingen al snel bij elkaar zitten.’ Olivier leefde toen op straat. Daarvoor runde hij een van de eerste internetcafés in Amsterdam-Oost, het was dé ontmoetingsplek voor al wat young and geeky was. Maar in 2000 sloeg het noodlot hard toe: zijn vader overleed ten gevolge van een medicijnverslaving, na jaren in een zombie-modus te hebben verkeerd. De dood van zijn vader deed Olivier in een zware depressie wegglijden. Zijn internetcafé werd opgedoekt, hij verloor zijn woning door een te hoge hypotheek, het netwerk waarop hij kon terugvallen verdween geleidelijk en uiteindelijk belandde Olivier op straat.
Het boterde zo goed tussen de twee dat Olivier al na een paar weken aan Cornelus vroeg of hij een extra kamer ter beschikking had. Cornelus zag het meteen zitten, want hij woonde alleen, was arbeidsongeschikt en kon wel wat gezelschap gebruiken. Op 18 december 2015 trok Olivier bij Cornelus in.
De sociale woning van Cornelus is klein. De huurprijs bedraagt zeshonderd euro per maand. Er is één slaapkamer, een petieterig balkon, een basic keuken en een bescheiden huiskamer met een afgedankte stoel die dienst doet als bed van Olivier. De kamer staat vol met kunstwerken, een mix van schilder- en beeldhouwkunst.
Het tweetal woont nu drie weken samen. Olivier geeft toe dat het begin best moeilijk was. ‘Jezus, wat een troep, dacht ik de eerste keer toen ik hier binnenkwam.’ Hij wijst: ‘De rommel die je daar nog ziet, was overal. In de keuken, op het balkon, hier in de huiskamer.’ Olivier wilde een schoon huis, maar zijn opruimwoede had nog een andere reden: ‘Ik wilde het vertrouwen van Cornelus winnen. Als je iemand in huis neemt, is dat erg belangrijk.’
Olivier moest zich aanpassen aan het ritme van Cornelus. ‘Hij slaapt veel. Meestal meer dan zestien uur per dag. Dat is een bijwerking van de medicijnen die hij inneemt. Cornelus was vroeger proefpersoon bij medicijnonderzoeken en de geneesmiddelen hebben hem danig in de war gebracht.’ Hij heeft de neiging om slecht voor zichzelf te zorgen, merkte Olivier, om weinig te eten en zich niet tijdig te wassen.
De twee lijken geen geheimen te hebben voor elkaar. Cornelus luistert aandachtig naar Olivier en gooit er af en toe een zinnetje tussen, maar blijft op de achtergrond. ‘Ik heb niet zo veel te vertellen. Ik ben ook veel vergeten door de medicatie.’ Olivier verandert prompt van onderwerp, in een poging het gesprek op te vrolijken: ‘Samen zijn is gezelliger dan alleen. We eten samen, we praten met elkaar en we zorgen voor elkaar. Cornelus is mijn vertrouwenspersoon, bij hem kom ik thuis.’
Cornelus vertelt dat hij zich lang alleen heeft gevoeld in de stad: ‘Het is moeilijk om in Amsterdam een vriendschap op te bouwen. Ik voelde me gevangen in een kooi die Amsterdam heet, zonder mijn familie en zonder vrienden. Maar nu heb ik Olivier.’
Het Onder de Pannen-concept is simpel: een dakloze huurt gedurende één jaar een kamer bij een (on)bekende. De huur van de kamer stort De Regenboog maandelijks op de bankrekening van de verhuurder. Dit wordt gedaan omdat de voormalige dakloze vaak met een schuldenberg zit of wacht op een uitkering en daardoor de maandhuur nog niet kan betalen. De huurder moet wel tegen het einde van de verbintenis alles terugbetaald hebben aan De Regenboog.
Het eerste Onder de Pannen-contract kwam tot stand in maart 2015. In de winter van 2016 hebben dertig mensen op deze manier een plek gevonden.
