
Aan het einde van een hete augustusmaand bloeit de heide op de Veluwe paars. In deze omgeving zijn vooral maneges, vakantiehuizen en een camping te vinden. Maar pal achter een zandpad waarop elektrische fietsen voorbij zoeven, begint ook een boerenerf. Daar, ingesloten door een Natura 2000-gebied, ligt de pluimveehouderij van boer Mark.
De vier kippenstallen zijn legergroen en worden omringd door bomen. Onder golfplaten daken die zijn bedekt met zonnepanelen scharrelen 157.000 kippen in stallen zonder natuurlijk licht. De voorste twee stallen zijn te krap om de vleugels te spreiden. Voersilo’s komen boven de bomen uit en op enkele meters hoogte hangt een lopende band voor kippenmest. Het stinkt er ‘verschrikkelijk’, zegt een omwonende. ‘Dat ruik je altijd.’
Met een afstand van 180 meter tot een Natura 2000-gebied en een vergunde uitstoot van meer dan achtduizend kilo ammoniak per jaar behoort deze veehouderij tot de grootste agrarische stikstofvervuilers van Nederland. In oktober 2021 ontving boer Mark voor zijn bedrijf een lening van dertig miljoen euro van de Rabobank.
‘Dat geld is bedoeld om te verbouwen, van kolonie- naar scharrelstallen’, zegt Mark, die vanwege alle onrust rondom stikstof niet met zijn echte naam in het blad wil. Méér stikstof uitstoten mag sinds 2019 nergens meer in Nederland, andere aanpassingen doen nog wel. Zo passen er in zijn vergunning nog vierduizend extra varkens. Zijn pluimveebedrijf bij de Veluwe is niet het enige dat Mark wil verbouwen. Hij doet een hele reeks investeringen in verschillende van zijn veehouderijen, de meeste gelegen in de Gelderse Vallei, de regio waar volgens de stikstofkaart van het ministerie van Landbouw juist de grootste reductie nodig is. Tijdens de financieringsgesprekken met de Rabobank, zegt Mark, is er met geen woord over stikstof gerept.
‘Met de kennis van nu zou je in het verleden echt anders handelen’, verklaarde de Rabobank deze zomer in Trouw. Maar toen de bank en veehouder Mark in oktober 2021 hun handtekening zetten onder de miljoenenlening, wist iedereen dat de stikstofcrisis grote gevolgen zou hebben voor boeren rondom kwetsbare natuurgebieden. Niet voor niets adviseerde de commissie-Remkes al in september 2019 om piekbelasters uit te kopen. Ondanks die kennis bleef de Rabobank leningen verstrekken aan veehouders pal naast beschermde natuur, blijkt uit onderzoek van onderzoeksplatform Investico, De Groene Amsterdammer en de Gelderlander.
De bank die ooit begon als coöperatie om sappelende boeren te helpen, is uitgegroeid tot een sleutelspeler in de agrarische sector. Zo’n 85 procent van de Nederlandse boeren bankiert bij Rabo en bij vrijwel ieder sectoroverleg zit de bank aan tafel. Maar de formule waarmee zowel de Nederlandse landbouw als de Rabobank groot is geworden lijkt uitgewerkt. Om de klimaat- en milieudoelen te halen zal het anders moeten op het platteland. Het kabinet heeft 25 miljard uitgetrokken voor een transitiefonds. De Tweede Kamer stemde onlangs in met een motie om de Rabobank en andere ‘medevervuilende actoren uit de agroketen’ te laten meebetalen. ‘De bank wist dat ze investeerde in manieren van boeren die niet houdbaar waren’, aldus initiatiefnemer Joris Thijssen (pvda).
Niet alleen in het stikstofdossier worstelt de Rabobank met de duurzaamheidsuitdagingen. De bank zegt een aanjager te willen zijn van de landbouwtransitie, maar is tot nu toe vooral een rem geweest, blijkt uit ons onderzoek. Rabo maakte plannen om de glastuinbouw te verduurzamen, maar sindsdien is de sector alleen maar meer gaan uitstoten. Al in de jaren negentig discussieerde de directie over biologische landbouw, maar het aandeel in Nederland blijft nog altijd steken op een magere vier procent. Een concrete strategie om te voldoen aan het Europese doel om in 2030 een kwart van het landbouwareaal biologisch te laten zijn, heeft de bank niet. En in het buitenland financiert de bank grootschalige agro(chemische) bedrijven die produceren volgens een model dat nu in Nederland tegen milieugrenzen opbotst. Daarvan afstappen is niet eenvoudig, want historisch gezien is dat het enige model waarmee de Rabobank goed boert.
