Een van de fascinerende aspecten van De afvallige is dat Van Aken alles op z’n kop zet in zijn indrukwekkende achronologische verhaal vol achtervolgingen, zoektochten, vluchtpogingen, moordpartijen, samenzweringen, heftige oorlogstaferelen, opbloeiende en afbladderende liefdes en een hilarische zelfmutilatie van een bisschop die ‘Vitalis’ heet. De lezer zit midden in het aftakelende Romeinse Rijk van afvallige keizers.

De verteller van De afvallige is een voormalig straatschoffie dat na een aardbeving liefdevol wordt opgenomen door mannen met een plan, onder wie Vitalis, die hem ’s nachts bezoekt. Uiteindelijk ontwikkelt die verteller, Dido van Massilia, zich tot ijlbode van de keizer en is hij getuige van het sterven, na een aanslag, van keizer Julianus ten tijde van de mislukte Perzische Veldtocht. In de proloog wordt al duidelijk dat de andere hoofdpersoon van De afvallige, de dipsomane dronkelap, wijnhuizeneigenaar, charlatan en toevallige doedelzakbespeler Swintharik uit Trier, een aandeel in die moord heeft gehad, maar welk? Hij wordt verraden en opgejaagd, en dertien jaar na de moord doet hij zich voor als pilaarheilige: ‘Op een dag besloot een man om op een zuil te gaan zitten en er niet meer af te komen totdat hij zijn leven had overdacht.’ De lezer is al snel gewaarschuwd dat er van die openingszin niet veel klopt. En wie zich druk maakt om de historische betrouwbaarheid van Jan van Akens volumineuze roman, moet maar eens denken aan de betrouwbaarheid van de geschriften van Tacitus. De humoristische knipogen die Van Aken geeft zijn talrijk en slim. En dan is er de liefde, die aarzelend of wat gretiger wordt geconsumeerd, maar altijd gaat gepaard gaat met hardnekkige verlatingsneigingen. De mooiste vrouwenfiguur is Alêtis, die zowel jong als oud is en al vroeg van haar geloof is gevallen omdat wraakzuchtige christenen haar tempel hebben verwoest en haar behoeders vermoord. Zij raakt verstrikt in het zwerversbestaan van Swintharik. Zij beheerst de kunst van de gedaanteverwisseling ‘en ze wist dat ze niet kon weglopen zonder te weten wat de rol van Swintharik was geweest in haar rampspoed’.

Het is niet aan mij om de ingenieuze plot hier uit de doeken te doen. Effectiever is het om nog iets te zeggen over het actuele van De afvallige. Als iemand beweert dat het Romeinse Rijk eeuwige macht zal uitoefenen, reageert verteller Dido zo: ‘Juist hieraan zal het ten onder gaan: te lange wegen, te langzame uitwisseling van berichten en luie, wijndoordrenkte functionarissen. God beware ons wanneer er eens een echte dreiging komt.’ De lezer denkt daarbij aan alle wereldmachten op lemen voeten. En dan is er Syrdon, de paardenknecht van de ketterse vader van Swintharik die opeens verdwijnt en veel later weer in een andere gedaante opduikt. Hij is thuis bij de Romeinen én bij de woeste wilden. De beschaving vreest hij meer dan de barbaren.

Uiteindelijk gaat Van Akens heimelijke debat over noodlot en eigen wil. Waarom hechten mensen zoveel waarde aan religie? Hoe ontkomen we aan die ‘dodelijke omstrengeling’ van kerk en staat? Is het mogelijk om het lot in eigen hand te nemen of bepaalt de keizer, de veldheer, het orakel of (een) God wat er gaat gebeuren? De grootvader van Swintharik zegt tegen zijn kleinzoon: ‘Jij leeft te veel in een wereld van zwaarden en paarden. De wapens van de toekomst zijn echter pen en verstand.’ Geloof het maar niet.

Aan het slot van De afvallige zijn er nogal wat keizers gesneuveld, maar aan de godsdienststrijd tussen de christenen en de ‘barbaren’ is geen eind gekomen. Die strijd is nog steeds aan de gang.

Met De afvallige heeft Jan van Aken zijn magnum opus geschreven, een roman met epische allure, een boek waarvoor ik een buiging maak.

Jan van Aken

De afvallige

Querido, 607 blz., € 22,50