ORANJE-LIEDEREN, Oranje-knuffels, Oranje-cafes, Oranje-fritessaus, Oranje-tompoezen, Oranje-popcorn, Oranje-cowboyhoeden, Oranje-vrijheidsbeelden. Het bedrijfsleven laat geen kans voorbijgaan om harde guldens te verdienen aan de WK-koorts. De gladiatoren van het Nederlands elftal zijn drukker met het glimlachend poseren naast revolutionaire scheermesjes, videorecorders en isotonendrankjes dan met het oefenen van de wreeftrap of de buitenspelval. Zo moest aanvoerder Ronald Koeman koud een uur nadat Ruud Gullit de selectie in rouw had gedompeld door zonder opgaaf van reden spoorslags richting Milaan te vertrekken, zich alweer van zijn commercieelste kant laten zien: met een geduldige glimlach nam hij de kersverse collectie Oranje-zegels van de nieuwe economische zwaargewicht KPN in ontvangst.
Hoe verregaand de invloed van de commercie op Oranje is, was enige maanden daarvoor dramatisch duidelijk geworden. Het huwelijk tussen de KNVB en aanstaand bondscoach annex voetbalgoeroe Johan Cruijff ketste af op een belangenconflict tussen KNVB-kledingsponsor Lotto en Cruijff Sports.
De wijze waarop deze platvloerse middenstandsperikelen de eigenlijke sport meer en meer naar de achtergond dringen, doet vele nostalgici terugverlangen naar de dagen dat de nationale eer werd verdedigd door brave amateurs: sigarenverkopers, bosarbeiders en bakkersknechten die na gedane arbeid de groene grasmat opvraten om zich in het Oranje-shirt te mogen hullen. Het zouden goudomrande dagen zijn geweest waarin het zuivere voetbalspel volop gedijde dank zij een sportieve mentaliteit, talloze onnavolgbare technische hoogstandjes en harmonieuze familietaferelen op volgepakte tribunes.
HELAAS LEERT de eerste kennismaking met de historie van het WK voetbal dat de amateurjaren uitsluitend in de hoofden van nostalgici door een gouden rand worden omlijst. Hoewel het deelnemersveld tijdens de eerste WK te Uruguay (1930) louter uit elftallen van voetballende liefhebbers bestond, waren de vliegende tackle, de elleboogstoot en de genadeloos toegepaste noodrem reeds volledig geintegreerd. Zo berichtte de Volkskrant in haar toenmalige rubriek ‘Sport en Spel’: ‘Het gaat er bij de wedstrijden om het wereldkampioenschap te Montevideo niet zoo rustig toe als men dat wel zou wenschen. In de thans geeindigde voorwedstrijden hebben zich tenminste twee gevallen van een beenbreuk voorgedaan. Bij den wedstrijd tusschen Argentinie en Peru ging het al heel onvriendelijk toe. Daar kwam het even voor de rust tot een vechtpartij tusschen de spelers. Men heeft den wedstrijd tien minuten moeten onderbreken om de orde te herstellen.’
Ook de stemming onder de aanhang herinnerde allerminst aan familie-picknicks met strohoeden, eigengemaakte confiture en paardje rijden op vaders knie. Zo ontpopten de inwoners van de Argentijnse hoofdstad zich na een zinderend radioverslag van de WK-finale als hooligans avant la lettre: ‘Te Buenos Aires hebben ernstige ongeregeldheden plaats gehad, als gevolg van den voetbalwedstrijd Uruguay-Argentinie. Deze wedstrijd, die door Uruguay met 4-2 gewonnen werd, heeft naar de meening der Argentijnen geen regelmatig verloop gehad. Het elftal van Uruguay heeft namelijk volgens de Argentijnen zeer woest gespeeld en werd bovendien begunstigd door den Belgischen scheidsrechter. De Argentijnen waren hierover zo woedend, dat talrijke vrouwen die vlaggetjes van Uruguay droegen, door de opgewonden menigte met steenen werden bekogeld. Het kwam tot een algemeen handgemeen, waarbij de bereden politie moest ingrijpen. De menigte deed ook een aanval op het consulaat van Uruguay. De rust kon eerst worden hersteld, nadat de politie gedreigd had van de vuurwapenen gebruik te zullen maken en reeds eenige salvo’s in de lucht had gegeven.’
