Kaapstad – Kwanele Dyasi draagt zijn horloge rechts. Niet omdat hij linkshandig is, maar om een polstatoeage te verbergen die hij in de gevangenis kreeg en liever niet aan potentiële werkgevers toont nu hij al weer bijna twee jaar op vrije voeten is. Hij heeft nog een tatoeage, maar die zit verscholen onder zijn shirt. Hij stroopt zijn mouw op om hem te laten zien: Problem Child.

De 21-jarige Kwanele werd in 2011 tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens een gewapende overval en poging tot moord. Hij was toen achttien. Hij ging in hoger beroep en zijn straf werd uiteindelijk verminderd tot twee jaar cel, vijf jaar voorwaardelijk en gemeenschapsdienst, die bestaat uit het schoonmaken van een politiebureau in Kaapstad.

Samen met zijn kameraad Luntu Vulmazonke (21) zit hij in een kamer van de ngo Young in Prison (YiP). Ze rommelen met een computer, proberen muziekbestanden van de harde schijf over te zetten op een mobieltje. Kwanele is gek op hiphop, Tupac is zijn held. Hij draagt een paarse baseballcap met in gifgroen de letters ymcmb, die staan voor het hiphoplabel Young Money Cash Money Billionaires. Om zijn hals heeft hij een bidsnoer met een kruis.

Ook Luntu heeft een tatoeage op de binnenkant van zijn arm. Moeilijk leesbaar. ‘Er staat “Monster”’, zegt hij, enigszins beschaamd. Monster? ‘Ja, omdat ik een monster was.’ Net als Kwanele bracht ook Luntu een deel van 2011 door in de gevangenis, eveneens vanwege een gewapende roofoverval. Hij zat maar twee weken, omdat er werd afgezien van rechtsvervolging.

YiP huist in de rommelige rechtervleugel van Community House in Salt River, een wijk net buiten het centrum van Kaapstad die al jaren balanceert tussen trendy en link, een buurt waar de hipsters zijn neergestreken, maar waar de dealers en dronkaards nog lang niet zijn verdwenen. In Community House ruikt het naar jarentachtigactivisme, toen apartheid de grote vijand was en dit een bolwerk was van de Kaapse anti-apartheidsbeweging. Het gebouw is inmiddels tot monument verklaard.

YiP houdt zich bezig met rehabilitatie van jonge ex-gevangenen en hun herintegratie in de maatschappij, met name in de Westkaap-provincie. De ngo werd tien jaar geleden opgericht door de Nederlandse Noa Lodeizen en is de enige Zuid-Afrikaanse organisatie die zich puur op jonge ex-gevangenen richt. Dat betekent volop werk, want de 240 Zuid-Afrikaanse gevangenissen telden volgens het International Center for Prison Studies (icps) in oktober vorig jaar 156.370 gedetineerden, oftewel 294 per 100.000 inwoners (voor Nederland is dit aantal 82). Ongeveer een derde zit in de YiP-doelgroep van veertien tot 25 jaar.

Het merendeel van die jongeren – tussen de zeventig en negentig procent, schat YiP – komt daarna weer in de gevangenis terecht. Al decennia breken deskundigen zich het hoofd over de vraag: hoe voorkom je recidivisme? Er zijn ontelbare rapporten over verschenen, die steevast vaststellen dat gevangenisstraf vaak averechts werkt. De Zuid-Afrikaanse deskundige Lucas Muntingh van het Civil Society Prison Reform Initiative stelt in het rapport Offender Rehabilitation and Reintegration: ‘Gevangenschap zorgt voor een toename van recidivisme. En hoe langer de straf, hoe negatiever de impact.’

De Zuid-Afrikaanse overheid probeert die zorgwekkende cyclus te doorbreken. Zo trad in 2008 de Child Justice Act in werking, die voorschrijft dat detentie voor kinderen (jonger dan achttien) zo veel mogelijk moet worden voorkomen. Numeriek werkte het. In 2011 zaten er nog maar 846 kinderen in de gevangenis (vooral vanwege geweld of seksuele delicten), een aanzienlijke verbetering ten opzichte van 2003 toen het er 4500 waren. Jeugdcriminaliteit blijft evenwel een groot probleem. Tussen april 2010 en maart 2011 arresteerde de politie 75.453 kinderen voor diverse vergrijpen. De meesten krijgen nu taakstraffen.

