PATRICK WAS ZESTIEN toen hij samen met zijn vrienden zijn eerste joint rookte. ‘Ik weet nog dat ik een uur lang volmaakt gelukkig heb zitten spacen op wat paardebloemen in de berm van de snelweg. Alle rotzooi in de wereld viel ineens van me af toen ik dat zag. Geel dat die bloemen waren geworden! Ik was gelijk verkocht.’
De laatste negen jaar is Patrick (25) dan ook vrijwel elke dag high geweest. Zo leuk als die eerste keer is het sindsdien echter zelden meer geweest: ‘Iedere dag blowen wordt op den duur ook een sleur. Je merkt dat je blijft hangen in dat coffeeshopcultuurtje: met zijn allen zo stoned als een garnaal plannetjes verzinnen om snel rijk te worden. En vervolgens niets doen. Dat is eigenlijk wel triest.’
Een paar keer heeft hij geprobeerd om er mee te stoppen, maar hij gaf het telkens na enkele dagen weer op. ‘Als ik niet stoned ben, verveel ik me helemaal dood. Dan beginnen de muren tegen me te praten.’ Enigszins daas en gedesillusioneerd woont hij nu op een kamertje tweehoog-achter in Amsterdam-Zuid, gevoed door de bijstand en een tientje skunk per dag. Patrick: ‘Ik heb het natuurlijk zelf gedaan. Maar een deel van de schuld geef ik aan die informatieboekjes die ze vroeger op school uitdeelden. Die schreven in de trant van: “Aan cannabis kun je echt niet verslaafd raken. En als je vader zegt van wel, wijs dan maar naar zijn pilsje: da’s pas slecht!” Die gasten hadden me toen wel eens mogen vertellen dat je aan de hasj ook behoorlijk hooked kunt raken.’
DE AAN HET AMSTERDAMSE Jellinekcentrum verbonden psychotherapeut Peter van Dalen geeft toe dat de risico’s van cannabisgebruik jarenlang niet erg prominent voor het voetlicht zijn gebracht. ‘Dat kwam voornamelijk omdat er nooit iemand bij ons langskwam om van de softdrugs af te komen. Zo af en toe liet iemand wel eens horen dat hij of zij wat probleempjes had met het gebruik, maar cannabisverslaving, daar geloofde eigenlijk niemand in. Afhankelijkheid associeer je immers met de steeds hogere doses en bibberende handen van de alcoholist en de heroinejunk.’
Hij was dan ook hogelijk verbaasd toen vanaf het begin van de jaren negentig opeens honderden mensen per jaar bij de drugshulpverlening aanklopten omdat ze een ‘cannabisjunk’ zouden zijn. Om aan de hulpvraag in Amsterdam tegemoet te komen, begon Van Dalen anderhalf jaar geleden met een inmiddels bloeiende afkickgroep voor softdrugsverslaafden. ‘De laatste tijd melden zich drie tot vijf mensen per week bij mij aan. De wachtlijst groeit hard.’
De plotselinge toeloop wordt volgens Van Dalen veroorzaakt doordat de zware cannabisrokers de laatste jaren onderling gingen toegeven dat ze flinke problemen hadden met het stoppen of minderen van hun gebruik. Langzamerhand raakte hierdoor het idee geaccepteerd dat ze misschien wel eens verslaafd konden zijn aan hun softdrugs. En vervolgens begonnen ze zich aan te melden. Van Dalen: ‘Vooropgesteld: dit zijn de cannabismisbruikers. Verreweg de meeste mensen roken het af en toe om zich eens lekker te ontspannen. Daar is dan ook niets mis mee. Wat bij mijn clienten speelt, is dat ze de cannabisroes gebruiken als een afweermechanisme, een wapen om verveling, frustraties en allerlei onplezierige herinneringen tegen te gaan. Blowen krijgt dan de functie van een psychische veiligheidsclausule: als het even niet zo lekker loopt, vlucht men snel onder de warme deken van de softdrugs.’
Dat betekent niet dat chronische cannabisrokers zielige gevallen zijn. Van Dalen: ‘Sommigen hebben op de een of andere manier knetterstoned hele universitaire studies doorlopen en carrieres opgebouwd.’ Dat ook zij zich uiteindelijk toch belemmerd gaan voelen, heeft volgens Van Dalen veel te maken met het feit dat bijna al zijn clienten zijn begonnen met hun chronische gebruik in hun puberteit: ‘Door toen al constant in een cannabisroes te leven, hebben ze die tijd eigenlijk nooit bewust meegemaakt. Alle problemen en vragen die met de puberteit samenhangen, zijn dus nooit opgelost, en dat zie je als mensen plotseling stoppen: alle twijfels over identiteit en seksuele voorkeur, beroepskeuze en levensfilosofie komen ineens boven. Zeker als je al een jaar of dertig bent, is het een enorme schok als je opeens geconfronteerd wordt met vervelende vragen als: wie ben ik eigenlijk?’