‘Pruimen en peren was het toch?’ Bart Jan Krouwel zet twee flessen sap op tafel en wijst door het raam. ‘Afkomstig uit eigen tuin.’ De gepensioneerde bankier ontvangt in zijn woonboerderij in het Gelderse Didam. Tussen de fruitbomen scharrelen kippen, verderop liggen twee hangbuikzwijnen naast de moestuin waar hij en zijn vrouw samen met vrijwilligers groente verbouwen voor de voedselbank. ‘En we zijn pleegouders van twee ezels, die komen van de Ezelsociëteit waar verstoten dieren worden opgevangen.’
Het is alsof Krouwel hier op kleine schaal het soort landbouw in de praktijk brengt waar hij zich zijn hele carrière hard voor heeft gemaakt. Hij herinnert zich de enorme afbeeldingen van doodskoppen op de kasten waar zijn vader, een fruitteler in de Betuwe, de bestrijdingsmiddelen bewaarde. ‘’s Nachts stapte hij op de trekker, zonder beschermende kleding, om dat gif over het land te sproeien. Later heeft hij gezondheidsklachten gekregen.’ Als bankier zette Krouwel zich in om de landbouwpraktijk te verduurzamen, eerst als mede-oprichter en directeur van Triodos, de bank gestoeld op de antroposofische principes, en van 1996 tot 2009 als duurzaamheidsdirecteur bij de Rabobank.
‘Mijn eerste taak was om de bank zo ver te krijgen dat ze meer biologische landbouw ging financieren’, zegt Krouwel. Geen eenvoudige missie, merkte hij al snel, want het gangbare boerendenken was diepgeworteld. Met argumenten over de waarde van de natuur en zorg voor het milieu zou hij het pleit niet winnen, begreep Krouwel, de enige taal die bankiers verstonden was die van omzetcijfers en groeipercentages. ‘Toen heb ik een stel agrarische adviseurs in een touringcar gezet en zijn we langs verschillende biologische boeren gegaan. Fruittelers, varkenshouders. Nou, die adviseurs hadden de ene aha-erlebnis na de andere. Tot dan toe dachten ze dat biologische boeren allemaal amateuristische idealisten waren.’
‘De Rabobank’, zegt Herman Wijffels, ‘is geen bank als alle andere.’ De oud-voorzitter van de Sociaal Economisch Raad kan het weten, want van 1986 tot en met 1999 bepaalde hij er als directievoorzitter de koers. ‘Winst maken was niet ons voornaamste doel’, zegt Wijffels. ‘Rabo was geen commerciële bank, maar een maatschappelijk instituut, in het leven geroepen om te zorgen dat mensen iets van hun leven kunnen maken.’
Die ontstaansgeschiedenis voert naar het Duitse plaatsje Flammersfeld, waar burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen worstelende boeren ten prooi zag vallen aan woekeraars. Om hen te helpen richtte hij in 1864 de eerste boerenleenbank op. Inwoners van het platteland konden lid worden van die coöperatie zodat hun spaargeld kon dienen als krediet voor boeren uit de streek. Gezamenlijk bepaalden de leden de koers van de bank. In 1898 vestigde het Nederlandse hoofdkwartier van de Raiffeisenbank zich in Utrecht. Vanuit hetzelfde gedachtegoed waren eind negentiende eeuw in Zuid-Nederland de boerenleenbanken ontstaan. Ook bij deze katholieke coöperaties was de emancipatie van de boerenstand belangrijker dan het geldelijk gewin. ‘Dat is een gedachte die mij als christen-democraat natuurlijk erg aanspreekt’, zegt Wijffels.
Nadat de Raiffeisenbank en de Boerenleenbank in 1972 versmolten tot de Rabobank, bleven de twee originele hoofdkantoren aanvankelijk bestaan: één in Utrecht, waar werd besloten over de internationale koers, financiële producten en het grootbedrijf, en één in Eindhoven, de thuisbasis van het mkb en de landbouwafdeling. Vanuit Utrecht probeerde Bart Jan Krouwel, gesteund door Herman Wijffels, de bank te verduurzamen. Maar in Eindhoven was Henk van de Kerk de baas. ‘Die man was zo anti-biologisch’, zegt Krouwel. ‘Niet te geloven, hij wilde er niets van weten.’
