Mijn ouders waren niet erg scheutig met hun informatie over de Tweede Wereldoorlog. De verhalen die zij kwijt wilden, waren steeds dezelfde. Zo had een soldaat van de Wehrmacht mij als tweejarige over mijn krullen geaaid. Deze schokkende gebeurtenis onderging mijn moeder als een persoonlijke belediging. Echt over de oorlog leren deed ik door te lezen. Mijn lievelingsboek was het vanaf 1946 verschenen drieluik Engelandvaarders, van K. Norel. Dit spannende boek las ik, nog op de lagere school, drie keer achter elkaar. Vele jaren later bestempelde mijn zoon een andere oorlogsroman tot het meest spannende boek dat hij kende: Reis door de Nacht, van Anne de Vries. Het handelt grotendeels over het verzet, in het bijzonder over het werk van de knokploegen.

We mogen er rustig van uitgaan dat het werk van Norel en De Vries onder de ogen kwam van miljoenen Nederlanders. Dat maakt dit werk alleen al in sociologisch opzicht interessant. Beide boeken hebben een sterk protestantse inslag. Dit betekent dat zowel uitgangspunten als de dagelijkse praktijk van het verzet vanuit een zeer gerichte visie zijn beschreven. Maar daarom hoeven wij ze nog niet terzijde te leggen. Ik zou zelfs zeggen: juist niet. Reis door de Nacht en Engelandvaarders zijn ondanks hun christelijke vooringenomenheid ware lofzangen op de vrijheid en een felle aanklacht tegen vreemde overheersing. Voor die vrijheid stellen de helden in deze boeken hun levens op soms roekeloze wijze in de waagschaal, het Wilhelmus op de lippen, en een OZO (Oranje Zal Overwinnen) vóór in de mond.

Wie de waarheid wil dienen maakt het zich moeilijk als hij de oorlog verbeeldt in een avonturenroman. Uitingen van heldendom maken de weergave van een oorlog allereerst spannend. Helden onderscheiden zich door daden waarvoor de gemiddelde lezer zou terugschrikken, zij raken verzeild in situaties die de oren doen gloeien en de blik over de bladzijden jaagt. Als zij in gevangenschap geraken, weten zij zich altijd te bevrijden voordat zij doodgemarteld zijn. En is het met hen zo misgelopen dat zij onder begeleiding van een zwaarbewapend escorte naar een executieplaats worden gereden, dan weten zij dit lot door een krankzinnige, maar in zijn roekeloosheid uiterst effectieve ontsnapping te voorkomen. In het werkelijke leven gaat het meestal anders. En dat is precies wat echte oorlogen zo wanhopig maakt.

Wie zich de vraag stelt waarom het verzetswerk in Reis door de Nacht en Engelandvaarders vaak zo goed verloopt, krijgt zowel van De Vries als van Norel impliciet een helder antwoord: Gods hand bestiert het al. Hij is de grootmacht die beslist over leven en dood. En omdat dit nu eenmaal zo is, ligt het ook voor de hand dat hij zijn beschermende arm uitslaat over de schouders van zijn discipelen. Hoewel er vanzelfsprekend aan beide zijden doden vallen in de boeken, zorgt Hij ervoor dat alle helden in zowel Reis door de Nacht als Engelandvaarders de oorlog overleven. Dat is een niet geringe pres tatie. Want vooral de leden van de familie De Boer, de hoofdpersonen uit Reis door de Nacht storten zich zo ongeveer vanaf de eerste oorlogsdag in het verzetswerk. Dat zij niet voor een kleintje vervaard zijn, bewijzen zij het gehele boek door, met voor mij als hoogtepunt de twaalfjarige Frits, die brutaal als hij is een Duitser overbluft en zo zijn vader uit de gevangenis weet te halen. Geheel terecht eindigt het laatste deel dan ook met de zin: «En ze voelden het allen als een wonder, dat ze de nieuwe dag beleven mochten.» Hier ligt echter een adder onder het gras. Want uiteindelijk is het niet God zelf die dit wonder bewerkstelligt, maar zijn plaatsvervanger op aarde, de Schrijver. Zo gaat dat nu eenmaal in boeken. Wie het echter telkens doet voorkomen dat niet hijzelf de helden bevrijdt uit de klauwen van de Duitsers, maar dat zij dit aan God te danken hebben, begeeft zich theologisch op glad ijs. Gelukkig hebben De Vries en Norel deze tegenspraak niet tot zich laten doordringen, anders hadden zij hun boeken niet geschreven. En in dat geval hadden zij de aan hen toegekende talenten onbenut gelaten. Dat zou pas een echte Zonde zijn geweest.