De deelnemers mogen niet verslaafd zijn of patiënt in de psychiatrie, vaak zijn het mensen die net één tegenslag te veel moesten incasseren. Denk aan een zzp’er die de eindjes nog maar moeilijk aan elkaar weet te knopen, aan gescheiden mensen met huizenhoge schulden of aan iemand die na de dood van een familielid in een depressie is beland en de enveloppen met rekeningen niet meer opende.
Om toegelaten te worden moeten deze nieuwe daklozen perspectief hebben op verbetering van de financiële situatie. Ze moeten actief op zoek zijn naar een woonruimte, maatschappelijke hulp willen aanvaarden en een regiobinding met Amsterdam hebben. Coördinator Ester Winkelhuis beoordeelt alle kandidaten persoonlijk. Als iemand niet aanspreekbaar is op zijn gedrag, chagrijnig uit de hoek komt of flink stinkt, dan kan Winkelhuis de dakloze niet laten doorgaan.

Als de huurder eenmaal gekozen is, wordt die gelinkt aan een verhuurder. Verhuurders melden zich meestal aan om zich minder eenzaam te voelen, om mensen in nood te helpen of om een centje bij te verdienen. De huur ligt tussen de 275 en 325 euro per maand en er moet nog vijftig euro bijgedragen worden voor elektriciteit, gas en water.
Ook de verhuurder moet aan enkele voorwaarden voldoen: een leven dat goed op orde is, een sociale instelling, een sterke persoonlijkheid en minimaal een driekamerwoning. Is er een match tussen beide partijen, dan treedt een hele procedure in werking. Eerst maakt het koppel kennis op neutraal terrein, in een café of in een van de gebouwen van De Regenboog. Daarna krijgen ze een paar dagen bedenktijd en volgt er een bezoek bij de verhuurder thuis. Belangrijk is dat beiden volmondig ‘ja’ zeggen. Verhuurder en huurder bepalen samen de huisregels en geven antwoord op vragen als: wie doucht wanneer? Is roken toegestaan? Wat met het televisiegebruik? Mogen vrienden langskomen?
De huurovereenkomst geldt voor twaalf maanden minus één dag, want bij een volledig jaar treedt de huurderbescherming in werking. Een verlenging is daarom ook niet mogelijk. Als de huurder na een jaar zijn leven nog niet helemaal op de rails heeft, kijkt De Regenboog of hij nog een jaar elders geplaatst kan worden. De huurder moet dan wel kunnen aantonen dat hij of zij er alles aan heeft gedaan om een nieuwe woning te vinden.
Met gestrekte wijsvinger tekent Amir twee kleine cirkels op een stoel. ‘Dit is Khadija, en dat ben ik.’ Hij zoekt het midden tussen de cirkels en gaat verder: ‘De waarheid ligt ergens in het midden. Niemand heeft ooit honderd procent gelijk. Gelukkig zijn Khadija en ik twee mensen die naar het midden neigen en compromissen sluiten.’
Khadija (63) en Amir (37) werden in oktober 2015 aan elkaar gekoppeld via Onder de Pannen. Het klikte meteen tussen de twee. Amir nam al kort na de eerste ontmoeting zijn intrek in Khadija’s huis vlak bij het Oosterpark. Hij behoort tot de grote groep mensen die wel willen werken, maar niet in aanmerking komen voor sociale huur omdat ze niet lang genoeg ingeschreven staan. Hij verdiende te weinig om iets te kopen en belandde op straat.
Vandaag koken ze samen, op het menu staat kalfstajine op Marokkaanse wijze, een specialiteit van Amir. Amir reikt de schorten aan en geeft nauwkeurig instructies bij het snijden van de groenten. ‘Toen ik alleen woonde, ging ik elke dag na mijn werk twee uur wandelen’, vertelt Khadija terwijl ze de zoete aardappel zorgvuldig in grote stukken snijdt. ‘Maar nu Amir er is, is wandelen helemaal aan de kant gezet. We koken elke middag samen en het eten smaakt gewoon beter met Amir.’