Zijn clienten vallen dan ook makkelijk terug in hun cannabismisbruik, mede door de goede verkrijgbaarheid en het onschuldige imago. ‘Men moet nee leren zeggen tegen die in bepaalde kringen alom tegenwoordige joint. Vaak is het breken met blowende vrienden of het beeindigen van de relatie de enige mogelijkheid om te stoppen. Afkicken is oorlog: een onheilspellend vacuum waarin men de hele dag nergens zin in heeft, behalve in die joint. Het allerbelangrijkste is om in ieder geval niet te gebruiken. Vanzelf ontstaan er dan wel nieuwe afweermechanismen om de oude verveling en levensangst te bestrijden en krijgt men zin in andere dingen dan blowen.’
Ook het uitvalpercentage is groot. Het motto van de afkickgroep - ‘Eens gestopt, altijd gestopt’ - is volgens Van Dalen bedreigend genoeg om de mensen die het eens op de bonnefooi komen proberen, door de mand te laten vallen. ‘Als cannabis meer dan tien jaar je trouwe steun en toeverlaat is geweest, is het vooruitzicht om nooit meer te gebruiken een bijzonder harde noot om te kraken. Toch maakt iemand pas een kans als hij of zij dit volledig accepteert.’
Van Dalen baseert dit op zijn ervaring dat mensen die er een tijdje van af zijn geweest en denken dat ze zo af en toe wel weer eens wat kunnen gebruiken, onherroepelijk terugvallen in hun oude patroon. ‘Dat komt doordat de roes zo'n sterke lichamelijke herinnering is. Als de ex-gebruiker die dan weer voelt, ontstaat er een kettingreactie van gevoelens en emoties die samenhangen met de oorspronkelijke functie van de roes: het verlangen om te vluchten: Daar verdrinkt men dan meestal weer heel snel in.’
EEN AANVULLENDE verklaring voor de snelle terugval van de cannabismisbruiker wordt gegeven door de zogeheten anandamide-hypothese. De basis voor deze theorie werd gelegd in 1990, toen in de hersenen receptoren (ontvangers van specifieke chemische verbindingen) werden ontdekt die vreemd genoeg alleen reageerden op THC, het psychoactieve ingredient van cannabis. Twee jaar later werd ontdekt dat die receptoren daar niet in eerste instantie zitten om de mensheid van het blowen te laten genieten, maar dat ze de ontvangers zijn van een lichaamseigen, THC-achtige stof die van invloed is op onze gemoedsstemming. Deze stof, een neurotransmitter, werd anandamide genoemd (naar ananda, Sanskriet voor gelukzaligheid).
De hypothese houdt in dat jarenlang chronisch THC-gebruik deze receptoren zodanig stimuleert dat de natuurlijke aanmaak van anandamide uiteindelijk stopt, aangezien ze overbodig is geworden. Als er dan opeens ook geen THC meer het lichaam binnenkomt, duurt het maanden voordat de normale anandamide-aanmaak weer op gang komt. Dit zou een deel van de depressieve gevoelens en de craving naar THC van ex-gebruikers verklaren. Daarnaast zouden de anandamidereceptoren door de jarenlange excessieve stimulering een levenslange hogere gevoeligheid voor THC behouden. Dit zou de snelle terugval vergemakkelijken.
Natuurlijk is dit nog slechts een veronderstelling, gebaseerd op een analogie met de werking van vele andere aan drugs gelieerde neurotransmitters, zoals bijvoorbeeld endorfine (een heroine-achtige lichaamseigen stof, waarvan de aanmaak stopt bij overmatig heroinegebruik, terwijl de endorfinereceptoren een levenslang hogere gevoeligheid voor heroine behouden). Pas na jarenlang onderzoek kan blijken of dit bij cannabis ook het geval is.