Het christelijke karakter van de boeken krijgt in Engelandvaarders een extra impuls omdat het zijn vertrekpunt vindt in het zwarte-kousendorp Urk. Hoofdpersoon is de jonge visser Evert Gnodde. Als de oorlog uitbreekt moet hij al spoedig onderduiken in de Wie ringermeer, waar hij een kompaan ontmoet in de persoon van de uit een socialistisch nest afkomstige Jan Koekman. Laat de lezer nu vooral niet denken dat deze confrontatie tussen levensvisies leidt tot keiharde botsingen. Want als Jan de dorpsdominee ontmoet, raakt hij zo van de man onder de indruk dat dit zijn beginselen meteen aan het wankelen brengt. Evert en Jan willen naar Engeland, en zij kiezen zoals verwacht mag worden meteen voor de meest ingewikkelde weg om daar te komen. Ze nemen dienst bij de Duitse marine, in de hoop een boot te kunnen stelen om daarmee Engeland te bereiken. En het lukt, met als gevolg dat Evert vanwege zijn dienstneming in vreemde krijgsmacht door zijn vader wordt verstoten. Alleen zijn meisje Alie blijft in hem geloven. Zo hoort het ook; dat is de liefde die de wereld bij elkaar houdt.

Vooral contrasten maken Engelandvaarders ondanks de beperkingen tot zo’n aardig boek: christendom tegen over socialisme, vaderlandsliefde versus verraad en de bereidheid steeds maar weer diep door het stof te gaan tegenover de mogelijkheid een redelijk veilig leven te leiden in het vrije Engeland. Engelandvaarders bevat daarnaast een aantal waardevolle zelfbespiegelingen, die het boek meer diepgang geven dan de eindeloze reeks heldendaden die beschreven zijn in Reis door de Nacht. Dat laatste is misschien toch meer een jongensboek. In zo’n boek kan een kind er al op een van de eerste oorlogsdagen kortstondig van dromen dat hij Hitler een schedelbreuk bezorgt.

Engelandvaarders en Reis door de Nacht bevatten veel informatie over het verzet en het werk van verzetsmensen. Dat dit beeld vertekend is, en dat de schrijvers het verzet sterk geromantiseerd hebben, hoeft nauwelijks betoog. Soms lijkt het alsof het om de avonturen van een zanggroep gaat. Als de leden van knokploegen, de koeriersters en de onderduikers zich op hun gemak voelen, brengen zij het ene vaderlandse lied na het andere ten gehore. Bovenaan de hitparade staat vanzelfsprekend het Wilhelmus. Ook als zij niet zingen houden de kp’ers het beschaafd: «Die lelijke sluipschutters», gromt Evert, «komen die knapen ons nu hier ook al plagen?»

Vanzelfsprekend is er ook, ondanks haar vlucht naar Engeland, een grote affectie voor koningin Wilhelmina. En het ligt voor de hand dat Evert en Jan haar vanwege hun heldhaftige daden ontmoeten. Ook hierdoor komt Jans voormalige geloof in het socialisme op de tocht te staan. «Een koningin is zij, een echte Koningin. Maar zij is meer. Zij is ook een Moeder, een lieve Moeder.»

In beide boeken, maar vooral in Engelandvaarders wordt de hongerwinter treffend beschreven. Voor die tijd is Nederland onder Duitse bezetting langdurig een land gebleven waarin het leven vrij normaal zijn gang ging. Van avonturenromans mag je echter niet verwachten dat zij het gewone, het saaie, het alledaagse beklemtonen. De vertekening van beide boeken ligt daarom niet in het zwaar aanzetten van geloof en heldendom, maar in de ontkenning van het dagelijkse leven, waarin mensen naar de bioscoop en naar het cabaret gingen en helemaal niet zoveel op hadden met wat er verder allemaal gebeurde.

Oudere drukken van Reis door de Nacht bevatten fraaie tekeningen. Je kon immers aan iemands kop zien of hij een verrader was. Dit geldt evenzeer voor de manier waarop de mensen zich gedroegen. Neem de verraadster Sylvia. Zij is lid van een knokploeg, maar al meteen bij haar introductie begrijpen wij dat er bij haar iets scheef zit: «Sylvia gaf een nonchalant handje van bovenaf, keek hem even aan en liet toen haar lange zwarte wimpers als gordijntjes over haar ogen zakken.» Het is duidelijk dat een vrouw die dergelijke kunsten vertoont, eindigt met een kogel uit het pistool van een verzetsstrijder, nadat zij het «gemeenste verraad» heeft gepleegd door de groep te verlinken: «Dát was dus het geheim geweest achter die mooie ogen.» Eerlijke ogen zijn ogen die bij goede vaderlanders horen, zoals het verpleegstertje Trijntje er een is, «een vrolijk ding», met «zo’n grappige glinstering in haar ogen».

