Willem Beyering woont in Nijlande. Zijn familie boert sinds mensenheugenis in deze streek. ‘In de afgelopen dertig jaar zijn bijna alle boeren in de omtrek gestopt. Ze verdienden geen droog brood meer’, zegt Beyering. Er is meer veranderd. Een deel van zijn grond pacht Beyering voor een bescheiden bedrag van Staatsbosbeheer, een natuurbeheerder van wie hij niet eerder mag maaien dan aan het einde van het broedseizoen, hetgeen de grond nauwelijks rendabel maakt.
Veel voormalige cultuurgrond is onderweg natuur te worden. Het Deurzediep bijvoorbeeld, een halve eeuw geleden gedempt en om redenen van transport vervangen door een kanaal, is weer uitgegraven. Een half jaar kostte dat, maar de draglines hebben getrouw de vroegere bedding gevolgd, zodat het kaarsrechte kanaal thans wordt geflankeerd door een meanderend riviertje. Tekenend voor de verandering zijn de hectaren teelgrond waarvan Staatsbosbeheer de vruchtbare opperlaag afgraaft om weer de echte, schrale gebieden terug te krijgen. Of de zogeheten ‘stiltegebieden’, waar mens noch huisdier een stap mag zetten. Of de ‘verruigingsgebieden’, waar de natuur vrij spel krijgt.
‘Voor veel boeren is het bedreigend dat Staatsbosbeheer steeds verder oprukt’, zegt Beyering. ‘Ik vind het jammer dat overal bos komt. We hebben er eeuwen over gedaan om er een beetje goede grond van te maken. Maak je er bos van, dan is het voor de boeren onherroepelijk verloren. En bos breidt zich uit. De belendende grond is slecht, vanwege schaduw en wild.’ Van het afgraven van teelgrond en de restauratie van een atletisch riviertje vraagt hij zich af of ze ‘niks zinnigers te doen’ hebben. Sceptisch is hij over ‘die verruigingsterreinen’. Beyering: ‘Verruigen is bij Staatsbosbeheer vaak een ander woord voor verwaarlozen. Ik ken percelen, singels en vennetjes waar al jaren niks aan is gedaan. “Geen geld”, zeggen ze dan.’
EEN ONDER BOEREN veelgehoord punt van kritiek is de pacht. Steeds meer boeren huren hun grond van een natuurorganisatie. Harry Lieben, biologisch boer nabij het Drentse gehucht Nooitgedacht, is zijn gemoedsrust niet zeker bij Staatsbosbeheer. ‘Ik pacht dertig hectare van hen, een belangrijk deel van mijn totale oppervlak. Maar de zekerheid die ze me gunnen is minimaal. Ik heb een jaarcontract, dus ieder moment kunnen ze besluiten mij eraf te gooien. Als ik niet direct vervangende grond kan vinden, staat mijn hele bedrijf op losse schroeven.’
Vorig jaar is hem dit ook overkomen. ‘Staatsbosbeheer riep een aantal pachters bijeen en vertelde doodleuk dat hun grond een andere bestemming zou krijgen. Een paar maanden voordat het contract afliep. Ze denken daar nauwelijks na over de ellende die ze met dit soort willekeur bij boeren veroorzaken. Ik heb er nachten van wakker gelegen.’
Grond met natuurpotentie wordt aangekocht door de Dienst Landelijk Gebied, een onderdeel van het ministerie van Landbouw met een kapitaal van enige honderden miljoenen per jaar. Landelijk Gebied geeft het vervolgens aan een van de drie natuurbeheerders: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of de Provinciale Landschappen. Deze drie organisaties zijn de grootgrondbezitters van Nederland en bestrijken tezamen ruim 350.000 hectare. Staatsbosbeheer bezit verreweg het grootste deel, de andere hebben elk ongeveer 75.000 hectare. Leidraad bij de verdeling van de hectaren over de drie zijn de invloedssferen zoals die zijn aangegeven in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), een wirwar van groene vlekjes over de kaart van Nederland die aansluiting met elkaar moeten vinden in onder meer ‘corridors’ en een Groen Hart.
