Ik zie de Surinaamse Helen in de kantine en ik zeg, Helen wat doe jij in de kantine, moet jij nu niet in de les zijn, en dan zegt Helen, meester Jansen heeft mij eruit gestuurd maar ik heb niks gedaan, sómaar…

«Kom maar mee Helen, meester Jansen stuurt je er nooit zomaar uit, kom maar hier zitten, je krijgt straf van me.»

«Waarom krijg ik straf, ik heb niks gedaan, meester Jansen stuurt mij er zomaar uit, hij wil niet eens naar mij luisteren, en jij wil ook niet.»

«Jij wil ook niet?»

«U wil ook niet naar mij luisteren. Niemand luistert naar mij.»

En ja hoor, daar biggelen de eerste tranen over de donkere wangen van dit dertienjarige meisje, dat er dagelijks uitgestuurd wordt, dat nooit niets gedaan heeft, en waar ik vandaag, kennelijk, geen geduld mee heb. Wat heeft het nog voor zin naar haar te luisteren, met haar te praten? Eerlijk is eerlijk, haar nu strafwerk laten maken heeft ook helemaal geen zin, maar ik weet even niets beters. Ik zeg dat ze tegenover mij aan het bureau moet gaan zitten, leg een leesboekje voor haar neer, met een paar proefwerkblaadjes erbij, en ik zeg: begin maar te schrijven, als je voor het einde van de les genoeg hebt gedaan, hou ik je vanmiddag niet na. Als je nu niks doet, zit je hier vanmiddag nog een uur.

«En waarom wil jij niet…»

«Jij?»

«En waarom wilt u niet naar mij luisteren? Waarom wil niemand naar mij luisteren? Ik heb echt verdriet!»

Naar Helen luisteren, daar heb ik geen zin in, omdat Helen toch altijd haar eigen verhaal vertelt, en ik wil haar vandaag de kans niet geven zichzelf te rechtvaardigen. Het verhaal dat meester Jansen straks zal vertellen, weet ik nu al, zal heel anders klinken. Helen kan zich onmogelijk gedragen; maar blijven schreeuwen, anderen opstoken, geen minuut stil kunnen zijn, het hoogste woord willen hebben, en houden. Nu moet ze maar eens even niks zeggen, en schrijven.

Maar dat verdriet intrigeert mij. Ik heb echt verdriet — hoe komt ze d’r bij? Wat heeft het ermee te maken? Waar doelt ze op? Dus ik zeg: goed Helen, ik luister naar je. Wat voor verdriet heb je dan?

«Mijn broertje is verbrand!»

«O?»

«Daarom ben ik de hele dag boos.»

«Hoe oud is je broertje?»

«Hij is vier jaar. Mijn nichtje heeft hem in kokend water geduwd. Hij is vanaf zijn borst naar beneden helemaal verbrand en hij ligt in het ziekenhuis. Maar ik ben blij dat hij nog leeft maar ik heb heel veel verdriet.»

Ik moet eerlijk zeggen, toen Helen in de kantine stond, daar stond te praten met een paar vriendinnen die wel vrij waren, leek het er niet op dat ze zoveel verdriet had. Anderzijds denk ik ook niet dat ze dit verzint. Wel denk ik dat ze dit verhaal gebruikt — om zichzelf, als altijd, te rechtvaardigen.

Maar ik denk vooral dat ze aandacht nodig heeft.

«Dus als ik het goed begrijp Helen, was je boos in de klas omdat je zoveel verdriet had van je broertje, en toen gebeurde er iets waardoor meester Jansen je eruit stuurde.»

«De meester zei we moeten werken maar ik snapte iets niet en hij wilde mij niet helpen en toen ging ik op de tafel schrijven en toen zei de meester dat ik eruit moest.»

«Je weet dat je niet op de tafel mag schrijven…»

«Ja maar ik heb het toch weer uitgeveegd! En de meester begrijpt niet dat ik boos ben en verdriet heb, en hij wil helemaal niet naar mij luisteren want ik zei tegen de meester sorry maar hij zei nee je moet eruit. Toen ben ik naar de kantine gekomen.»

Misschien is dat broertje inderdaad verbrand. Zeker is dat Helen niet bij haar moeder woont — in de regel wel, maar moeder zit nu in Suriname, alwaar het ongeluk met haar broertje geschiedde. Moeder is vaker weg, Helen logeert her en der. Ik heb moeder een paar keer gesproken. Helen kan hard zijn, hard schreeuwen, het is een taaie, maar moeder is nog tien keer harder. Moeder zegt dat Helen altijd terug moet slaan als ze door andere kinderen wordt geslagen, en terug moet spugen als ze door andere kinderen wordt gespuugd, moeder zegt dat ze haar kinderen leert zichzelf te verdedigen, maar moeder pikt het niet als Helen niet naar de meester luistert, dan kan Helen een klap krijgen, dat weet ze toch? Helen zit daar dan verlegen lachend bij. Bang voor haar moeder lijkt ze niet echt, behalve als moeder zich kwaad maakt en geen geduld meer met haar heeft. De blik die moeder dan in haar ogen heeft, maakt zelfs mij bang, en ik zíe Helen onder die blik ineenkrimpen. Tegenover ons, docenten, heb ik haar dat nog nooit zien doen.