Henk van de Kerk, die in 2005 overleed, was een icoon, zegt zijn voormalige secondant Wim Thus. ‘Hij heeft veel betekend voor de bank. Hij had visie, kon snel denken, was besluitvaardig. En hij was heel begaan met de boeren.’ Na het uitbreken van de varkenspest in 1997 kwam Thus samen met Van de Kerk in een crisisteam terecht. ‘We voelden elkaar feilloos aan’, blikt Thus terug. Allebei keken ze met argwaan naar de plannen van Krouwel. ‘Hij had het almaar over biologisch en kwam met allerlei anti-vleescampagnes, vanuit een maatschappelijk gevoel. Maar Van de Kerk bracht daartegenin dat er geld verdiend moest worden. Hij was zakelijk, bewaakte de bottom line. De bank leunde daarop.’
Typerend was zijn optreden tijdens de mestcrisis eind jaren negentig. Toen het paarse kabinet met plannen kwam voor de inkrimping van de veestapel, liet Van de Kerk van zich horen. Hij stuurde kritische brieven naar de Tweede-Kamercommissie voor Landbouw en lobbyde samen met veevoerbedrijven en de vleesindustrie bij het ministerie. ‘Rabobank zet politiek onder druk’, kopte de Rabokrant, het interne bedrijfsblad. De lijn van Van de Kerk – en daarmee die van de Eindhovense tak van de Rabobank – was duidelijk. Een koerswijziging was misschien onvermijdelijk, maar krimp mocht geen doel op zich zijn. Om te overleven op de wereldmarkt, betoogde hij, moesten boerengezinnen steeds meer produceren en dat lukte alleen met behulp van efficiënt management en technologische innovatie. Oftewel: schaalvergroting.

Rationalisering, mechanisering en motorisering. Dat is het pad dat de Nederlandse landbouw sinds de Tweede Wereldoorlog volgde. Boeren verruilden paard en wagen voor trekkers en oogstmachines. Kunstmest kon zelfs de meest woeste gronden vruchtbaar maken. Gewasbeschermingsmiddelen vervingen het onkruid wieden en verkleinden het risico op misoogsten. Sommige boeren konden mee in de vaart der volkeren en sloten nieuwe leningen af om hun bedrijf uit te breiden, anderen haakten af en verkochten hun grond aan de buurman. Van de zeven boeren in 1950 waren er in 2016 zes verdwenen. In diezelfde periode groeide het aantal varkens in Nederland van 2 miljoen naar 12,5 miljoen. Het aantal dieren in de pluimveesector steeg van 33 naar 96 miljoen. Gecorrigeerd voor inflatie was de opgetelde winst van Boerenleenbank en Raiffeisenbank in 1950 5,3 miljoen euro; vorig jaar verdiende de Rabobank 3,7 miljard euro. ‘Net als andere spelers in de agro-industrie hebben banken er enorm van geprofiteerd dat de landbouw steeds kapitaalintensiever is geworden’, zegt landbouweconoom Krijn Poppe.
Natuurlijk waren er al die tijd signalen van de schaduwzijden. Bekend zijn de verhalen over melkplassen, boterbergen en wijnmeren. Dat de natuur te lijden had onder pesticiden viel al te lezen in Silent Spring, Rachels Carsons bestseller uit 1962. En meer dan vijftig jaar geleden klonken al waarschuwingen dat de intensivering van de veehouderij weleens kon leiden tot een overschot aan mest, met kwalijke gevolgen voor de bodem- en waterkwaliteit. Wie terugblikt kan een patroon ontwaren: het begint met de ontkenning of bagatellisering van het probleem, vervolgens worden er technologische of boekhoudkundige oplossingen bedacht en pas als blijkt dat dit geen soelaas biedt, komen de meer ingrijpende maatregelen op tafel, met alle weerstand van dien.