DAT VOETBAL ALS geen andere sport de volksmassa’s in beweging wist te krijgen, bracht Italie’s sterke man Benito Mussolini op een idee. Hoogstpersoonlijk eiste Il Duce de organisatie van de WK ‘34 op voor zijn land. Decennia voordat grote concerns als Mars, Coca-Cola en Mastercard het voetbal ontdekten als propagandistisch vehikel, begreep Mussolini dat een mondiaal voetbaltoernooi wonderen kan doen voor het prestige van een land: in dit geval het naar internationaal aanzien smachtende, fascistische Italie.
De ambities van de Italianen reikten natuurlijk verder dan het realiseren van een vlekkeloze organisatie, een soepele kaartjesverkoop en egale grasmatten. De superioriteit van het fascisme moest ook binnen de lijnen in klinkende resultaten worden omgezet - kortom, Italie moest ten koste van alles en iedereen wereldkampioen worden. En inderdaad, elke ploeg die het in 1934 waagde serieus te tornen aan deze politieke prioriteit, kreeg een rekening van builen, schrammen en blauwe plekken gepresenteerd. Het fysieke geweld der Azzuri werd door de arbitrage met opvallende lankmoedigheid getolereerd. Een en ander tot grote vreugde van het hysterische thuispubliek.
Onbetwist hoogtepunt in de Italiaanse intimidatie- en terreurcampagne was de halve finale tegen het team van de alom gerespecteerde balkunstenaars uit Oostenrijk, dat de bijnaam Wundermannschaft droeg. De wedstrijd kreeg, aldus een krantebericht uit die dagen, het karakter van een openbare mishandeling: 'Vooral Sindelar, de onvergelijkelijk handige virtuoos in de voorhoede, was gauw uit het veld geslagen door de overkokende geestdrift der gastheeren. En toen hij eenige keeren gelijk een noot was gekraakt, prefereerde hij in het verdere verloop van den wedstrijd maar wat op den achtergrond te blijven. (…) Die arme doelman Platzer heeft het ’t zwaarste te verduren gehad van allemaal. Verscheidene malen kon hij den bal niet onmiddellijk wegwerken, en op ’t zelfde oogenblik sprongen de Italianen dan bovenop hem, zooals verspringers op de cocosmat. Ook als hij bij een voorzet of corner een sprong naar den bal deed, was Meazza en Ferrari in de buurt om hem door een kopstoot in den buik doormidden te vouwen. Tweemaal is Platzer aldus knock-out geweest, verscheidene malen knock-down, en vrijwel gedurende den geheelen wedstrijd was hij groggy.’ Uit gezondheidsoverwegingen besloot de Zweedse fluitist Eklind de Italiaanse straatvechters tot de allerlaatste vuistslag vrij spel te geven. Want: ‘Hij zal de afrastering hebben zien doorbuigen onder den last van het publiek, dat hem te lijf wilde en hij zal de doodsbedreigingen duidelijk naar zijn hoofd hebben hooren slingeren.’
Toen Italie een week later inderdaad de wereldtitel veroverde ten koste van de Tsjechen (2-1 na verlenging) kreeg het toernooi de apotheose die Mussolini vooraf in zijn hoofd had. Tachtigduizend kelen scandeerden: ‘Duce! Duce! Duce!’ Als klap op de vuurpijl brachten de Duitse winnaars van de troostfinale - na een makkelijke zege op de kreupele Oostenrijkers - de Hitlergroet.
Met dit orgiastische huldebetoon aan de fascistische dictator als emotionele slotscene, werd het WK ‘34 uiteindelijk een nuttige case study voor de organisatoren van de Olympische Spelen van 1936 te Berlijn. De Oostenrijkse wondervoetballers wensten de onverkwikkelijke sluitingsceremonie overigens niet mee te maken. Uit protest waren zij reeds op de trein naar Wenen gestapt. Vijf jaar later zou de zo gebruskeerde spits Sindelar, bijgenaamd De Mozart Van Het Voetbal, na de Anschluss van Oostenrijk zelfmoord plegen.
