Vannacht toen ik naar huis fietste door het park had ik een authentieke angstervaring.
Het park wordt al niet zo goed verlicht, er zijn nachten dat ik liever er omheen fiets dan er doorheen, maar ik was moe, ik kwam met een late trein uit Amsterdam die afgeladen vol zat met bezoekers van het concert van ‘de toppers’. Ze hadden zich uitgedost in rood, wit, blauw en zilver, en dan bedoel ik ook echt uitgedost. Mensen zeggen dan ‘het was alsof ik in een film van Fellini was beland’, en inderdaad, ik heb dat dwepen met Fellini toch al nooit zo begrepen. Ik ben meer van de school Antonioni, hoe zwart-witter hoe beter. Verdoofd van het gehos en gedoe, oranje feestwimpers, het bestaat allemaal, fietste ik naar huis, ik dacht aan de meisjes van Frank R., hoe die denken afgesproken te hebben met een leuke jongen van achttien, en dan op de parkeerplaats van Assen een stokoude schlemiel, een stinkende loser zien staan.
De krant blijft er maar over berichten, iedere dag weer, erupties van seksueel geweld, Gérard Depardieu in de huid van Dominique Strauss-Kahn, verkrachtingen die dunnetjes worden overgedaan, zedenpolitie die niets anders doet dan naar kinderporno kijken en wegkijkt als er dieren in het spel komen, ‘zo hulpeloos’, het is allemaal van een hulpeloosheid om te huilen, de etterende stroom van lust die niet weet waar die naartoe moet, die stuit op een muur van weerzin en nietthuisgeven, van hoofdpijn en afgewend gelaat.
Ik zie Frank R. daar staan, in Assen, hij heeft net nog boodschappen gedaan bij Albert Heijn, misschien heeft hij een hond, een hulpeloze hond, hij staat te wachten op zijn meisje, straks gaat hij haar insmeren met poep. Dit is geen Fellini meer, eerder David Lynch, die zou er een stroboscoop op zetten.
Het is zo makkelijk om te denken dat je als meisje toch meteen rechtsomkeert maakt als je die engerd ontwaart en hij wacht op jou, zo makkelijk als je naar huis fietst en al die leuke liflafzaakjes passeert waar je overdag je olie en azijn haalt, je latte macchiato laat bereiden, en de lust hij ettert voort, ja drie flessen rosé alstublieft.
It’s such a façade, hoorde ik een Engelse toeriste in Venetië zeggen en ze liet haar tevreden lichaam achterover vallen in een gondel.
Uhuh.
Maar nu is het gewoon pikkedonker, de etalages staan op zwart, en straks ben ik thuis, zo’n meisje, ze ziet die vent daar staan, kaal, armoedig, oud.
‘En je medelijden zwelt… zwelt… vuur en vlam is je hoofd.’
Met Eva schreef Carry van Bruggen bijna honderd jaar geleden het portret van een meisje dat aan haar eigen compassie ten onder gaat.
‘Waarom begrijp je alles… waardoor kleeft van zoveel het weten je aan?’
Brandende zinnen, aan elkaar geschreven met behulp van heel veel gedachtepuntjes. De schok van het slachtoffer, retourtje Assen in haar rugzak. Hier kan geen gedachtepuntje meer tegenop. Is hij dan degene aan wie ze al die confidenties per chat heeft gedaan? Dan… Herstel de beweging. Rechtsomkeert maken is het verlies accepteren. Erkennen dat ze zich voor de gek heeft laten houden. Gedachtepuntje gedachtepuntje gedachtepuntje. Hier moet iets anders aan de hand zijn. Eigenlijk moet hij heel lief zijn, en anders is hij gewoon heel zielig…
In Vonne van der Meers roman De reis naar het kind verlangt Julia zo naar een baby dat ze een reis naar Peru onderneemt om er een te kopen. Ze raakt verzeild in een koehandel en wordt opgelicht. In plaats van met een baby keert ze met een tandeloze kale oude man huiswaarts. Haar man is ontzet, maar Julia volhardt in de verzorging van die man. Het is de ijzeren consequentie van het alles op alles willen zetten om een kind te krijgen, dat ze datgene wat ze in de schoot geworpen krijgt niet laat stikken.
De meisjes hadden medelijden met hun belager. En ze schaamden zich voor hun eigen dromen. Op meer dan driehonderd kon Frank R., de Belgische massazedendelinquent uit Cuijk, zijn gorigheid uitleven. Hij hield zich in ieder geval niet in de bosjes op, dacht zij toen ze het slecht verlichte park in fietste.
Famous last thoughts.
Toen ik hier net woonde werd ik gewaarschuwd voor een man die gemaskerd en verder naakt ’s nachts opdook. Daarna was er sprake van een dikkige figuur op een brommertje, matje in de nek. Achttien vrouwen nam hij te grazen, nooit werd hij opgepakt. Vorige maand werd een DNA-onderzoek afgeblazen, omdat de groep ‘te groot’ is. Het is dat ik niet van ageren hou, anders zou ik zeggen dat ik niets van deze redenering begrijp.
Wat zich vannacht aan mij manifesteerde in een donker park was in feite slechts folklore. Een dronkenlap die voor je wielen springt en keihard ‘boe’ roept. Ik stond vooral te kijken van de autonome reactie van mijn lichaam. Alles stond acuut rechtop, ieder haartje werd een naald, tot onder mijn voetzolen tintelde de angst. Nadenken was er niet meer bij.