
‘Kupido Kakkerlak werd niet op de gewone manier uit zijn moeders lichaam geboren, maar uitgebroed uit de verhalen die ze vertelde.’ Met deze veelbelovende zin opent het eerste van de drie delen van deze roman, waaraan de Zuid-Afrikaanse schrijver André Brink (1935) in 1986 begon en die hij voor zijn zeventigste afmaakte. Kakkerlak is een historische figuur (1760-1825, de nadagen van de voc), de eerste hottentot (Khoi) die tot zendeling werd benoemd. Het begin is met de mythische geboorte en jeugd waarin Kupido een fabuleuze jager blijkt vooral een wonderlijk verhaal over de eerste veertig jaar. Geboeid door de spiegels van marskramer Servaas Ziervogel trekt hij met hem de wijde wereld in. Zelfs Anna Vigilant, befaamd zeepziedster van wie de vonken af schieten, kan de (rokken)jager niet temmen. Dat gebeurt door een Nederlandse zendeling die Kakkerlak met geweld een kind van de Heer maakte. Kakkerlak leert lezen en schrijven. Zijn geloofsijver is zo sterk dat hij de bijbel bladzij voor bladzij opeet.
De wedergeboorte wordt verteld door Read, een Engelse zendeling, die de vitale bosjesman een warm hart toedraagt, maar ook met bevreemding beziet hoe Kupido God in krasse termen toespreekt en op hoge poten brieven schrijft. Hij heeft het nodige te klagen wanneer hij in het derde deel belast wordt met de stichting van een gemeente in een streek waar alleen stenen naar hem luisteren. De mensen verstaan zijn preken niet eens. Dan wordt het een heel treurige geschiedenis, die ermee eindigt dat hij door het Londense Zendinggenootschap totaal aan zijn lot wordt overgelaten. Eenzaam en verlaten vertrekt Kupido met de langskomende Arend, een ontsnapte slaaf. Op de bok van de wagen zit een sprinkhaan, een van de gedaanten die de hottentotgod Heits-Eibib aannam. ‘Een waar verhaal’, noemt Brink de roman en hij vertelt achterin hoe inspirerend juist de gaten in de documenten waren. Een bijzonder effect ontstaat door het contrast tussen de mythologische verteltrant in het eerste deel, die het stempel draagt van een orale cultuur, en de zuinige observaties van Read, die ten slotte het (zwarte) vlees verkiest boven het veeleisende Woord.
Een apart verhaal, ook in het boek, is dat over de Nederlandse zendeling Van der Kemp, voormalig militair geneesheer, wetenschapper en filosoof, die al eerder in Brinks romans opdook. Het is zelfs de vraag of de Nederlander zelf in zijn Kaapse missie geloofde.