‘Een gesprek over de inkrimping van de veestapel was binnen de bank niet te voeren’, zegt Herman Wijffels. Een jaar nadat hij aantrad als directievoorzitter verscheen Our Common Future (1987), het milieurapport van een commissie onder leiding van de Noorse premier Gro Harlem Brundtland. Om een leefbare aarde achter te laten voor toekomstige generaties, is een duurzaam ontwikkelingsmodel nodig, was de conclusie. Dat nam Wijffels zich ter harte. ‘Ik begon toen wel in te zien dat sommige praktijken in de landbouwsector zich moeizaam verhielden tot de boodschap van het Brundtland-rapport.’
Binnen de Rabobank werd die houding hem niet in dank afgenomen. Toen hij in 1990 zijn handtekening zette onder een manifest dat opriep tot een ‘omschakeling van de bestaande landbouw naar duurzame landbouw’, kreeg hij ‘een stevige reprimande van de raad van toezicht’, herinnert de oud-directeur zich. ‘Zij vonden dat niet mijn rol. Ik was er om de bestaande belangen te dienen.’
Zo bleef de visie van Van de Kerk dominant binnen de bank. De schaalvergroting van de landbouw kwam in een stroomversnelling. Het gemiddelde varkensbedrijf heeft nu ruim drieduizend varkens, in 1990 waren dat er vijfhonderd. Ook het aantal melkkoeien per bedrijf nam toe van 40 naar 103. En in de pluimveehouderij groeide het gemiddeld aantal kippen van 17.000 naar 52.000. Van de groene transformatie kwam weinig terecht. Wijffels is een visionair met geweldige vergezichten, zegt Bart Jan Krouwel, maar de uitvoering is niet zijn sterkste kant. ‘Ik ben erg op Herman gesteld, maar als het lastig werd hield hij zich op de vlakte. Hij hield niet van conflict.’
‘De Rabobank is allang niet meer de bank die ik bestuurd heb’, zucht Wijffels. Van de 930 lokale Rabobanken die Nederland in 1986 kende, zijn er nu nog 84 over. Ondertussen verschoof ook de macht van de lokale bank naar het centrale kantoor in Utrecht. De verheffing van de boerenstand is niet leidend meer, op de wereldmarkt waar de voormalige boerenleenbank zich inmiddels begeeft tellen toch vooral de winstcijfers. ‘En dan maken ze in reclamespotjes nu mooie sier met de “coöperatieve Rabobank”’, zegt Krouwel. ‘Het is pure marketing.’
In veel opzichten is de Rabobank een spiegel van de Nederlandse landbouw. Kleinschalig en lokaal begonnen, en door de jaren heen uitgegroeid tot een gecentraliseerde wereldspeler. Nu het pad van de gangbare landbouw lijkt dood te lopen, wordt ook zijn grootste financier gedwongen tot een koerswijziging. Naar de buitenwereld toe presenteert Rabo zichzelf als een bank die wil bijdragen aan de grote uitdagingen van onze tijd. Growing a better world together, heet dat in de reclamecampagne. Maar een blik op de werkelijkheid vertelt voorlopig een ander verhaal.
In Brussel stemde het Europees Parlement vorig jaar met ruime meerderheid voor de ‘Farm to Fork’-strategie. Het omvangrijke plan bevat verschillende doelstellingen voor een duurzaam voedselsysteem. Een van de belangrijkste is de halvering van het pesticidegebruik in 2030. Ook het gebruik van kunstmest moet tegen die tijd met twintig procent zijn afgenomen. Maar de Rabobank is deze agrochemische sector de afgelopen jaren juist meer gaan financieren, blijkt uit het leningenoverzicht dat ze jaarlijks publiceert. Afgelopen juni had de bank wereldwijd ruim 2,2 miljard euro uitstaan aan bedrijven die pesticide, kunstmest en ‘overige landbouwchemie’ produceren.
In Nederland leent de Rabobank in totaal 25 miljard aan landbouwbedrijven, waarvan één miljard aan biologische boeren. De bank staat daarmee voor een flinke opgave: volgens de Farm to Fork-doelstelling moet in 2030 een kwart van de landbouw biologisch zijn. Nu is dat in Nederland nog vier procent. De grote uitdaging is om de vraag naar biologische producten te vergroten, zegt Bas Rüter, internationaal directeur Food Systems Transition bij Rabo. ‘Zolang dat niet gebeurt is de kans dat we het doel gaan halen nul.’ Maar dat kan de bank niet alleen. ‘De overheid, de supermarkt, de consument, die hebben allemaal een rol te spelen. Het ligt niet alleen aan de productiekant.’