Khadija, een goedlachse Marokkaanse, is medisch secretaresse en verdient goed. Voor die 350 euro extra per maand doet ze het niet. Wel vereenzaamde ze nadat haar kinderen het huis uit waren gegaan en snakte ze naar sociaal contact. Maar er was nog een reden om iemand in huis te nemen: Khadija voelde zich onveilig in haar buurt. Daarom koos ze bewust voor een man die haar kon beschermen: ‘Vroeger kon ik moeilijk diep slapen. Ik dacht heel de tijd dat straatjongens zouden inbreken. Maar sinds Amir er is, slaap ik als een blok.’
Als het hakken van de groenten voorbij is en de tajine enkele uren op het vuur moet staan pruttelen, is het tijd voor hun gebruikelijke ‘sigaret met koffie’-momentje op het terras. Amir haalt een roze briquet van wel twintig centimeter te voorschijn met het opschrift I love you en steekt zijn sigaret aan. De sfeer is uitgelaten: Khadija vertelt over de grappige dingen die ze met Amir meemaakt. ‘Gisteren nog stuurde ik Amir om één uur ’s nachts een sms’je: “Ik heb zin in een omelet”, en hij was zo vriendelijk om uit zijn bed te komen en een ei voor me te bakken. Maar toen de omelet klaar was, lag ik al weer te slapen en stond hij daar met zijn koekenpan vol met eieren.’ Khadija proest het uit. Amir rolt met zijn ogen, steekt zijn vinger op en zegt: ‘En dat is niet de eerste keer.’ Khadija valt bijna van haar stoel van het lachen.
Voor Amir is Khadija de tweede Onder de Pannen-koppeling. Hij woonde eerst bij Lauranne, maar daar is het misgelopen. Amir had geld geleend van enkele louche types die achter hem aan kwamen. Hij wilde het geld gauw terugverdienen door te gokken in het casino. Maar in plaats van geld in het laatje te brengen, heeft hij het allemaal opgesoupeerd. Lauranne wilde niet meer met hem samenwonen. ‘Ik ben blij dat De Regenboog mij een tweede kans heeft gegeven.’
Khadija is sceptisch over de duur van het project: ‘Een jaar lijkt lang. Het geeft de mogelijkheid wat op adem te komen, maar in werkelijkheid is een jaar zo voorbij. Ik wil Amir niet meer laten gaan, ik ben zo gehecht aan hem dat ik hem al mis als hij aan het werk is.’
‘veertienduizend Amsterdammers stellen via Airbnb hun woning ter beschikking, veertienduizend eenheden! Dit maakt pijnlijk duidelijk dat ontiegelijk veel woonruimte onbenut blijft.’ Ombudsman Arre Zuurmond ziet Onder de Pannen als een nieuwe vorm van wonen die past bij de noden van deze tijd. ‘De gemeente denkt in woningen, maar ik denk in wonen. En dat maakt een groot verschil, want woningen zijn er niet genoeg. Maar er is wel genoeg ruimte.’ Hij vinkt een denkbeeldig lijstje af met de mogelijke oorzaken van al die leegstand: kinderen uit huis, een buitenlandse baan, een latrelatie, mantelzorg ver van huis, een echtscheiding of een overlijden.
Zuurmond, een man van midden vijftig met half lang grijs haar en een vastberaden blik, ziet er ontspannen uit. Aan nieuwe daklozen is er geen gebrek, vertelt hij, maar het vinden van verhuurders verloopt moeizamer. Hij gelooft dat een doolhof van regeltjes de mensen tegenhoudt: ‘Het bijzondere is dat verhuurders geen angst hebben voor de dakloze, maar wel voor de overheid. Ze hangen met zoveel touwtjes vast aan regelingen dat ze bijna niet kunnen bewegen. Ze zijn bang dat hun bijstand gekort wordt, of dat de huurtoeslag, soms jaren later, met terugwerkende kracht wordt teruggevorderd.’ De overheid is tegenwoordig zo op efficiency gefocust dat de mens uit beeld is verdwenen, vindt Zuurmond. Hij merkte dat ook toen hij als vermomde dakloze een uitkering wilde aanvragen. ‘Ambtenaren, directeuren en politici hadden moeite om onbevangen naar mij te luisteren. Kijken, luisteren en voelen wordt sterk beheerst door een systeem waarin alles moet renderen. Maar het is “renderen” binnen het eigen hokje, er wordt niet gedacht in termen van maatschappelijke waarde.’