VOLGENS AUGUST DE LOOR van het Adviesbureau Drugs, al twintig jaar de luis in de pels van de reguliere drugsvoorlichting, moet de pers erg oppassen voor al te scherp aangezette verhalen over de risico’s van cannabisgebruik. De Loor: ‘Dan focus je veel te veel in op een klein kantje van de zaak en dat leidt alleen maar tot onrust in het land. Zelfs als dat van die anandamide waar zou zijn, doet het er nog niets toe. Drugs zijn ge woon drugs, middelen die je op een zachte manier kunt gebruiken en op een harde manier kunt misbruiken. Dat wisten we al lang. De drugs zelf zijn dus niet gevaarlijk, maar de mens die ze gebruikt.’
De Loor meent dat wie de gevaren van cannabis bestudeert, moet kijken naar de hele scala van drugsgebruik in Nederland. ‘Als je bedenkt dat er zo'n zeshonderdduizend alcoholisten in Nederland zijn, komt cannabis er met een paar duizend probleemgevallen helemaal niet zo slecht af. De oorzaak hiervan is het succes van het in Nederland gevoerde gedoogbeleid, dat als doel had om de markten van cannabis en de veel gevaarlijkere illegale drugs van elkaar te scheiden. Dit beleid is geslaagd en de samenleving is verrijkt met een vrijwel probleemloos horecacircuit voor de half miljoen mensen die zich af en toe willen ontspannen zonder gelijk naar de alcohol te hoeven grijpen. Dat kan niemand het land meer afnemen.’
EEN EVENTUEEL VERBOD op cannabis speelt dan ook geen enkele rol in de campagne tegen cannabismisbruik die het Jellinekcentrum momenteel aan het voorbereiden is. De aanleiding is dat het alternatieve horecacircuit van de coffeeshops in toenemende mate wordt ontdekt door scholieren. Cannabis blijkt zelfs de positie van alcohol als populairste genotmiddel naar de kroon te steken, zo blijkt uit recent onderzoek onder Amsterdamse jongeren van vijftien tot achttien jaar: 38 procent van de Amsterdammers tussen de vijftien en de achttien blijkt het middel wel eens geprobeerd te hebben. De helft daarvan gebruikt het nu af en toe, terwijl drie procent van alle jongeren elke dag cannabis rookt. Slechts een procent van deze jongeren drinkt dagelijks alcohol.
Roel Kerssenmakers van het Jellinekcentrum: ‘Ouders halen het niet in hun hoofd om hun kinderen dagelijks te laten drinken, iets wat ze in het geval van cannabis veel eerder toestaan. Het probleem is dat het roken van cannabis nu wel is genormaliseerd, maar nog niet genormeerd. Er bestaan gewoonweg nog geen maatschappelijke regels voor het verschil tussen gebruik en misbruik van softdrugs, wat ook blijkt uit het feit dat veel scholen tolereren dat er kinderen stoned in de klas zitten. Diezelfde scholen melden aan de andere kant dat er onder hun blowende leerlingen veel huiswerkproblemen en drop-outgedrag voorkomt.’
Om dit soort gedrag te voorkomen wil het Jellinekcentrum binnen het nieuwe middelbare-schoolvak ‘verzorging’ de leerlingen op een niet-autoritaire manier de mores van het drugsgebruik gaan leren. Een eerste aanzet tot deze aanpak is inmiddels al gegeven door de verspreiding van het blaadje Flash. Dit produkt uit de drukkerij van het Jellinekcentrum ziet eruit als een glossy vol interviews met jeugdidolen en spannende verhalen over seks, drugs en lifestyle. Maar alle verhalen zijn doorspekt met informatie over de risico’s van drugs, drank en gokken.
MARISKA (15) ZIT OP de scholengemeenschap Damstede in Amsterdam-Noord en heeft het blaadje gelezen. Volgens haar halen alle waarschuwingen tegen misbruik weinig uit: ‘Types die elke dag blowen, trekken zich daar echt niets van aan. Die waarschuwingen hoor je toch ook constant tegen roken en drinken en dat doet ook iedereen.’ Zelf heeft ze ook wel eens een jointje gerookt. ‘Het is wel cool om wiet te roken. De meesten die ik ken roken wel eens een trekje mee. Ze kopen het niet, hoor. Dat doen alleen die wijsneuzen die elke pauze onder het viaduct staan te sucken, die types die de hele dag door huh-huh-huh zeggen alsof ze Beavis en Butthead zijn.’
Mariska ziet wel wat in een grootscheepse aanpak via postbus 51. ‘Net zoals die drankreclames: geniet, maar blow met mate. Dan weet mijn oma ook gelijk dat het helemaal niet erg is als ik eens een keertje stoned ben.’