DE DROEVE AFTOCHT van de Wundermannschaft was de eerste in een lange reeks uitschakelingen van voetbal-ploegen door resultaat-ploegen. Want als de WK-geschiedenis een IJzeren Wet illustreert, dan is het deze: dat kracht wint van techniek, berekening van schoonheid en verdediging van aanval. Vrijwel altijd greep het elftal dat met wervelend voetbal het neutrale publiek voor zich won schlemielig naast de hoofdprijs. Zo was Hongarije tijdens twee WK’s de absolute smaakmaker, maar nimmer kon de wereldbeker worden meegenomen naar Boedapest. In twee WK-finales liep men zich stuk op het gedrilde collectief van respectievelijk Italie (1938) en West-Duitsland (1954).
Vooral de nederlaag tegen West-Duitsland in Bern was bitter. Het Hongaarse sterrenteam met de legendarische Puskas was al vier jaar ongeslagen gebleven en nam in de eerste helft moeiteloos afstand met 2-0. Nadat Puskas nog enkele malen het houtwerk geselde, bogen de mentaal onbreekbare Duitsers de achterstand om in een verbijsterende 3-2-voorsprong. Een late goal van Puskas mocht niet meer baten; de Britse arbiter Ling zag er buitenspel in.
Ook andere smaakmakers gingen door een zijdeur af: het balletvoetbal van Brazilie in 1950 en 1982, het Portugal van Eusebio in 1966, het totaalvoetbal van Oranje in 1974 en 1978, het hogeschoolvoetbal van de Sovjetunie in 1986 en het ongedwongen feestvoetbal van Kameroen in 1990.
Slechts bij drie van de veertien WK’s werd de IJzeren Wet doorbroken. In 1958 hielden de artiesten van Brazilie de zenuwen tot het allerlaatste fluitsignaal in bedwang en zij schonken het neutrale publiek voor het eerst de winnaar die het wilde. Bij eerdere gelegenheden waren de dansers steevast in de schoonheid van hun eigen pirouettes tenondergegaan. Een sportjournalist omschreef de kwetsbaarheid van de Braziliaanse speelwijze als volgt: 'Het Braziliaanse voetbal kan worden vergeleken met een deken, die net iets te kort is. Het hoofd (de voorhoede) zit lekker warm ingestopt, maar het voeteneind (de verdediging) blijft koud. Het elftal mist rust en soliditeit op het achterdek. Een tegenstander die de kans krijgt pressie uit te oefenen merkt tot zijn verbazing hoe een simpele hoge bal in een kans kan uitmonden.’
Maar in Zweden slaagden de Brazilianen er dan eindelijk in een winnende choreografie op de mat te brengen. In een stralende finale weigerde finalist Zweden de sierlijke aanvalsgolven der Zuid-Amerikanen met onoirbare middelen te ontregelen. Het gastland werd met 5-2 royaal teruggewezen, maar geen Zweed treurde erom. De verbroederende taferelen na het eindsignaal vertederden zelfs het koelste Viking-hart: ‘Koning Gustaaf VI van Zweden liet zich vanmiddag omhelzen door Braziliaanse voetballers. Glimlachend, zelf nog vervuld van een wonderbaarlijke wedstrijd, doorstond de vorst deze inbreuk op het protocol (…) Vijftigduizend Zweedse toeschouwers waren de nederlaag van hun eigen favorieten al lang vergeten. Schor van vergeefse “heja’s” strooiden zij hun jubelende bewondering uit over de zonnekinderen uit een ver land, die zo fluweel-licht over deze laatste hindernis gegleden waren. In Zweedse ogen kwam een vochtige glans toen zij vanaf de tribunes neerkeken op zoveel vreemde, spontane, en intense vreugde overgoten met tranen.’
In 1962 en 1970 herhaalden de zonnekinderen de heksentoer om het meest attractieve voetbal in een wereldtitel om te zetten. Brazilie komt nog steeds de eer toe hier als enige in geslaagd te zijn. Daarom verdienen namen als Rivelino, Jairzinho, Tostao, Garrincha, Zagallo en Pele met een aparte kroontjespen te worden bijgeschreven in de WK-geschiedenis. Zij staan symbool voor de spaarzame overwinningen van voetballiefde op resultaatvoetbal.
