In het juryrapport voor de Booker Prize werd het winnende boek, The Promise van Damon Galgut, vergeleken met het werk van William Faulkner en Virginia Woolf; in mijn bespreking van de Nederlandse vertaling, een paar maanden daarvoor, voegde ik daar nog Hugo Claus aan toe. Die vergelijkingen betreffen de filmische techniek van de roman: Galguts verteller schiet als een cameraman van de een naar de ander, erop vertrouwend dat de lezer zijn bewegingen kan volgen en heus wel in de gaten heeft in wiens hoofd hij naar gedachten en emoties speurt.
Aan Claus moest ik ook denken omdat De belofte een boerenroman is, zij het in een Zuid-Afrikaanse context. En dat betekent onherroepelijk dat de politieke ontwikkelingen, ook al krijgen ze maar beperkte aandacht, een beslissende rol spelen in de geschiedenis van de blanke boerenfamilie waar het om gaat. Dit is een zeldzaam goede, maar bepaald niet optimistisch stemmende roman. Galgut betoogt noch veroordeelt, hij toont hoe vanzelfsprekend het racisme vaak nog is in alledaagse scènes, hoe weinig er over is van de hoop die Mandela belichaamde. Maar wel beschikt hij over een subtiel gevoel voor humor, dat, zoals alle humor van niveau, de ellende overigens niet verzacht maar juist direct voelbaar en ervaarbaar maakt.
Dit jaar verraste Antwerpenaar Jan Vanriet, dichter en wereldwijd befaamd beeldend kunstenaar, mij met de roman Rovers. En opnieuw is het een avontuurlijk en veelzijdig boek, dat dankzij een open, weinig verplichtende handelingslijn alle ruimte biedt voor uitweidingen over actuele maatschappelijke ontwikkelingen, soms messcherp, soms ironisch, altijd intelligent en trefzeker.
Hoofdpersoon is een plusminus zeventigjarige kunstenaar die in de penarie komt als hij beschuldigd wordt van seksisme: met een eigentijdse variant van De roof van de Sabijnse maagden (Nicolas Poussin, 1637) zou hij grensoverschrijdend seksueel gedrag verheerlijken – een potsierlijke beschuldiging die escaleert in een hetze die de kunstenaar niet onberoerd laat. Hij raakt in een crisis, belandt op een dood spoor, maar werkt zich daar ook weer uit; dat tegelijk artistieke, psychische en morele conflict is het hoofdthema van de roman. In subliem proza laat Vanriet zien hoe kortzichtig, gevaarlijk en cultuur ondermijnend de huidige ‘linkse’ identiteitspolitieke mode is.