Luntu en Kwelane waren geen kinderen meer toen ze hun roofovervallen pleegden. Ze zijn prototypen van jonge criminelen: school niet afgemaakt en afkomstig uit arme, gebroken gezinnen met een criminele achtergrond. Kwelane vertelt dat zijn vader overleed toen hij vier was. ‘Hij was een bankrover. Een van zijn maten schoot hem dood.’ Zijn broer zit nog in de gevangenis. Die kreeg dertien jaar wegens dubbele moord. Luntu heeft twee neven die bij bendeoorlogen om het leven kwamen. ‘Zij moordden om te overleven, en werden door andere gangsters vermoord.’

Dat was geen beletsel voor de twee jongens om zich als tieners ook bij bendes aan te sluiten. Luntu ging bij de Downtown Gang, die in Gugulethu township opereert en hoofdzakelijk zwarte leden heeft. Kwelane sloot zich aan bij Vatos Locos, geïnspireerd door de in 1993 in Blood In, Blood Out verfilmde Amerikaanse latino-gangs. Vatos Locos (‘maffe gasten’) is in de hele Westkaap actief en recruteert zowel onder zwarten als kleurlingen.

Onbewogen vertellen de jongens over wapens, overvallen, schietpartijen, kekke kleren, lekkere meiden en drank. Hun verhalen, die voor hen het alledaagse verbeelden, hebben iets onwerkelijks, alsof je naar figuranten uit de Amerikaanse tv-dramaserie The Wire zit te luisteren. Met dit verschil dat Baltimore is vervangen door de eindeloze, kale vlaktes achter het betoverende Kaapstad. Op die Kaapse Vlaktes vind je zwarte krottenwijken als Gugulethu, Khayelitsha en Crossroads, en de kleurlingentownships met hun miezerige huisjes en lage flats die qua grimmigheid doen denken aan de Parijse banlieues of de Amerikaanse projects. Deze kleurlingenwijken, kilometers buiten de stad, werden in de jaren zestig neergeplant toen het apartheidsregime besloot dat er geen plek voor kleurlingen in Kaapstad was. Het raciaal gemengde District Six werd platgewalst en de bewoners werden naar hun nieuwe buurten gezonden.

Zuid-Afrika telde vorig jaar 156.370 gedetineerden: 294 per 100.000 inwoners (in Nederland is dat 82)

In townships als Elsies River, Manenberg, Mitchell’s Plain en Hanover Park is gangsterisme inmiddels een levenswijze. De bendes hebben namen als The Hard Livings, Mongrels en The Americans. Tik (crystal meth) en mandrax zijn de drugs die het gangleven beheersen. Vorig jaar liepen de turf wars zodanig uit de hand dat de premier van de Westkaap er bij president Jacob Zuma op aandrong om het leger in te zetten om de rust te herstellen. Wekelijks vallen er gemiddeld drie doden in de bendeoorlogen.

De 32-jarige Kaapse dichteres Ronalda Kamfer groeide op in Elsies River, te midden van de bendes. De Naughty Boys waren het ergst, zegt ze. Die opereerden in haar buurt. Twee straten verderop begon het territorium van de Nice Time Kids. En dan, net voorbij de winkel op de hoek, kreeg je te maken met Genuine School Boys. ‘Dus je kwam door drie bendegebieden in tien minuten.’

Vorig jaar moesten zestien scholen enkele dagen dicht vanwege de onveiligheid. Al in Kamfers tijd stormden gewapende jongens soms een klaslokaal binnen, op zoek naar een lid van een concurrerende bende. ‘De leraren deden niks’, zegt Kamfer. ‘Ja, ze probeerden ons te kalmeren. Maar meestal moesten wij hen kalmeren.’ Twee van haar klasgenoten verloren het leven. Ze schreef een gedicht over Cardo, die door een verdwaalde kogel werd geraakt.