EEN GETALENTEERDE generatie uit Nederland liet in 1974 de kans lopen met dezelfde kroontjespen in de WK-annalen te worden vereeuwigd. Begenadigde voetballers als Willem van Hanegem, Rob Rensenbrink, Johan Neeskens en vooral Johan Cruijff trokken het Nederlands elftal in luttele wedstrijden uit de internationale anonimiteit. De Hollandse Leeuw had slechts tweemaal eerder mogen brullen op een WK, maar beide keren werd de brul in een vroeg stadium gesmoord. In 1934 legden de Zwitsers hem onmiddellijk het zwijgen op (2-3), in 1938 ging hij - eveneens in de eerste wedstrijd - bij de Tsjechoslowaken over de knie (0-3).
Maar tijdens de WK ‘74 dartelde de Leeuw als nimmer tevoren. In een superieure stijl werden achtereenvolgens Uruguay, Bulgarije, Argentinie, Oost-Duitsland en heersend wereldkampioen Brazilie op hun nummer gezet. Nog voor de eerste bal was getrapt in de finale tegen het solide West-Duitsland, bezong het mondiale publiek de voetbalkunsten van de aanstaande wereldkampioen Oranje. Maar bedwelmd door alle loftuitingen en een vroege openingsgoal, verkeek Nederland zich evenals de Hongaren in 1954 op de Duitse veerkracht. Via een penalty van Paul Breitner en een bekeken rollertje van Gerd Muller alias der Bomber der Nation, herinnerde West- Duitsland de wereld aan de IJzeren Wet van de WK.
De Nederlandse finalisten van destijds mo gen inmiddels bedaagde huisvaders zijn, ze hebben de nederlaag nog steeds niet verwerkt. Bij Johan Cruijff is het verwerkingsproces zelfs nooit op gang gekomen. De illustere nummer veertien weigert tot op de dag van vandaag over een nederlaag te spreken; in de belevingswereld van JC is Nederland de grote winnaar van '74 omdat 'het grote Oranje’ nog altijd voortleeft in de geest van miljoenen voetballiefhebbers. Onlangs wuifde hij nog driftig met stapels fanmail die hij dagelijks uit gans de wereld ontvangt. ‘Iedereen herinnert zich ons voetbal van 1974’, sprak de meester. Om er retorisch aan toe te voegen: ‘Hoeveel brieven zou Beckenbauer krijgen?’
VIER JAAR NA Munchen eiste Oranje opnieuw een finaleplaats op. Hoewel het elftal veel dichter bij de wereldtitel kwam dan ‘het grote Oranje’ - de paal keerde in blessuretijd een potentieel winnend schot van Rensenbrink - heeft deze prestatie nooit tot de verbeelding gesproken. Geen enkele deelnemer kwam in 1978 tot groots voetbal. En toen gaandeweg het toernooi steeds duidelijker werd dat gastland Argentinie via intimidatie en malversatie de wereldtitel ging afpersen, verloor het zijn laatste glans.
Smakeloos dieptepunt in de serie dubieuze Argentijnse overwinningen was het sleutelduel tegen Peru. Het ongeslagen en taaie Peruviaanse elftal speelde opeens als een cafe-elftal dat zoeven onder de bierpomp vandaan was getrokken. De Peruaanse verdedigers die de spitsen van achtereenvolgens Nederland, Schotland, Polen en Brazilie moeiteloos aan banden hadden gelegd, leken met Bison-kit aan de grasmat gekleefd toen Argentinie opdraafde. De Argentijnse midvoor Mario Kempes kreeg een vrijgeleide richting het Peruaanse doel, alwaar de keeper zich bekwaamde in het ontduiken van de bal. Het eindresultaat: 6- 0 en Argentinie op doelsaldo in de eindstrijd.