Bij Olivier en Cornelus staat er vanavond spaghetti met bolognesesaus op tafel. Ze wonen inmiddels vijf maanden samen. ‘We kunnen nu zelf koken en zijn niet meer aangewezen op maaltijden van De Regenboog of Moeder Teresa’, zegt Olivier. De woonkamer is nog steeds bezaaid met hoopjes rommel, maar het oogt wel overzichtelijker.
De eerste weken verliepen stroef, geeft Olivier toe, maar langzaam werd het beter. Vooral doordat Cornelus minder medicijnen ging slikken. ‘Aanvankelijk was Cornelus nog in de war. Maar ik spoorde hem aan af te bouwen. Met de begeleiding van een arts ging hij geleidelijk van een hele pil naar een kwart, en nu is hij helderder. Onze gesprekken zijn veel beter.’ Cornelus knikt instemmend. ‘Mijn geheugen laat me nog steeds wel eens in de steek. Maar ik ben al iets alerter.’
Voordat Olivier bij Cornelus woonde kon hij al zes maanden zijn zorgverzekering van tachtig euro per maand niet betalen, maar nu hij een legaal adres heeft, krijgt hij een bijstandsuitkering van 975 euro en heeft hij zijn betalingsachterstand langzaam maar zeker weggewerkt. Hij zet stappen die tot voor kort ondenkbaar waren. ‘Ik kan me nu beter wassen en kleden en heb bijvoorbeeld ook genoeg geld voor een smartphone.’ Dagelijks zoekt hij daarmee op het internet naar vacatures.
Ook met Cornelus gaat het financieel beter. Tot voor kort had hij slechts zeventig euro leefgeld per week, maar nu draagt Olivier bij in de kosten van levensonderhoud. Hij maakt zich druk om de verrechtsing van de Europese politiek. Wilders, Le Pen, Sarkozy, Trump… ze komen allemaal aan bod. ‘Ik zie de solidariteit niet meteen toenemen’, zegt hij aangedaan.
In twee jaar tijd heeft Onder de Pannen slechts dertig koppelingen tot stand kunnen brengen. Hiervan vonden vier huurders zelf een woonst voordat het contract afliep. Bij één koppel klikte het niet en heeft de huurder een alternatief gevonden. Er zijn twee koppels die bij elkaar blijven wonen onder de regeling, waaronder Cornelus en Olivier.
Ester Winkelhuis geeft toe dat de verleiding soms groot was om de stekker eruit te trekken. De maatschappelijke weerstand blijft groot en het project vraagt veel inspanning van de werknemers van De Regenboog. Dat is ook een verklaring voor de afwezigheid van soortgelijke projecten in Nederland. Maar een grote stimulans is dat de gemeente wakker is geschud. ‘Belangrijker dan het aantal koppelingen is de hulp van de gemeente.’ Zo is de gemeente van plan om mensen met een bijstandsuitkering een vrijblijvende, informerende brief te sturen over het feit dat ze ongeveer 150 euro per maand over kunnen houden als ze iemand in huis nemen.
