Was de foto honderd jaar eerder genomen, dan waren er ongetwijfeld onschuldige zielen geweest die in het beeld een onweerlegbaar bewijs voor het bestaan van engelen hadden gevonden, maar aangezien Sally Manns The Perfect Tomato werd gemaakt in het Amerika van de vroege jaren negentig van de vorige eeuw – in het zog van affaires rond fotografen als Robert Mapplethorpe en Jock Sturges – is het haast niet meer dan vanzelfsprekend dat het beeld en de serie waarvan het deel uitmaakt het middelpunt werden van een kolkende, morele hysterie. Gek genoeg is het nu, bijna een kwart eeuw later al weer, zeker niet een subversieve of provocerende lading die in het oog springt. De eerste gedachte is eerder hoe vreemd het eigenlijk is dat zo’n sereen en volmaakt geheel kan zijn opgebouwd uit zo duidelijk onvolmaakte delen. Hoe iets waaraan welbeschouwd van alles schort toch zo duidelijk perfect kan zijn.

Het beeld lijkt amper een geheel te vormen, bijna op het punt te staan voor je ogen in twee stukken uiteen te vallen. De linkerhelft is sterk onderbelicht, je ziet nog net iemand met een kind op schoot op een stoel zitten en wat achteroverleunen, terwijl de rechterhelft van het negatief juist net iets te lang aan de weerkaatsende werkelijkheid is blootgesteld. Ook was de sluitertijd te lang om het naakte kind dat op de tafel staat volledig te bevriezen. Het meisje neemt een balletpositie in – of ze staat, halverwege een ‘tendu’, op het punt dat te doen – en haar gestrekte linkerarm is een beetje bewogen.

Soms is het net te gemakkelijk om als toeschouwer een beeld met betekenis te vullen, bijvoorbeeld omdat de kunstenaar zich niet kon inhouden of zijn publiek niet voldoende vertrouwde en de symboliek er, als gestold wantrouwen, te dik bovenop ligt. Maar in een onttoverde wereld kan zoiets een bevrijdende ervaring zijn en in het geval van The Perfect Tomato kost het weinig moeite jezelf de neiging te vergeven. Haar bewogen ledemaat lijkt halverwege een ovidiaanse transformatie te zijn gevangen: het is arm noch vleugel of van beide een beetje. Haar voeten suggereren een zachte landing na een lange vlucht en het licht dat ze meebrengt lijkt terwijl je naar het beeld kijkt de duisternis terug te dringen. Eigenlijk is vrijwel niets in het beeld helemaal scherp.

De engelachtige ballerina heet Jessie en ze is de oudste dochter van Sally Mann (1951), een van Amerika’s meest gevierde kunstfotografen. Samen met haar broertje Emmett en haar zusje Virginia vormt Jessie het kloppend hart van de fotoserie Immediate Family, waarin Mann haar kinderen vereeuwigde terwijl ze hun dagelijkse, dikwijls (maar lang niet altijd) naakte, gang gingen op de door driehonderd hectare eigen land omgeven familieboerderij. De fotoserie betekende Manns grote doorbraak, maar behalve lof oogstte ze vooral heel veel onbegrip, regelrechte haat en zelfs een hardnekkige stalker. Die terugslag zal ook de reden zijn dat de beelden alleen nog via boeken en tentoonstellingen worden verspreid en hier niet mogen worden afgedrukt. Voor wie ze toch direct wil zien: Google helpt.

In 2008 benaderde Harvard University Mann met de vraag of ze de prestigieuze Massey Lectures zou willen verzorgen. De reeks lezingen, uitgesproken in 2011, vormde de basis voor Manns nu verschenen memoires Hold Still, waarin ze onder meer uitgebreid stilstaat bij de hectiek rond de publicatie van Immediate Family.

De eerste recensies waren soms ronduit vijandig. De Amerikaanse journaliste Janet Malcolm vatte de kritiek bondig samen: ‘Reviewers of Immediate Family and of the exhibitions that preceded its publication harshly rebuked Mann for her un-motherliness and pitied the helpless, art-abused children.’ Maar pas toen The New York Times Magazine in september 1992 een venijnig coverartikel aan Mann wijdde, stak er een storm op die eigenlijk pas na jaren weer een beetje ging liggen. De mildste kritiek kwam erop neer dat Mann haar kinderen zou hebben uitgebuit, maar het echt woedende deel van de goegemeente stelde dat Mann haar eigen kinderen, en daarmee eigenlijk alle Amerikaanse kinderen, praktisch op een dienblaadje had aangeboden bij ’s lands anonieme massa pedofielen.

The Perfect Tomato is ook wat dat betreft een mooi voorbeeld. Schrijfster Mary Gordon beweerde in 1996, vier jaar later dus, over juist dit beeld: ‘The application of the word “tomato” – sexual slang for a desireable (sic) woman – to her daughter insists that we at least consider the child as a potential sexual partner.’

Voorzover er iets bestond dat we vandaag nog zouden herkennen als ‘het internet’, het was nog niet de nu alom gevreesde knokploeg van de moraal. Wie boos was had bij gebrek aan Twitter slechts twee opties: je kropte het op of je schreef een brief, en dat laatste deed men massaal.