Volgens Roel Kerssenmakers is een grootschalige postbus 51-achtige aanpak echter niet wenselijk. ‘Daar bestaat geen draagvlak voor. Het gebruik van cannabis is nog steeds illegaal en gaat nog altijd maar een kleine groep mensen aan. Een ander probleem is dat je het moet roken en dat het dus ook schadelijk is voor je longen.’ Het Jellinek-centrum wil er dan ook zeker geen reclame voor gaan maken. ‘We hebben al twee schadelijke bewustzijnsbeinvloedende middelen en het is de vraag of er nog een bij moet. Aan de andere kant zijn er al honderdduizenden gebruikers van cannabis en nog veel meer mensen die dat helemaal niet erg vinden. Die moet je toch ook serieus nemen.’
Het officiele Standpunt van het Jellinekcentrum ten aanzien van cannabisprodukten luidt dan ook: legaliseer de softdrugs volledig. De voordelen die het centrum opsomt, zijn inmiddels genoegzaam bekend: de groothandel kan worden gezuiverd van de georganiseerde criminaliteit, een kwaliteitscontrole kan worden ingevoerd om te voorkomen dat de consumenten troep wordt verkocht en de overheid kan belasting gaan heffen over de winsten. ‘Bovendien kan legalisering gepaard gaan met uitgebreide voorlichting.’ Kerssenmakers: ‘Zolang die legalisering er nog niet is, moeten we in ieder geval blijven werken aan de verbetering van het huidige gedoogbeleid en het blijven informeren van de gebruikers. Hierin wil len we ook gaan samenwerken met de pas opgerichte Bond voor Cannabis Detaillisten en de Bond voor Cannabisgebruikers.’ Over toekomstige campagnes wordt inmiddels druk onderhandeld, aangezien alle deelnemende partijen tevreden moeten zijn: de scholen, de coffeeshophouder en natuurlijk ook de overheid, die voor het geld moet gaan zorgen.
DE OVERHEID LIJKT er de laatste tijd echter niet echt met haar hoofd bij te zijn. On langs werd vanuit het ministerie van Justitie weer een lobby opgestart om het hele gedoogbeleid op de helling te zetten, vanwege ‘de overlast die de coffeeshops veroorzaken’. Minister Sorgdrager meldde in een reactie hierop dat deze overlast inderdaad erg groot is, hoewel ze het toch ook weer niet realistisch vond om alle vijftienhonderd shops dan maar gelijk te sluiten. Samen met haar collega Borst van VWS (het departement waar het drugsbeleid officieel onder valt) is ze nu bezig met het opstellen van een nieuwe strategie voor softdrugs, waar de Kamer dan maar over moet gaan debatteren.
Het Sociaal Cultureel Rapport 1994 relativeert de coffeeshop-overlast overigens: ‘Een onbekend deel van de coffeeshops is betrokken bij criminaliteit als heling en handel in vuurwapens. Een deel daarvan veroorzaakt overlast. Beide verschijnselen zijn echter niet uniek voor de “drugshoreca”.’ Inderdaad, hetzelfde geldt ook voor een onbekend aantal kroegen en sigarenboeren. Het rapport beveelt daarom aan om coffeeshops via vestigingsvergunningen te gaan reguleren, en is er ook voor om de teelt van zaad en vezel leverende cannabis te legaliseren. Daarbij is het goed om te bedenken dat onze vezelige nederwiet officieus al de zesde bedrijfstak in de tuinbouw is en ook hard op weg is om ons meest veelbelovende exportprodukt te worden. Als iets de weg tot de normering van het cannabisgebruik zou kunnen openen, dan is het de invoering van de BTW op al die cannabismiljarden.
Volgens August de Loor zal het nooit zo ver komen: ‘Dan moet de wet immers gaan erkennen dat er niets mis is met af en toe een jointje. Aangezien cannabis gewoon niet strookt met het opgefokte wereldbeeld van de huidige machthebbers, zal dat nooit gebeuren. Van een jointje word je immers ontspannen. Dat past niet in deze op alcohol lopende prestatiemaatschappij.’
Blowen schaadt de gezondheid
Nu softdrugs zijn ingeburgerd, blijkt dat het voor sommigen blowen toch niet probleemloos blijft. Tijd voor een ‘Geniet, maar blow met mate’-aanpak, compleet met BTW-heffing? ‘Dat past niet in deze op alcohol lopende maatschappij.’
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/41
www.groene.nl/1994/41