In de komende 25 jaar verwacht Landelijk Gebied zo'n 100.000 hectare boerengrond te verwerven, dankzij de gestage stroom faillissementen en de door opvolgingskwesties teloorgegane bedrijven. Een deel van die oppervlakte ligt in de hoofdstructuur en staat dus genomineerd als ondeelbare, onvervreemdbare Nederlandse natuur. Zo'n vaart loopt het echter niet. Van de beoogde ‘reservaatsgebieden’, territoria van onversneden wildernis, is nog slechts tien procent in natuurbeheerdershanden. De ‘beheergebieden’, waar wordt gemikt op conservering van ‘waardevol cultuurlandschap’ door boeren, verwisselen iets sneller van eigenaar.
STAATSBOSBEHEER en Natuurmonumenten zijn eerbiedwaardige instituten, al in de vorige eeuw ontstaan. Uit die tijd stamt hun areaal, maar het is pas vanaf 1975 dat het beleid is gericht op de verwerving van boerengrond. Vanaf dat moment loopt het gevecht om de hectaren en zijn de spanningen tussen boeren en natuurbeheerders gaan oplopen. De laatste kwart eeuw heeft zich een stille revolutie afgespeeld in de bezitsverhoudingen. Steeds meer boeren zijn aangewezen op gronden van de natuurbeheerders. Daarmee zijn ze in de armen gedreven van de natuur- en dierenvrienden die zich altijd hebben geprofileerd als openbaar aanklager van de boeren.
‘Boeren zijn weer horigen geworden, net als in de middeleeuwen’, stelt Ton ter Schure, veldmedewerker van Vereniging Natuurbeheer Eilandspolder, een jonge boerencoöperatie in Noord-Holland. Boosdoener is ook hier Staatsbosbeheer. ‘Verreweg de meeste contracten die boeren afsluiten, gelden voor een jaar of nog korter, tien maanden. Dat heeft tot gevolg dat de verpachter de gronden naar eigen believen kan intrekken. Bij tienmaandelijkse contracten komt het eigendom van de grond twee maanden per jaar in het luchtledige te hangen.’ Daarbij komt nog dat voor gronden met kortlopende pacht het mestquotum komt te vervallen - voor boeren met veel van dit soort gronden een serieuze beperking van hun mogelijkheden.
Ter Schure deed eens een onderzoekje naar de contracten die boeren uit de Eilandspolder met Staatsbosbeheer hebben gesloten. ‘Geen twee contracten zijn gelijk. Veel is gebaseerd op de verstandhouding met de rayonbeheerder. En als je kritiek hebt op Staatsbosbeheer, staan ze de volgende dag bij je op de stoep. Dat is een boerin hier uit de buurt overkomen. Je reinste chantage.’ De betreffende boerin, die niet met haar naam in de krant wil, beaamt zijn relaas. ‘Ik kon al slecht opschieten met die opzichter van bosbeheer, een echte macho. Toen ik kritische noten kraakte over de houding van de organisatie, wisten ze me ogenblikkelijk te vinden. Ik pacht bijna al mijn grond van Staatsbosbeheer en die troef kwam op tafel ook.’
De kritiek van de boeren spitste zich toe op een lokaal schandaaltje, een landelijke wandeldag door broedreservaten en stiltegebieden, georganiseerd door Staatsbosbeheer. Terwijl de pachters zich moesten houden aan het voorschrift niet eerder te maaien dan 15 juni, het einde van het broedseizoen, en werd verboden ook maar een stap te zetten in de zogeheten ‘stiltegebieden’, liet Staatsbosbeheer honderden wandelaars door het kniehoge gras klossen.
JAN-JAAP JANTJES, bioboer en voorzitter van Natuurbeheer Eilandspolder, heeft zich niet over de scheve schaats van Staatsbosbeheer verbaasd. ‘Al vanaf de jaren zestig hebben de natuurorganisaties het grootste gelijk van de wereld. De boeren waren de vervuilers en zij behartigden de belangen van de natuur. De vervuiling door de boeren is gelukkig fors aan banden gelegd, maar de rol van die organisaties wordt door iedereen klakkeloos aanvaard.’
Vooral de ongelijkheid in verantwoordingslast tussen boeren en natuurorganisaties steekt hem. ‘De boeren van de Eilandspolder doen aan natuurbeheer, worden gecontroleerd en krijgen per nest en beschermd gewas betaald. Maar Natuurmonumenten, Landschappen en Staatsbosbeheer worden door niemand gecontroleerd. Ja, door zichzelf. Niemand die dat vreemd vindt. Maar het verklaart wel de arrogantie van een Staatsbosbeheer om zichzelf van allerlei voorschriften te ontheffen terwijl de boeren erop worden afgerekend.’