Haar jeugd werd in een vroeg stadium getekend door een weigering kleren te dragen, later door liefde voor paarden

Het is niet gek om zulke waanzin vooral te zien als een uitloper van de moral hysteria rond (vermeend) kindermisbruik eind jaren tachtig, maar wat terugkijkend opvalt is hoe sommige reacties, zoals die van Mary Gordon, ook vreemd modern aandoen. Gordons interpretatie vergt een morele spagaat waarbij de criticus zich moedwillig in allerlei bochten wringt om tot de meest vernietigende uitleg van iemands werk te komen, hoe vergezocht ook, om diegene de maat te kunnen nemen. De paradox die op zo’n moment ontstaat is dat men blind is voor de eigen kwade wil om andermans bedoelingen in twijfel te kunnen trekken. Het is onmogelijk hard te maken, maar je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat het juist alle ophef was die ertoe leidde dat het gezin Mann daadwerkelijk een stalker achter zich aan kreeg.

Hold Still is in meerdere opzichten een opvallend mooi boek. De omslagfoto is adembenemend – een piepjonge Sally zweeft boven een onzichtbare trampoline, de achtergrond een bijna Hollandse wolkenlucht – en ook binnenin is sprake van een welkome overdaad van beeldmateriaal, vaak subtiel met het verhaal verweven. Maar belangrijker: Mann schrijft gewoon goed. Het Amerikaanse Zuiden is in het werk van de in Lexington, Virginia, geboren Mann o zo belangrijk, en het lijkt alsof het Zuiden, met z’n rijke verteltraditie, haar hier terugbetaalt.

Hoewel in Immediate Family zowel het werk als de controverse uitgebreid aan bod komt, en Mann daarbij een morele ernst tentoonspreidt die als weerwoord eigenlijk al volstaat, is de plaats die het gebeuren inneemt in het geheel toch ook bescheiden. Ze weigert die ene ‘perfect storm’ haar kunstenaarschap te laten definiëren. Misschien is dat een groot relativeringsvermogen, misschien koppigheid, maar hoe dan ook: Hold Still biedt een verrassend rijk leven en een heldere reflectie op die rijkdom.

Van haar eigen jeugd, in een vroeg stadium getekend door een weigering kleren te dragen, iets later door een liefde voor paarden, meandert het boek (Mann heeft een gezond lak aan chronologie) via haar vriendschap met beeldend kunstenaar Cy Twombly en een reeks goed gedocumenteerde familiegeschiedenissen (moord, overspel, slavernij) naar het overlijden van haar vader, thuis dominant, maar als country doctor even bescheiden als hard werkend.

Het Amerikaanse Zuiden – iets ongrijpbaars tussen landschap, schoonheid, pijn en sentimentaliteit in – is in dit boek overal. Mann citeert ergens de Britse historicus John Keegan, die tijdens een reis door Amerika schreef hoe hij zich als Europeaan op een vreemde manier thuis voelde in ‘Dixie’. Dat had iets te maken met wat hij ‘the lingering aftermath of defeat’ noemde: ‘Pain is the dimension of old civilizations. The South has it. The rest of the United States does not.’ Pijn kent vele vormen en het Zuiden kent ze allemaal: van gekrenkte trots van de confederates tot de stilte die in de auto hangt nadat Mann als adolescent vol goede bedoelingen een zwarte jongen bijkans heeft gedwongen met haar mee te liften, blind voor wat voor gevolgen zoiets kan hebben. Dat haar eigen zoon Emmett heet, is niet toevallig. Emmett Till, een zwarte jongen die zou hebben geflirt met een witte vrouw, is waarschijnlijk het beroemdste lynching-slachtoffer uit de moderne geschiedenis.

De dood is sowieso alom tegenwoordig in Hold Still en wat opvalt is hoe weinig krampachtig de omgang ermee is. Tegen het einde, wanneer Mann zorgvuldig naar de dood van haar vader toe werkt, maakt ze – plotseling, maar toch ook weer niet – een uitwijking, naar een periode in 2001 waarin ze op de ‘Body Farm’, een terrein voor forensisch onderzoek, stoffelijke overschotten in verschillende stadia van ontbinding fotografeerde. Een groot deel van die foto’s belandde in het boek What Remains, de titel verwijst naar de vraag wat na de dood nog resteert. Het is een deel van een frase uit Pounds Cantos, die in het zerk van Manns familiegraf is gekerfd: ‘What thou lovest well remains’.

De Body Farm-beelden die in Hold Still zijn opgenomen balanceren op het randje tussen mooi en luguber, zonder echt een van beide te worden; maar het is het droge, zelfverzekerde proza waarmee Mann vertelt over de lichamen en hoe hun conditie per dag verandert dat je hier en daar de adem ontneemt. Het besef van de vergankelijkheid wordt zo expliciet gemaakt dat je het woord vergankelijkheid plots ziet als het eufemisme dat het is. De beelden zijn een head on confrontatie met de dood in al zijn ondoorgrondelijkheid. (Behalve dat je door Manns camera een lichaam letterlijk grond ziet worden.) Het zou allemaal ongemakkelijk kunnen worden, sentimenteel of naar, maar Mann is daarvoor te respectvol, te trefzeker, te integer.

En na het lezen van Hold Still is het die integriteit, als eigenschap van haar werk alleen geëvenaard door de intensiteit, die beklijft. ‘What thou lovest well remains’: die woorden zijn op veel manieren uit te leggen en op veel manieren van toepassing op Manns oeuvre. In het geval van The Perfect Tomato zou ik zeggen dat de critici onterecht een leemte ontwaarden tussen Manns moeder-zijn en haar kunstenaarschap en probeerden daar een wig tussen te drijven. Dat het beeld een kwart eeuw later niets aan kracht heeft ingeboet, terwijl de onzuivere intenties die de controverse destijds voedden langzaam maar zeker zijn vervaagd, smeekt om een hoopvolle gedachte: dat dat wat men liefheeft, blijft, terwijl het de haat is die vergaat.


Sally Mann, Hold Still: A Memoir with Photographs (Little, Brown and Company)

Beeld: Kim Rushing