De tweedeling tussen goed en fout is in Reis door de Nacht nog sterker aangezet dan in Engelandvaarders. «Wat hadden de verzetsmensen moeten beginnen zonder de hartelijke gastvrijheid van duizenden goede vaderlanders, door heel het land?» Hoewel het kwaad, in de vorm van verraders en Duitsers, voortdurend in Reis door de Nacht de kop op steekt, ligt de nadruk in het boek steeds op de goedheid van de rechtgeaarde vaderlander, die zich tegen de vreemde overheersing verzet. In het bijzonder boerenvrouwen krijgen in beide boeken een veer in hun boezeroen gestoken, zij staan voor de verzetsstrijders steeds klaar met pakken boterhammen, dampende schotels en grote stukken boter voor thuis. Bij de boeren schenken ze merkwaardigerwijs ook koffie, niet te verwarren met het bocht dat de helden elders voorgezet krijgen. Dit neemt niet weg dat De Vries in zijn beschrijving van de hongerwinter wel degelijk ook de boeren noemt «die de kans zagen om rijk te worden ten koste van hun hongerende medemensen en die hardvochtig wegstuurden wie geen goud of zilver bracht».

Met zijn naoorlogse kennis laat De Vries oom Gerrit, een van de kernfiguren in Reis door de Nacht al helemaal in het begin verklaren dat Hitler eraan gaat, «zo wis als ik hier voor je sta». «Hij zal misschien de halve wereld veroveren, maar dan gaat hij eran. Bedrog en onrecht, kan dat ooit bestaan? <…> Dan moest er geen God in de hemel wezen!» En omdat zo’n God er wel is, is Hitlers spel bij voorbaat verloren.

Het is gemakkelijk om deze zwaar christelijke visie aan te vechten, evenzeer als het gemak waarmee De Vries die naoorlogse kennis gebruikt bij het schrijven van zijn boek, waarmee hij zijn personages van meer zekerheden en kennis voorziet dan zij redelijkerwijs konden hebben. Het is ook gemakkelijk om je vrolijk te maken over de successen die het heldendom voortdurend oplevert. Dat een knokploeg een trein laat ontsporen, alla. Maar drie treinen binnen korte tijd… Het is me nogal wat.

Hoe ziet volgens De Vries de toekomst van Nederland eruit na het verjagen van de moffen? «Als straks de regering terug is en het hele land vrij, dan leveren we allemaal de wapens in en worden weer rustige, gehoorzame burgers. En als ons iets niet naar de zin is, dan proberen we elkaar te overtuigen, dat het anders moet.» Restauratie dus, gekoppeld aan een polder model avant la lettre.

De kernboodschap die beide niet lang na de oorlog verschenen boeken uitstralen is eenvoudig en vanzelfsprekend sympathiek. Wie vrijheid wil, moet zich bij knechtschap verzetten, en wie daarbij God verloochent, krijgt het zwaar. God en vaderland. Waarom niet? Het lag meer op de weg van literaire schrijvers als Vestdijk om de andere kant van heldendom te laten zien dan voor rechtlijnige, diepgelovige en in psychologisch opzicht eenvoudige schrijvers als De Vries en Norel. Hun kracht is het verbeelden van de strijd om vrijheid, gezien door hun zwaar oranje gekleurde bril, die daarnaast een duidelijk maatschappelijke pendant heeft. Als Everts geliefde Alie, die een dienstje heeft bij rijke mensen, aan het einde van het boek aan de zijde van haar held richting Urk trekt, blijft er in haar plaats een koerierster voor de hulpbehoevende rijke mensen zorgen. Ieder zijn of haar plaats en de helden mogen een tijdje voorop, strak in het gelid, als trouwe strijders van de heer der Heerscharen.

Daarin ligt de kracht maar ook de zwakheid van deze van vaderlandsliefde zinderende boeken. Maar ik wil de schrijvers ook als verhalenvertellers zeker niet te kort doen: ik las die bijna duizend bladzijden achter elkaar, niet zo ademloos als vroeger, maar nog altijd zeer geboeid tot aan het glorieuze einde.