De Eilandspolder is in zekere zin een uitzondering. Door een speling van de provinciale administratie bleek Noord-Holland enige miljoenen over te hebben - een buitenkans waar de boeren van de Eilandspolder snel op inspeelden. De opzet komt neer op natuurbeheer die niet onder een van de grote drie valt, maar rechtstreeks onder de overheid, in dit geval de provincie. Jantjes laat zien wat zijn dertig hectaren aan natuurbeheer opbrachten. ‘Ik had vorig jaar drie scholeksters en twee kievieten op mijn land. Het bedrag dat ik hiervoor kreeg was verwaarloosbaar. Maar de plantengroei was beter.’
Hij laat een lijst van ‘indicatoren’ zien, soorten waarvan er tenminste één exemplaar per hectare moet voorkomen, zoals het blauwe glidkruid, de grote watereppe, het pijptorkruid en de waterzegge. Ruim drieduizend gulden haalde Jantjes aan ‘indicatorsoorten’ binnen. Jantjes: ‘Dit is de manier waarop wij worden afgerekend. Keihard, per exemplaar. Denk je dat Staatsbosbeheer ieder seizoen met een telmachientje door de weilanden gaat lopen?’ Het boerencollectief van Jantjes wordt gecontroleerd door de vrijwilligers van Milieu Kontakt Eilandspolder, een gezelschap bestaande uit honderd fanatieke vogelaars.
Het ‘geval’ Eilandspolder is bij Staatsbosbeheer bekend. ‘Even nuanceren’, reageert R. Graat, districtshoofd Noord-Holland van Staatsbosbeheer. Allereerst de gewraakte wandeling. ‘Die liep helemaal niet alleen maar dwars door broedreservaten heen. We hebben juist van tevoren gekeken wat de minst schadelijke route zou zijn.’ Dus volgend jaar weer? Graat, stellig: ‘Dit was een uitzondering. We hebben tegen de dorpsraad Grootschermer, die de wandeling had aangevraagd, gezegd dat dit geen regel wordt. Maar je moet als natuurbeheerder af en toe laten zien wat je voor de gemeenschap doet.’
Ook de geruchten over het gebrek aan controle van buitenaf zijn hem bekend. Graat: ‘Sorry dat ik onszelf op dit punt op de borst moet kloppen, maar wij zijn de eersten die een eigen systeem hebben om de natuuropbrengsten te meten. Je moet weten of er nesten bij zijn gekomen, of het aantal soorten is gestegen en of het drasland voldoende zompig is. Eenmaal per tien jaar bekijkt een extern bureau of we onze doelen hebben bereikt, en tegen welke kosten. Verder wordt het beleid om de drie à vier jaar geëvalueerd.’ Vraag is alleen wie evalueert. ‘Nou, alle mensen die erbij betrokken zijn, dus het regiohoofd, de opzichter, plus iemand van het hoofdkantoor.’ Driewerf Staatbosbeheer.
‘Volkomen scheef’, vindt Jantjes. ‘Eenmaal in de tien jaar onafhankelijke controle is natuurlijk niets. Op de een of andere manier worden de natuurbeheerders klakkeloos vertrouwd. Zij bedoelen het goed met de dieren en de planten en hoeven dus niet door een onafhankelijke instantie aan hun beloften gehouden te worden. De boeren worden gewantrouwd en moeten zich verantwoorden. Maar wij kunnen precies uitrekenen hoeveel natuurbeheer ons kost. Zij niet. Zij gissen maar wat.’
Ook hier ontkent Staatsbosbeheer, maar niet de gedeputeerde voor milieu van Zuid-Holland. Ook deze provincie subsidieert boeren die aan natuurbeheer doen, in de Alblasserwaard. Heykoop: ‘Het ministerie was eerst tegen het experiment in de Alblasserwaard, omdat het moeilijk controleerbaar zou zijn. Maar dat is het juist niet.’ Heykoop wil dat in het natuurbeleid alleen het resultaat telt. ‘Het huidige systeem voldoet daar niet aan. Om resultaten te kennen, moet je de effecten van je beleid weten. Daarom moeten natuurorganisaties ook worden gecontroleerd. Het is geen onwil dat dit nog niet goed geregeld is. Wij als provincie publiceren wel elke twee jaar een “staat van de natuur”, maar daarin kunnen we niet erg precies zijn. Een keer tijdens een vergadering van Gedeputeerde Staten werd geopperd dit te verbeteren, maar toen keken we elkaar aan: hoe doe je zoiets? We zijn er nu mee bezig, maar het duurt nog wel een poosje voordat zoiets is ontwikkeld.’