Dat de bank wel degelijk in actie kan komen om een landbouwsector nieuw leven in te blazen bleek in 2014. De Nederlandse kassen voor de teelt van fruit, groente en bloemen presteerden al jaren ondermaats. Dus maakte de Rabobank samen met de branche een plan om de sector economisch uit het slop te trekken én tegelijkertijd iets te doen aan de hoge CO2-emissies. De kassen worden verwarmd met aardgas en zijn verantwoordelijk voor acht procent van het Nederlandse gasverbruik. Oud-landbouwminister Cees Veerman legde zijn commissariaat bij de Rabobank tijdelijk neer om de coalitie te leiden. Overheden staken miljoenen in het plan. De bank nam de leiding in de herstructurering van de sector en verschafte financiering voor een ‘doordachte sanering’, waarin kleine, slecht presterende bedrijven zouden opgaan in grotere, moderne bedrijven met een ‘duurzame energievoorziening’.
Economisch gezien werd het een succes. Door de schaalvergrotingen floreerde de sector als nooit tevoren. De beoogde daling van CO2-uitstoot bleek echter te ambitieus. Sterker nog, die groeide sinds 2015 zelfs licht, mede door een toename van het totale oppervlak aan kassen. De voortgangsrapportage van de klimaatdoelstellingen stemt droevig. De sector heeft het meest recente doel om 4,6 megaton CO2-equivalenten uit te stoten met 6,1 megaton ruimschoots overschreden.
Toch blijft de Rabobank zich inspannen voor een milieuvriendelijke en toekomstbestendige land- en tuinbouw, zegt Carin van Huët. De directeur Food & Agri zit in een kleine vergaderruimte op het hoofdkantoor in Utrecht en licht de duurzaamheidsambities toe. Het beeld dat Rabo alleen kijkt naar economisch rendement klopt volgens haar niet. ‘Bij iedere financieringsaanvraag kijken we: welk energielabel heb je? Hoe extensief ben je? Hoe ga je met gewasbeschermingsmiddelen om? Wat doe je aan mestverwerking? In welke omgeving boer je? Wij verstrekken alleen uitbreidingsleningen aan ecologische koplopers.’

Vol verwachting keken veel Nederlandse melkveehouders uit naar 1 april 2015. Nu er na 31 jaar een einde kwam aan het Europese melkquotum, stonden ze te popelen om de wereldmarkt te bedienen. De melkplassen en boterbergen waren verdwenen, de vraag naar zuivel in opkomende economieën in Azië en Latijns-Amerika groeide hard en LTO Noord voorspelde ‘gouden tijden’. De Rabobank sprak in een onderzoeksrapport van een ‘New Dawn for European Dairy’ en adviseerde melkveehouders te intensiveren. Duizenden Nederlandse koeienboeren klopten bij de Rabobank aan voor leningen om uit te breiden. Tussen 2010 en 2015 groeide het aantal stuks jongvee voor melkproductie met bijna honderdduizend, naar meer dan 1,3 miljoen runderen. Zo bereidden veehouders zich voor op ‘bevrijdingsdag’.
Wouter van der Weijden was een stuk minder enthousiast. De directeur van Centrum Landbouw en Milieu, een stichting met als doel om de agrarische sector te verduurzamen, voorzag problemen door de groeispurt in de sector. Het melkquotum mocht dan worden afgeschaft, er bestond ook nog zoiets als een fosfaatplafond: de afspraak met Brussel om een limiet te stellen aan de nutriënten die via dierlijke mest in de bodem en het grondwater belanden. Als er zoveel koeien bij kwamen, zouden veehouders geheid door dat plafond schieten. Van der Weijden schreef waarschuwende opinieartikelen in agrarische bladen, hield een praatje voor bestuurders van LTO Nederland, maar niemand leek zijn zorgen echt serieus te nemen. De Rabobank erkende in onderzoeksrapporten wel dat er nieuwe grenzen konden opduiken, waaronder milieugrenzen, maar een belemmering voor het verstrekken van financiering was dat niet. ‘De bank bleef uitbreidingen aanmoedigen’, zegt Van der Weijden.
