Het is mooi dat een boek dat vermag. Dat het, voor het eerst sinds zo’n 25 jaar weer bewust uit de kast gehaald, louter op grond van zijn fysieke kenmerken onmiddellijk een gevoel van opwinding teweegbrengt, van een soort magie zelfs. De belettering op het omslag, de rozetinten, het blokkige formaat — het is allemaal vertrouwd en tegelijkertijd nog net zo vreemd als toen. Een romance van Dirk Ayelt Kooiman sloeg destijds (1973) in als een bom, en niet alleen bij mij. Gerrit Komrij riep het boek uit tot de beste roman van de eeuw, al vraag ik me nu af of dat misschien ironie was. Jeroen Brouwers zette de schrijver bij het grof vuil: «Dirk Ayelt Kooiman is een leverancier van met kattenbraaksel gevulde ballonnen die hij ons voorhoudt als kruidige worsten.» Misschien, achteraf gezien, ook wel een vorm van hogere ironie. De mores binnen het literaire discours zijn immers nogal veranderlijk. Maar waarschijnlijk was in de jaren zeventig literatuur toch gewoon de doodernstige zaak waar niet absoluut genoeg over georeerd kon worden. In zekere zin was Een romance, in zijn zwaarwichtige vernieuwingsdrift, ook een exponent van dit tijdvak. «Ik streef de kunstmatigheid niet na», zei Kooiman in een interview, «ik toon de kunstmatigheid aan.» Hij richtte het literaire tijdschrift De Revisor op, en werd beschouwd als de gangmaker van het zogenaamde academisme, waartoe ook Doeschka Meijsing en Nicolaas Matsier werden gerekend, en dat zich verre wilde houden van het anekdotisch realisme, bedreven door schrijvers als Maarten ’t Hart, J.M.A. Biesheuvel en Mensje van Keulen.

De nieuwe roman van Dirk Ayelt Kooiman die eind vorig jaar verscheen, Victorie, maakt duidelijk dat de schrijver een lange weg heeft afgelegd. Een weg die is geplaveid met een onverwacht groot publiekssucces, Montyn (1982), en diepe schrijverscrises, waarvan het door een enkele publicatie doorbroken zwijgen (De terugkeer, 1996) getuigt. En nu dus deze juichende titel. De achterflap rept van «een onversneden satire». Nu is een flaptekst natuurlijk ook maar een flaptekst, maar deze brengt me wel in verwarring. Voor zover de gang van wal naar sloot, van regen in drup, altijd een zeker slapstickelement bergt, kan ik een zweempje satire navoelen, maar dan ook niet meer dan een flíntertje.

Kooiman begon zijn literaire loopbaan met het verkennen van de mogelijkheden om in dialogen die over niets gaan, in gebeurtenissen waarin niets plaatsvindt, in spreken waarin alleen maar gezwegen wordt, een uiterst spannend verhaal te vertellen. De titels van zijn boeken uit de jaren zeventig zijn wat dat betreft veelzeggend: naast Een romance schreef hij onder meer (!) Souvenirs, De grote stilte, De schrijver droomt, Niets gebeurt en De vertellingen van een verloren dag. Kooimans proza stelde nogal wat eisen aan de lezer, maar daartegenover stond altijd iets betoverends en beloftevols, alsof er voortdurend een tijdbom in de coulissen stond te tikken. «Ik vraag mij steeds weer af waar de kiemen van het onheil zitten», zei hij over zijn schrijven in die tijd. «Het onheil dat ik als het mijne ervaar in conflict te staan met mezelf.» Zijn zoektocht naar de wortels deed hem zich verwant voelen met de Jan Wolkers van Terug naar Oegstgeest, hoe verschillend zij hun zoektochten ook toonzetten.

Inmiddels lijkt het echte leven zijn treurige beslag te krijgen in Kooimans schrijven. In Victorie geen academische omwegen meer, geen raadselachtige gebeurtenissen waarvan je je afvraagt of ze nu wel of niet hebben plaatsgevonden. Nee, hier slaat een man zijn collega op zijn bek als hij die ochtend door zijn vriendin het huis uit is gezet, en krijgt vervolgens van zijn andere collega’s te verstaan dat hij maar beter even «tot zichzelf» kan komen. En waar kun je dat beter doen dan in een caravan op een van de Wadden eilanden? Voor een echte satire is wat zich vervolgens afspeelt in die caravan niet grotesk genoeg. Natuurlijk is er het gevecht met de drank, met het verplichte niets doen en met de afgesloten waterleiding. Grappig is de confrontatie met de plaatselijke boekhandelaar, die, ouderling zijnde, in woede ontsteekt als de stedeling op zoek blijkt te zijn naar porno. Maar het is toch vooral blekigheid troef.

«Zonder schrijven blijk ik ten onder te gaan aan een soort vormloosheid», zei de schrijver toen na lang stilzwijgen zijn voorlaatste roman verscheen. De academist van weleer lijkt zijn heil te zoeken bij een wrang soort Hollands naturalisme, inclusief de evocatie van de lucht van zweetsokken en verschraald bier en de fijnzinnige optekening van desolate kustlandschappen en weigerende erecties. Van Victorie loopt een duidelijke lijn naar Een dagje naar het strand van Heere Heeresma. De kiemen van het onheil moeten vooral op de bodem van de geledigde flessen worden gezocht. Mooi is de precisie waarmee Dirk Ayelt Kooiman een man in crisis gestalte geeft; de tikkende tijdbom wordt echter in en rond diens stacaravan node gemist.