Het slechte imago van daklozen is een belangrijke handicap bij het vinden van verhuurders. ‘Mensen denken dan vooral aan een vervuilde zwerver die zijn miserie zelf heeft gezocht’, zegt Winkelhuis. Ook bij collega’s ontmoet ze regelmatig scepsis. ‘Het is als een dove bij een blinde zetten, zeggen ze dan. Maar ik zie het totaal anders. Een dove en een blinde zijn toch niet kwetsbaar op hetzelfde vlak?’ Ze verheft haar stem: ‘Mensen zijn niet kwetsbaar over heel de lijn, ze zijn kwetsbaar op bepaalde gebieden. Je kunt bijvoorbeeld gedeeltelijk kwetsbaar zijn doordat je geen dak boven je hoofd hebt, of door je psychische toestand. Maar iemand als volledig kwetsbaar bestempelen is voor mij een brug te ver.’
Ze neemt de koppels Cornelus en Olivier en Khadija en Amir als voorbeeld. ‘Khadija is minder kwetsbaar dan Cornelus en Amir is minder kwetsbaar dan Olivier. Maar het is verraderlijk, want Amir ziet er misschien deftig uit, maar hij kan niet goed met geld omgaan. Hij is altijd leuk gekleed, maar dat kost geld en dat heeft Amir niet. Olivier kan zijn geld veel beter beheren. Hij had nog geen uitkering toen hij bij Onder de Pannen begon, maar sinds hij die heeft, betaalt hij netjes de huur en is zijn achterstand bijgewerkt. Amir heeft wel nog een flinke huurschuld bij De Regenboog.’
De Amsterdamse SP-wethouder Arjan Vliegenthart ziet Onder de Pannen als een doorbraakproject, omdat de gemeente een nieuwe, meer participatieve houding aanneemt: ‘Ik zie niet zozeer een verandering in het beleid van de gemeente, als wel een verandering in het luistergedrag. Er wordt echt geluisterd naar alternatieven.’ De wethouder is ondanks de kleinschaligheid nog steeds optimistisch. ‘Moeilijke problemen kunnen wel degelijk opgelost worden als je maar eventjes over het hekje van je eigen beleidsdomein weet te stappen.’
Khadija en Amir ploffen op de leren bank en leunen relaxed achterover. Op het bijzettafeltje staat een kom popcorn, een pakje gevulde koeken van Albert Heijn en een kan water met rode bessen en limoen. Alle ingrediënten voor een geslaagde filmavond. Amir vertelt dat hij en Khadija besloten hebben het appartement na Onder de Pannen samen te huren: ‘Een jaar is te kort, het klikt gewoon heel goed met Khadija. En ik wil ook niet weer aan een andere persoon voorgesteld worden.’ Terwijl Khadija een houten kast met dvd’s opent om de geschikte film eruit te halen, zegt ze: ‘We hebben ook meningsverschillen hoor. De kleine dingen, die ergeren soms. Ik vind het bijvoorbeeld niet leuk als Amir niet mee naar televisie kijkt.’ Amir heeft het gevoel Khadija al jaren te kennen, omdat hij haar van weerwoord durft te voorzien: ‘Ik ga dan tegen haar in en zeg: “Ik heb nu geen zin om tv te kijken.” En dat toont dat ik me erg op mijn gemak voel.’
‘Aha, die film zocht ik’, zegt Khadija. Ze kiest voor haar favoriet: To Sir, with Love (1967) van James Clavell. De thematiek van de film past in het rijtje van Blackboard Jungle (1955), Dead Poets Society (1989) en Dangerous Minds (1995): het gaat over een paar onhandelbare leerlingen die een inspirerende leraar dan toch tot bedaren weet te brengen. Deze keer geen babe als Michelle Pfeiffer of een innemende Robin Williams, maar een zwarte man gespeeld door Sidney Poitier. Zijn personage, Mark Thackeray, weet alle sixties-kapsels op het einde van de film uit hun schulp te halen en leert hun dat multiculturaliteit een pluspunt is.
Als Khadija de dvd uit de recorder haalt, zegt ze even grappend als trots: ‘Bij Amir is het ook zo gegaan. Hij was eerst wat teruggetrokken, en ik heb hem uit zijn holletje gehaald.’