Maar zijn vrees werd bewaarheid en ‘bevrijdingsdag’ draaide uit op een drama. Twee maanden na het einde van het melkquotum kondigde de regering aan dat er een stelsel van fosfaatrechten zou komen. De veestapel moest weer krimpen, waardoor een deel van de gloednieuwe stallen leeg bleef staan en de nodige melkveehouders in de knel kwamen. Twaalf van hen spanden eind 2019 een rechtszaak aan tegen de Rabobank. In plaats van uitbreidingsplannen toe te juichen had de bank hiervoor moeten waarschuwen, betoogde de advocaat van de boeren.
De rechtbank oordeelde anders. De Rabobank mag dan marktleider zijn in de agrarische sector, dat ‘betekent niet dat zij moest zien aankomen dat het fosfaatplafond zou worden overschreden’, aldus het vonnis. ‘Ik vind niet dat ons iets te verwijten valt’, zegt ook landbouwdirecteur Carin van Huët. ‘De Rabobank heeft dezelfde informatie als de ondernemers. Wij weten niet meer dan de markt. Achteraf kun je zeggen dat we de groei hebben onderschat. Maar dat geldt voor de hele sector.’
De gedupeerde melkveehouders legden zich niet neer bij de uitspraak en zijn in hoger beroep gegaan. Wouter van der Weijden hoopt dat ze alsnog in het gelijk worden gesteld. ‘De Rabobank heeft de boeren misleid. Misschien had de bank inderdaad niet door dat het mis zou gaan, maar dan heeft ze niet goed opgelet. Als marktleider heeft Rabo genoeg informatie en een bijzondere verantwoordelijkheid. Ze hebben niet alleen individuele boeren, maar de hele sector in de problemen gebracht.’ Ook Herman Wijffels en Bart Jan Krouwel vinden dat hun oude werkgever wel degelijk zijn zorgplicht heeft geschonden, zij het niet in juridische, dan wel in morele zin. ‘De bank had daar alerter op moeten zijn’, zegt Wijffels.
Het is een vraag die keer op keer terugkeert wanneer de landbouwsector met moeilijkheden kampt: wie is er verantwoordelijk? Ligt de schuld bij de overheid, met haar wispelturige beleid? Zijn het de supermarkten die de hele keten in de houdgreep houden met stuntprijzen of de consumenten die weigeren meer te betalen voor een bio-sticker? Of ligt de verantwoordelijkheid bij de Rabobank, de financier van 85 procent van de Nederlandse landbouwsector?
De bank lijkt er zelf ook mee te worstelen. Het ene moment erkent Rabo ‘medeverantwoordelijk te zijn voor hoe het systeem nu is’ (in een Zembla-uitzending vorig jaar), het volgende moment presenteert ze zichzelf als een nietig schakeltje in een lange, complexe keten. In het buitenland maakt de Rabobank goede sier met haar kennis over het voedsel- en landbouwsysteem, maar als het misgaat in de Nederlandse melkveehouderij, heeft de bank opeens niet meer informatie dan een doorsnee boer.
Over het onderzoek
Om te inventariseren welke veehouderijen binnen een kilometer van natuurgebieden recentelijk een lening kregen van Rabobank, keken we naar de provinciale vergunningsregisters die Noord-Brabant, Gelderland en Limburg bijhouden. Bij het Kadaster vroegen we hypotheekinformatie op van bedrijven die volgens de registers recentelijk hun vergunning wijzigden.
We keken alleen naar de leningen verstrekt sinds 2019, toen de commissie van Johan Remkes in haar eerste stikstofadviezen aanstuurde op uitkoop en sanering van vervuilende veehouderijen nabij natuurgebieden. Van twaalf bedrijven vonden we een recente lening én een recente vergunning. Alleen pluimveehouder Mark wilde ons bevestigen dat de lening is gebruikt voor de uitbreiding van zijn bedrijf, weliswaar anoniem. Rabobank houdt geen overzicht bij van leningen verstrekt aan piekbelasters, laat een woordvoerder weten.