EN DAN DE PACHTWET. Paul Schaap van Natuurmonumenten bevestigt dat ook bij zijn organisatie een warme voorkeur bestaat voor kortdurende pacht met boeren. Van alle gras- en bouwland dat Natuurmonumenten aan boeren verhuurt, gaat negentig procent via tienmaandelijkse of éénjarige contracten. Schaap: ‘Het ligt gevoelig bij de boeren, maar wij zijn altijd zeer terughoudend geweest met langdurige pacht. Dat is dan voor een periode van zes jaar, en alleen als je als verpachter buitengewoon goede redenen hebt, kun je aan verlenging van dat contract ontkomen.’
Hoewel boeren en Natuurmonumenten ‘tot beider voordeel’ samenwerken, onderstreept Schaap de traditionele verschillen. ‘Voor een boer is land nog altijd een produktiemiddel, hij wil brood op de plank. Maar als wij vinden dat een weiland te veel wordt begraasd, dan willen we dat kunnen veranderen. En dan is het prettig als je een onwillige boer zo'n stuk land kunt ontnemen. Wij zijn natuurbeheerders en willen de continuïteit van ecologische processen garanderen. Een jaartje verruiging schiet niet op, soorten komen pas terug na jaren.’
De natuurorganisaties vrezen de pachtwet omdat zij de pachter een granieten rechtsbescherming biedt. Vandaar de populariteit van de kortlopende contractjes onder natuurbeheerders. In feite wordt de pachtwet met deze praktijk omzeild, hetgeen bij voorkeur gebeurt met het argument dat zij geen houvast biedt voor ‘natuurpacht’, dus voor ander grondgebruik dan het traditionele agrarische. ‘Onwaar’, stelt Heykoop, die vindt ‘dat het allemaal via gewone pachtcontracten zou moeten’. ‘In 1993 is een wijziging in de pachtwet opgenomen waarin dit wel degelijk mogelijk is. Maar ja, de organisaties zullen huiverig blijven zolang die rechtsbescherming zo formidabel blijft.’
Boeren zijn nieuwelingen in het oprukkende verschijnsel natuurbeheer, vreemdelingen die de taal nog niet spreken en alom worden gewantrouwd. Boeren zullen zich hiertegen teweer moeten stellen, meent Heykoop. ‘Agrariërs zullen zich verder moeten emanciperen. De ontwikkeling van hun rechtspositie in het natuurbeheer staat nog in de kinderschoenen. Ze zullen zich moeten bundelen en hun sterkste kanten uitbuiten. Per slot van rekening kunnen ze goed boeren.’
ONDERTUSSEN woedt de strijd om de hectaren voort. Voor de Haarlemse rechtbank bijvoorbeeld, enige weken geleden. De boerenorganisatie WLTO tegenover Natuurmonumenten dit keer. De natuurvrienden willen een kolos van een ‘beheerboerderij’ bouwen in het Wormerveld, niet ver van de Eilandspolder. De boeren vrezen voor verlies van boerengrond. Uit een enquête zou blijken dat de boeren niets liever willen dan zelf het agrarisch natuurbeheer ter hand nemen. De boerenstand aldaar dreigt nu ‘onteigend’ te worden.
Maar in de rechtszaal blijkt de WLTO een ondeugdelijke belangenbehartiger. Natuurmonumenten heeft beter contact met de plaatselijke boeren, die allen hebben gezegd te willen stoppen. De WLTO-advocaat staat met zijn mond vol tanden maar heeft nog niet alle sympathie van de rechter verspeeld. ‘Als boeren dit zo belangrijk vinden, waarom zijn jullie dan nooit met alternatieve vormen van natuurbeheer gekomen?’ Andermaal blijft hij het antwoord schuldig. De woordvoerder van Natuurmonumenten weet het wel. ‘Puur vijand-denken. De WLTO vertegenwoordigt hier niet de plaatselijke agrariërs, maar een vermeend belang van de Nederlandse boer. Het doel van deze actie is om de boerengrond in de familie te houden.’