Met Argentinie kreeg de voetbalwereld de besmette wereldkampioen die het verdiende. Fifa-baas Joao Havelange bleef volslagen ongevoelig voor de groeiende weerzin tegen een voetbalfestijn in een land waar verdwijningen, martelingen en terreur tot staatsinstrument waren verheven. Een boycot-actie vond internationaal veel weerklank. In Nederland wierpen Bram Vermeulen en Freek de Jonge zich op als boegbeelden van de actie Bloed aan de paal, waarbinnen men handtekeningen tegen deelname verzamelde. Het cabaret-duo werd door de KNVB-bobo’s echter als een paar zweverige hasjrokers terzijde geschoven, evenals de circa honderdduizend handtekeningen.
Ook internationaal wogen sportief-commerciele belangen uiteindelijk zwaarder dan humanitaire: geen enkel land nam afstand van de junta van generaal Videla door simpelweg thuis te blijven. Onder de voetballers zelf bleek het zendingswerk van Bram en Freek al helemaal geen effect te hebben gesorteerd. Eenmaal in Argentinie sloten de elftallen zich hermetisch af in luxe hotelcomplexen en trainingskampen. Zo ook Oranje. Toen de Dwaze Moeders van de Plaza de Mayo de Nederlandse spelers uitnodigden voor een bezoek aan hun plein, gaven negentien van de tweeentwintig te kennen liever te gaan winkelen op de ‘Florida’, Buenos Aires’ meest decadente wandelpromenade. De drie internationals die kozen voor de Dwaze Moeders - Wim Rijsbergen, Jan Jongbloed en Wim Suurbier - kregen van de Argentijnse veiligheidsdienst alle pleinen van de hoofdstad te zien, behalve de Plaza de Mayo. Via een tolk lieten de bodyguards het geirriteerde trio weten dat het bewuste plein om veiligheidsredenen maar beter kon worden gemeden. Hierdoor konden ze geen getuigen zijn van een patriottisch protest tegen de Dwaze Moeders, die door de georkestreerde en vlaggenzwaaiende menigte voor ‘hoerenkinderen, 'leugenaressen’ en ‘imbecielen’ werden uitgemaakt. Voorwaar, een vlekkeloze ambiance voor een internationaal sportfestijn.
DE WK-GESCHIEDENIS ontnuchtert. De hoogtepunten zijn spaarzaam, de dieptepunten talrijk. En toch blijven de verwachtingen iedere keer hoog gespannen. Blijft het honderden miljoenen toeschouwers over de hele wereld biologeren. Is het na de Olympische Spelen commercieel gezien het meest begeerde sportobject.
En verdomd! Dit keer, 1994, zouden de wensdromen over een spannend, sportief en aantrekkelijk toernooi wel eens bewaarheid kunnen worden. De voortekenen zijn gunstig. De Amerikanen staan zo onverschillig tegenover het fenomeen voetbal dat voor een intimiderend-chauvinistisch thuispubliek niet hoeft te worden gevreesd. Tegelijkertijd staat sport in de Verenigde Staten dermate hoog in aanzien en genieten sportsterren zoveel respect dat men op een flinke dosis enthousiasme mag rekenen. Weliswaar niet ondersteund door kennis van zaken, maar misschien werkt dat juist bevrijdend op de arbitrale trio’s, die normaliter kritische fluitconcerten van tienduizenden betweters over zich heen krijgen. En misschien werkt het verrassende applaus waarmee de Amerikanen een uittrap van de keeper, een inworp of een handsbal zullen belonen wel enthousiasmerend op de gelouterde profs.
Het is alweer vierentwintig jaar geleden dat het aantrekkelijkste voetbalteam ook wereldkampioen werd. Misschien dat in Amerika de IJzeren Wet van de WK opnieuw wordt gebroken. De voetballiefhebber smacht ernaar de aparte kroontjespen weer eens in de inkt te dopen. Maar welke namen zullen straks aan die van Pele c.s. worden toegevoegd? Die van landgenoot Romario de Souza Faria en zijn collega-kunstenaars? Die van Roberto Baggio en zijn companen? Die van Dennis Bergkamp en zijn kornuiten? Of wordt het toch weer Lothar Mattheus en zijn onvermoeibare dravers?
Bloed aan de paal
De geschiedenis van het WK voetbal ontnuchtert. De hoogtepunten zijn spaarzaam, de dieptepunten talrijk. Een sport in de klauwen van fascisten, sponsors en krachtpatsers.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/23
www.groene.nl/1994/23