Geen van onze klassen is makkelijk, maar P3 spant de kroon. Vandaag zijn het de ruziënde Kwabena en Kitson die een handenarbeiddocent tot wanhoop drijven. Omdat ik voor de kinderen «de directeur» ben, haalt deze docent mij erbij, en ik neem de jongens mee naar mijn kamer.

Ik geef nauwelijks nog les, ben de hele dag bezig dit soort brandjes te blussen. Maar, zeg ik tegen mezelf, zijn dit eigenlijk niet de momenten waar het op onze praktijkschool om gaat? Meer dan om welk vak ook, waar onze leerlingen toch nooit in zullen uitblinken.

Eerst luister ik maar eens. Duidelijk wordt dat op een zeker moment Kwabena, dertien jaar, Ghanees, vloeiend Nederlands en Engels sprekend, «go fuck yourself» tegen Kitson heeft gezegd en hem bovendien voor «motherfucker» heeft uitgemaakt — taalgebruik dat voor Kwabena eigenlijk ongewoon is, want zo stoer is dit jochie niet. Op mij maakt de kleine Kwabena, omdat hij altijd boos wordt als hij zijn zin niet krijgt, de indruk van een moederskindje dat hopeloos met zichzelf in de knoop zit.

Kitson is een heel ander jochie, een schoffie zo van straat geplukt, die de beledigingen van Kwabena met een bedreiging heeft beantwoord: «Ik ga je steken.» Kitson is ook dertien jaar en even klein als Kwabena, maar afkomstig van de Antillen. Hij is op onze zwarte praktijkschool de enige leerling met een gouden tand.

Kwabena doet zijn verhaal op de merkwaardige manier hem eigen, alsof het hem allemaal eigenlijk niks kan schelen. Wat zou hij zich nog bemoeien met een wereld die zo onrechtvaar dig is? Bijna achteloos vertelt hij dat Kitson hem gisteren na schooltijd is «gevolgd», meegelopen naar de tramhalte, mee de tram in is gegaan, en ook nog mee de metro in. Ik weet dat Kitson niks te zoeken heeft in tram en metro, hij woont vlak bij school. Pas toen Kwabena thuis was, is ook Kitson naar huis gegaan. Ik begrijp nu dat dat motherfucker van vanochtend niet uit de lucht is komen vallen.

Uiteraard verdraait Kitson Kwabena’s versie een kwartslag. Hij zegt dat hij Kwabena niet is gevolgd, hij ging naar een vriend die bij Kwabena in de buurt woont. En hij heeft Kwabena ook niet geschopt, hij maakte alleen maar een soort zijwaartse hakbeweging, zoals voetballers doen (hij doet het voor), waarbij hij Kwabena per ongeluk raakte.

Kitson voelt wel dat hij zwak staat en hij besluit zijn verdediging met een aanval: waarom moest Kwabena vandaag motherfucker tegen hem zeggen? Dat moet hij niet doen, dan wordt hij boos. Kwabena kan het niet laten daar onmiddellijk op te reageren, schamper en half achteloos, door te zeggen dat hij toch al sorry heeft gezegd en dat als Kitson hem dan zo graag wil steken, hij dat dan maar moet doen. Hij kijkt naar de muur en blijft herhalen: «Steek mij dan maar hoor.»

Het is niet de eerste keer dat ik het contact met Kwabena kwijtraak. Die jongen, denk ik, zit toch niet goed bij ons. Soms loopt hij gewoon weg, de school uit, maar hij komt wel altijd weer terug, uit zichzelf, en dan valt meestal wel weer met hem te praten.

Kitson vindt het sorry van Kwabena voor dat motherfucker «makkelijk». Ik schrik ervan hoe vuil de nog zo kleine Kitson daarbij kan kijken. Eerlijk gezegd heeft het me verbaasd dat het nog zo lang heeft geduurd eer we problemen kregen met dit jochie. Hij was aanvankelijk een heel coöperatieve leerling en prettig in de omgang. Nu pas, na een paar maanden, verschijnt een veel hardere Kitson ten tonele. Ik begrijp nu ook beter hoe hij zich in de klas tot een leider is gaan ontpoppen: anderen hebben het er eenvoudig niet voor over een Kwabena, die kennelijk weigert zich te onderwerpen, een uur lang te volgen, tot in de Bijlmer. Van dat volgen gaat een dreiging uit die mij, juist omdat Kitson nog zo klein is, de rillingen over de rug doen lopen.

Kitson woont bij zijn moeder. Maar het telefoonnummer dat ik in mijn map heb blijkt verouderd. Het jochie houdt vol dat hij het nieuwe nummer niet kent. «Dan ga je nu naar huis en nu je moeder halen, en als ze niet thuis is neem je in ieder geval het nieuwe nummer mee.» Aanvankelijk, tot mijn verbazing, weigert Kitson naar huis te gaan. Ik moet hem zelfs begeleiden naar de uitgang van de school en daarna duurt het nog een tijd voordat hij van het schoolplein is verdwenen.

Ik blijf in twijfel achter. Zal ik hem vandaag nog terugzien, met zijn moeder? Of blijft hij gewoon weg? Ik neem me voor in dat geval langs zijn huis te gaan. Dit waren de momenten waar het op deze school om ging — ik kan nu niet verzaken.