Sy ma hettie gehuil nie/ die politicians het ’boompie geplant/ en die Kaapse dokter het hom uitgepluk/ en gegooi waar die res/ vannie Kaapse drome lê/ oppie vlaktes.

Kamfer wist aan de ellende te ontsnappen. Zij was een jonge vrouw, vond werk in een ziekenhuis en maakte daarna carrière als dichteres. Maar voor jongens op de Kaapse Vlaktes is een bestaan buiten de bendes minder eenvoudig. Zuid-Afrika kent een jeugdwerkloosheid van ruim vijftig procent. In Manenberg zit een geschatte 66 procent van de bewoners zonder werk en Gugulethu zit daar niet ver onder. ‘Het bendeleven heeft zich nu ook naar de zwarte gemeenschappen rond Kaapstad uitgebreid. Ook daar beginnen jonge mannen elkaar te vermoorden’, zegt Clinton Osbourn, post-release coördinator van YiP.

Je aansluiten bij een bende is haast onvermijdelijk, beamen Kwanele en Luntu. ‘Het gaat om roem hè, en die verkrijg je door te moorden of te roven’, zegt Luntu. Hij werd uiteindelijk gearresteerd in het stadje Queenstown, waar hij betrokken was bij een gewapende roofoverval. ‘Ik wilde cool zijn en ik wilde het geld. Ik wilde kleren en alcohol. Ik had me flink moed ingedronken. Twee dagen na de overval werd ik opgepakt.’

Op zijn beurt werd Kwanele al snel maatjes met een paar ‘grote jongens’ van Vatos Locos. ‘Er was altijd veel geld. Ze zeiden: “Ga met ons mee, dan kun je daarna feesten met een hoop meiden.” Dus dat deden we. We stalen alcohol en kleren. Die keer dat ik gepakt werd, was niet mijn eerste overval. We deden het keer op keer. Als mijn vader nog zou hebben geleefd, zou ik het niet hebben gedaan. Hij zorgde altijd dat het ons aan niets ontbrak.’

YiP probeert jongens als Kwanele en Luntu te helpen. De organisatie legt in eerste instantie nadruk op het stimuleren van creatieve vaardigheden, waardoor de jongeren zichzelf, hun angsten en hun verlangens leren kennen. Zo initieerde Clinton Osbourn het project Theatre Storm. Het gaat daarbij om snelle, haast geïmproviseerde theaterstukken van ongeveer dertig minuten die in de gevangenis worden opgevoerd door jonge gedetineerden. Voor de voorstelling werden familieleden, vrienden en kennissen uitgenodigd. ‘Het idee is dat de familie ze iets positiefs ziet doen’, zegt Osbourn.

Dat is een eerste stap. Maar de werkelijke problemen beginnen na de vrijlating. Dan komen de jongens (meisjes zijn een stuk minder problematisch) weer in dezelfde omstandigheden terecht, met al diezelfde problemen en verleidingen: problemen thuis, foute vrienden, snel geld, alcohol, drugs, bendes. Soms gaan de jongens noodgedwongen ergens anders wonen, bij een tante in een andere buurt of stad.

De zwarte jongens zijn iets gemakkelijker te reïntegreren, vertelt de 27-jarige YiP-directeur Tarisai Mchuchu-Ratshidi, die opgroeide in Khayelithsa, een township met het op één na hoogste moordcijfer van het land (die lijst wordt aangevoerd door Nyanga, eveneens nabij Kaapstad). ‘Voor de jonge kleurlingen is de gevangenis de tijd waarin je je strepen verdient. Kom je eruit, dan wacht de bendeleider op je. Dan hoor je erbij en kun je tweeduizend euro verdienen in plaats van twee.’