‘De coöperatieve Rabobank is vervlochten met de Nederlandse samenleving en neemt met overtuiging maatschappelijke verantwoordelijkheid’, schrijft de Rabo-directie in september 2021 aan Johan Remkes, die op dat moment als informateur de basis legt voor het kabinet-Rutte IV. In die brief, door ons opgevraagd met een Woo-verzoek (Wet open overheid), presenteert de bank zich als een partner voor verduurzaming. De Rabobank streeft naar eigen zeggen naar een ‘duurzame kringloop landbouw’. Maar, waarschuwt de bank, inkrimping van de veestapel mag geen doel op zich zijn. ‘De meest innovatieve boeren zullen lijden onder een gedwongen krimp.’
Het is tekenend voor het dubbelspel van de Rabobank. Wanneer het zo uitkomt is de bank bescheiden over haar eigen invloed, maar tegelijkertijd is ze trots op haar positie als systeemspeler. Bij de onderhandelingen over het Klimaatakkoord schoof de Rabobank aan bij de sectortafel ‘Landbouw en Landgebruik’, soms namens Agri NL, een netwerk van bedrijven uit de agro-industrie en LTO Nederland. Dankzij hun lobbyinspanningen bleef een onderzoek naar de inkrimping van de veestapel buiten het akkoord, onthulden de Volkskrant en Zembla. En toen topambtenaren van de algemene bestuursdienst begin 2021 een stikstofadvies schreven aan landbouwminister Carola Schouten ontving de Rabobank ruim van tevoren een conceptversie voor een ‘check op de juistheid van de wetsinterpretaties en de ecologische uitgangspunten’.
Niet vreemd dus dat er naar de bank gekeken wordt nu de stikstofcrisis uit de hand loopt. En ook de Rabobank lijkt te beseffen dat het anders moet. Zo hoeven boeren in de buurt van kwetsbare natuurgebieden niet meer op een financiering voor uitbreiding te rekenen. ‘Er zijn nog steeds goede plekken waar boeren wel door kunnen met investeren en verduurzamen’, zei scheidend bestuursvoorzitter Wiebe Draijer vorige maand. ‘Maar dicht rond die natuurgebieden is dat nu wel zeer onwaarschijnlijk.’
Ecologisch gezien is dat een logische stap: ammoniak, het stikstofhoudende gas dat opstijgt uit de ontlasting van veedieren, slaat voor een groot deel dicht bij de bron neer. Een varken aan de rand van een natuurgebied veroorzaakt tot wel negentig keer zoveel stikstofschade als hetzelfde varken elders.
De grote vraag is alleen: waarom nu pas? Dat de intensieve veehouderij rondom natuurgebieden moet krimpen is al jaren evident. Het ontmantelen van vervuilende veehouderijen ‘in en nabij kwetsbare Natura 2000-gebieden’ was in 2019 een van de eerste adviezen van stikstofcommissie-Remkes. Toch kregen piekbelasters als boer Mark, die op de nominatielijst staan om te worden uitgekocht, nog altijd miljoenen aan leningen, blijkt uit een inventarisatie van vergunningen en hypotheekinformatie uit het Kadaster door Investico. De meeste bedrijven ontvingen een lening van de Rabobank, maar ook ing, ABN Amro en kleine financiers deden hieraan mee.
Zo vonden we een varkenshouder in het Noord-Limburgse Weert die in juli 2020 een lening van twee miljoen euro van de Rabobank kreeg voor een varkenshouderij op minder dan een kilometer afstand van een Natura 2000-gebied. In de provinciale vergunning van oktober 2020 staat dat het bedrijf 160 varkens extra mag houden. In de Brabantse gemeente Hilvarenbeek verstrekte de Rabobank eind 2021 anderhalf miljoen euro aan een varkenshouder op een paar honderd meter van natuurgebied Kempenland-West. Volgens de vergunning van begin 2022 wil de boer een stal verbouwen voor meer dan zevenhonderd vleesvarkens.
‘Banken maakten tot voor kort nauwelijks onderscheid tussen veehouderijen op basis van de afstand tot een natuurgebied’, zegt Niek Groot Wassink, die als financieel adviseur bij DLV Advies al dertien jaar boeren bijstaat en meer dan honderd boerenbedrijven per jaar ziet. ‘Zolang het volgens de vergunning maar is toegestaan.’ Wel krijgen boeren nabij kwetsbare natuur ‘een spiegel voor’, zegt hij. ‘Maar uiteindelijk beslist de ondernemer.’
