© Olivier Middendorp / ANP

‘Ik heb een geweldige tijd gehad. Eén groot feest.’ Ton Schimmelpennink zit aan een klein tafeltje aan de zijkant van zijn winkel, hij nipt van zijn koffie. Over twee dagen sluit de literaire ‘boekhalte’ Schimmelpennink aan de Amsterdamse Weteringschans definitief zijn deuren. Toch lijkt de eigenaar al over het verlies heen. ‘Zo’n uitverkoop is natuurlijk een rouwproces’, zegt hij, ‘maar ik heb me ermee verzoend. Ik ben 75 en heb nog wel andere plannen in het leven. Al blijft het natuurlijk doodzonde dat opvolging financieel niet mogelijk is.’

‘Voor de oorlog zat hier al een boekhandel’, vertelt Schimmelpennink, terwijl buurtbewoners binnenlopen om afscheid te nemen en hun laatste slag te slaan. ‘De vader van de socialistische wethouder Emanuel Boekman is hier begonnen. Die ingebouwde boekenkasten tot aan het plafond stammen uit die tijd. Die zijn echt antiek.’

Schimmelpennink zelf groeide op in een katholiek Amsterdams gezin. Een missionaris op schoolbezoek overtuigde hem dat zijn roeping in Afrika lag en een tussenstop op het kleinseminarie voor late roepingen in Horst (Limburg) lag dan voor de hand. In jaren zestig raakte het gezin echter ‘in de ban van de revolutie’; grote broer Luud werd een bekende provo en Ton keerde de terug naar de hoofdstad, waar hij uiteindelijk welzijnswerker werd, en actievoerder voor onder meer Amsterdam Autovrij.

Een mini-advertentie in Vrij Nederland zette in 1992 zijn leven op zijn kop: kleine boekhandel ter overname. ‘Die annonce trof me als een bliksemschicht’, zegt hij nu. ‘Ik wist meteen: dat wil ik de rest van mijn leven gaan doen. Het klopte helemaal, ik ging mijn eigen koninkrijk creëren.’

De oude zaak was een failliete boedel, een boekhandel zonder gezicht, een allemansvriend. Dat moest anders, besefte Schimmelpennink, die in de avonduren het boekhandelsdiploma haalde op de Frederik Muller Academie. Al snel kwam hij erop uit dat hij voor de echte literatuur moest gaan. ‘Wat op zich een rare keuze was, want ik las nauwelijks literatuur. Ja, op school had ik natuurlijk wel Bordewijk gelezen en ook Elsschot en later natuurlijk Hermans en Reve. Maar ik was meer een man van de politiek en van non-fictie. Als boekhandelaar ben ik ondergedompeld in fictie, de schone letteren, en heb ik langzaam maar zeker mijn eigen smaak ontwikkeld. Dat was een heel proces, maar mijn vrouw Marianne bijvoorbeeld, die weet veel meer van literatuur.’

‘Wat kom je doen?’ De eerste begroeting in de naar pijptabak ruikende zaak kon wat nors zijn

Hij ontdekte de Russen en natuurlijk gedichten. ‘Ik heb hier twaalf, dertien, veertien, wel vijftien planken met gedichten, vijftien meter moderne poëzie. Wie heeft dat tegenwoordig? Ik was de grootste speciaalzaak in poëzie, terwijl dat nog amper wordt verkocht.’

Toch ontwikkelde hij een succesformule met échte literatuur, literaire avonden, een eigen magazine met boekbesprekingen en persoonlijke overpeinzingen, én een wekelijkse zaterdagavond nazit met wijn, leverworst en sigaren. De exemplaren van De Groene Amsterdammer kwam hij elke woensdag zelf halen bij het oude kantoor aan het Westeinde.

‘Wat kom je doen?’ De eerste begroeting in de licht naar pijptabak ruikende zaak kon altijd wat nors zijn, alsof de rust van een koning verstoord was. Maar snel volgde dan echte belangstelling, en discussie over stad, politiek en kapitalisme. Van klanten ‘die als koeien achter bestsellers aanliepen’ hield hij niet. Hij zal een van de weinige inkopers zijn geweest die niet met een blocnote in de hand naar het DWDD-panel keek. Vijftig tinten grijs kocht hij niet in. ‘Al bestelde ik het wel, als mensen het echt wilden. Ik heb er geloof ik twee verkocht.’ Met drieduizend klanten bediende Schimmelpennink een vaste kring van literatuurliefhebbers.

De zaak floreerde door eigenzinnigheid, bij de viering van het twintigjarig bestaan was het motto ‘moedig voorwaarts’. Zeven jaar later is dit veranderd in ‘moedig zijwaarts’ en sluit de boekwinkel de deur. Wat ging er mis? ‘Ook bij mij snoepte Bol.com elk jaar weer iets van de omzet af’, antwoordt Schimmelpennink. ‘Daar hebben alle boekhandels mee te maken. Bol heeft nu dertig procent van de boekenmarkt in handen en dat percentage wordt alleen maar hoger. Opeens fel: ‘En dat allemaal dankzij het Centraal Boekhuis, waarvan de boekwinkels eigenaar zijn. We hebben ze zelf in het zadel geholpen. Bol heeft daar een enorme hal gekregen en kan de boeken direct laten verzenden. Als ik het boek binnen heb moet ik er nog 6,75 aan postzegels op doen. Het is gewoon oneerlijke con-currentie.’

Twee potentiële overnamekandidaten kregen de rekensom niet rond. ‘De huur zou naar tweeduizend euro gaan en dat verdien je echt niet.’ Zelf moest hij een paar jaar uit eigen vermogen bijstorten. Een initiatief om een stichting op te richten kwam te laat van de grond. Toch wil hij niet in mineur terugkijken. ‘We zitten straks vaker in onze huifkar in Friesland en ik ga hier in de buurt meer vrijwilligerswerk doen.’

Hoe zou hij het aanpakken als hij nu een boekenzaak begon? ‘Allereerst moet je meer ruimte hebben’, doceert de pensionado in wording. ‘Hier is het te klein. Want je moet tentoonstellingen organiseren en natuurlijk optredens. Het wordt toch meer een mengvorm. Je schenkt koffie én hebt goede literatuur. Het is meer een cultureel centrum, ook met leesclubs, en met de boeken als bijproduct.’