De kunst is om die jongens voor YiP te laten kiezen in plaats van voor de bende. Kwanele en Luntu vertellen dat ze hun oude maten nog geregeld tegenkomen. ‘Ik praat gewoon met ze, maar ik vertel ze wel dat ik klaar ben met dat bendeleven’, zegt Kwanele. Luntu heeft het iets makkelijker, want zijn Downtown Gang opereert in Gugulethu en hij woont elders. Maar geen van beiden heeft werk, en de vraag is hoe lang ze weerstand kunnen bieden aan de verleiding. Tot dusverre schrikt een terugkeer naar de cel voldoende af. Gevangenis is hel. Je ligt er met vijftig man op een zaal, je hebt 23 uur per dag niets om handen, het eten is smerig en je loopt dagelijks de kans om verkracht te worden. ‘Ik kan je niet uitleggen hoe erg het was. Twee jaar lang hetzelfde vreten, diezelfde koppen, dezelfde muren, een uur luchten. Door het raam zie je de Tafelberg, frisse lucht. Dat maakt je nog depressiever’, zegt Kwanele. ‘Je zit in een cel vol onbekenden. De eerste week doe je geen oog dicht’, vult Luntu aan.

Onbewogen vertellen de jongens over wapens, overvallen, schietpartijen, lekkere meiden en drank

YiP werkt alleen met jongens en meisjes die gemotiveerd zijn. De verschillende fasen van hun programma zijn als een centrifuge: je moet je stevig vasthouden, anders vlieg je eruit. Het accent ligt op een structurele gedragsverandering. Doorzettingsvermogen is een eerste vereiste, evenals de juiste keuzes maken als je in moeilijkheden komt. Ook gaat het erom dat je zonder drugs of alcohol leert om te gaan met depressie en angst. Ze beginnen met een man of vijftig, waarvan er dan twintig in aanmerking komen voor fase 2. Die moeten aan een aantal voorwaarden voldoen: alles bijwonen, op tijd komen, beschikken over de juiste instelling. In die tweede fase worden ze geacht van maandag tot en met donderdag tussen tien uur en vier uur aanwezig te zijn. Er wordt dan intensief gewerkt aan herintegratie. De jongens worden voorbereid op zelfstandig leven en werk, life skills heet dat. Ze krijgen ook lessen in milieubewustzijn en yoga. ‘In eerste instantie zijn ze heel onwillig om dat te doen. “Yoga is iets voor vrouwen en blanken”, zeggen ze dan. Maar we geven ze geen keuze’, zegt Osbourn.

Het derde niveau is slechts voor een enkeling weggelegd: Siyakhana (we bouwen elkaar) Ambassadeur. Dat zijn de officiële YiP-rolmodellen voor de deelnemers aan fase 1 en fase 2, de levende bewijzen dat het mogelijk is om uit de ellende te ontsnappen en een nieuw leven te beginnen.

Zo ver zijn Luntu en Kwanele nog niet. Zij zitten nog in een overgangsfase. Bij YiP leren ze vaardigheden waardoor ze in eerste instantie vooral weer zelfrespect krijgen en die helpen de gewelddadige ervaringen te verwerken. Trots haalt Luntu een boekje voor de dag. This Life heet het, met als ondertitel: Talented young men share their stories. ‘Wil je er een? Veertig rand’, zegt hij. Drie euro.

Het is een stripboek van 112 pagina’s, waarvoor Luntu, Kwanele en zeven andere jonge ex-gevangenen de inhoud hebben verzorgd. Het is een bizar boekwerkje, kinderlijk en onthutsend, vol spelfouten en wonderlijke tekeningen. ‘De verhaaltjes weerspiegelen de omstandigheden waarin ze leven en de meeste zijn gebaseerd op hun ervaringen’, schrijft Osbourn in het redactioneel. Luntu heeft vier bijdragen geleverd. De eerste gaat over een jongen die een meisje probeert te versieren in de trein. De tweede over een bendegevecht waarbij een jongen wordt doodgeschoten en een andere in de gevangenis belandt. Daarnaast heeft hij tekeningen gemaakt van de Crossroads township waar hij opgroeide, en een portret van een gangster die zegt ‘I was born 2B a thug’.