Banken nemen milieurisico’s vaak slechts theoretisch mee, concludeerde het Platform voor Duurzame Financiering, een samenwerkingsverband van De Nederlandsche Bank en de financiële sector, afgelopen juni. Zo zouden ze de langetermijngevaren van biodiversiteitsverlies en landdegradatie over het hoofd zien. Het risico, zegt Roel Jongeneel, landbouweconoom aan de Wageningen Universiteit, is kapitaalvernietiging op kosten van de belastingbetaler. ‘Met elke investering gaat het eventuele uitkoopbedrag omhoog. De maatschappij betaalt daar dan extra voor.’ De vrees is dan ook dat de uitkoopregelingen voor stikstof in feite neerkomen op een bail-out van de banken.
De Rabobank laat weten niet in te kunnen gaan op individuele klanten, maar zegt dat gevallen als die van boer Mark ‘ongelukkige uitzonderingen’ zijn. ‘Stikstof is een integraal onderdeel van de afweging om een lening te verstrekken, als één van de duurzaamheidsindicatoren’, zegt Bas Rüter, directeur voedseltransitie bij de Rabobank. Hoeveel de bank recent heeft verstrekt aan veehouderijen in de buurt van Natura 2000-gebieden kan hij niet zeggen. Daarvan houdt Rabo geen overzicht bij. Rüter benadrukt dat de Rabobank de afgelopen jaren ook heel veel bedrijven niet heeft gefinancierd. ‘Ook de bank wil niet investeren in bedrijven die geen toekomst hebben.’
Eigenlijk is de Rabobank Nederland allang ontgroeid. Bijna twee derde van de leningen aan de voedsel- en landbouwsector staat uit bij buitenlandse bedrijven. En de hoeveelheid buitenlandse leningen groeit ongeveer twee keer zo snel als die binnen Nederland. Inmiddels is een kwart van het ‘food- en agri’-segment in Australië en Nieuw-Zeeland klant bij de Rabobank, schrijft econoom Marcel Canoy, die voor zijn boek De bank van de goede bedoelingen (2019) twee jaar lang Rabo-medewerkers volgde.
De ‘belangrijkste troef’ van de Rabobank in het buitenland, schrijft Canoy, is het kunnen bedienen van ‘grote food- en agrispelers die handelen met de rest van de wereld’. Zo zouden 37 van de 40 grootste voedselbedrijven in de Verenigde Staten klant zijn bij de Rabobank. In Brazilië is ze na Santander de grootste buitenlandse financier van sojabedrijven, blijkt uit een rapport van de ngo Chain Reaction Research. De soja is vooral bedoeld voor veehouderijen in andere landen. Met ruim 24 miljard euro heeft de bank veruit de meeste landbouwleningen uitstaan in de melk- en rundveesector, de bedrijfstakken die al lange tijd bekendstaan als de grootste klimaatbelasters. Exporteert de bank niet simpelweg het verdienmodel dat in Nederland zoveel milieu- en natuurschade heeft veroorzaakt?
‘We nemen de lessen uit Nederland, bijvoorbeeld over stikstof, zeker mee in onze mondiale strategie’, zegt Bas Rüter. ‘Als we willen groeien in de melkveehouderij kijken we naar de regio’s waar de productie het meest klimaatvriendelijk is.’ Hoeveel van haar buitenlandse leningen zijn verstrekt aan de biologische landbouw blijkt de Rabobank ook niet te weten. ‘Dat houden we niet bij.’
De legergroene stallen van boer Mark zullen vanaf de heide binnenkort niet meer te zien zijn. Vorige maand verkocht hij zijn pluimveehouderij ‘aan de provincie’ met een uitkoopregeling speciaal voor piekbelasters. Dat betekent dat de stallen verdwijnen, de voersilo’s ontmanteld worden en hij geld krijgt waarmee hij zijn recent verhoogde hypotheek bij de Rabobank kan afbetalen. Dat zou precies de bail-out zijn waar critici voor vrezen. Ook de vergoeding voor de gederfde inkomsten uit het bedrijf ontvangt Mark, die in de Quote 500 staat, uit belastinggeld. Hij denkt eraan om over de grens in Duitsland een nieuwe pluimveehouderij te starten. Hoe hoog de uitkoopsom precies was wil hij niet zeggen. ‘Ik kon er een goede prijs voor krijgen.’