Kwanele heeft maar één bijdrage geleverd, maar wat voor een. ‘How I became boss’ vertelt het verhaal van een vijftienjarige jongen die eerst lekker feest, dan zijn pistool tegen het hoofd van de boss zet, de trekker overhaalt, gearresteerd wordt, drie jaar in de gevangenis zit en dan voorwaardelijk wordt vrijgelaten. Het eindigt met de tekening van een verwrongen poppetje en de tekst ‘I am the boss’.

I am the boss. Ik wil Kwanele’s tatoeage onder zijn horloge zien. Met tegenzin doet hij zijn horloge af. Die inkttekening oogt onschuldig: twee cijfers, een 2 en een 6. Maar achter dat getal 26 gaat een complexe, gewelddadige subcultuur schuil die al decennia de Kaapse gevangenissen en ganglands in haar greep heeft en die het werk van een organisatie als YiP haast onmogelijk maakt.

Kwanele deed wat veel jongeren doen als ze in de nietsontziende Pollsmoor Prison komen: hij sloot zich aan bij een bende, de 26’s. ‘Ze komen naar je toe en vragen je: “Bij wie wil je horen?” Je moet ergens bij horen. Als gangster in de gevangenis ben je cool. Het geeft je macht. Het is evil. Soms moet je een bewaarder neersteken. Ik heb dat niet gedaan, want ik wilde niet nog langer vastzitten. Maar ik heb erge dingen gezien. En ik heb gestoken en gevochten.’

Net als op de Kaapse Vlaktes is ook in de gevangenis lidmaatschap van een bende essentieel voor bescherming en overleven, zegt YiP-directeur Mchuchu-Ratshidi. ‘Ik oordeel niet, ik weet niet hoe het is om schoenveters om je nek gebonden te krijgen.’ Zij die niet tot een bende behoren, heten ‘franse, nothings, schampert Kwanele. Als frans ben je de pineut, heb je geen poot om op te staan, kun je het wel schudden in de gevangenis.

Maar het grote probleem is dat je met je bendelidmaatschap een aantal verplichtingen aangaat die zich tot ver buiten de gevangenismuren uitstrekken. ‘De gevangenis is een van de grootste criminele netwerkplekken van Zuid-Afrika’, schrijft onderzoeksjournalist Jonny Steinberg in The Number, een meeslepend boek over Kaapse gevangenisbendes. ‘Verblijf vier jaar onder de 26’s en waar je daarna ook naartoe gaat, je zult altijd een makker vinden met wie je zaken kunt doen. De bajes heeft de clandestiene markt naar ieder dorp in het land gebracht.’

Voor zijn boek deed Steinberg uitgebreid onderzoek naar de drie zogeheten number gangs (naast de 26’s heb je de 27’s en de 28’s). Het is een uiterst gecompliceerd en bij vlagen bizar verhaal, waarbij waarheid en orale vertellingen warrig door elkaar heen lopen. Maar zonder deze achtergrond valt het lot van gevangenen in de Kaap (en steeds meer in de rest van het land) niet te begrijpen.

Het feitelijke deel van het verhaal, vertelt Steinberg, werd door historicus Charles van Onselen opgetekend. Het begint in 1867 met de in Zoeloeland geboren Nongoloza, die als jonge man naar Johannesburg trekt, op zoek naar werk. Daar raakt hij betrokken bij bandieterij: overvallen op rijtuigen en zojuist betaalde mijnwerkers. De bende noemt zich de Ninevites, naar de rebelse bijbelse stad Ninevé. Er is sprake van een quasi-militaire hiërarchie, deels gebaseerd op de Zoeloe-tradities, deels op het leger van de Boeren, de Afrikaners, compleet met vechtgeneraal en landdrost. De bende, schrijft Steinberg, bestond uit rapaille dat de blanke heersers angst inboezemde vanwege de wreedheden. Daardoor hadden ze een vaag antikoloniaal imago. Een van de andere opvallende aspecten was dat de oudere soldaten er boywives op na mochten houden voor hun seksuele bevrediging (vrouwen werden beschouwd als verbreiders van geslachtsziekten).

Je aansluiten bij een bende is haast onvermijdelijk. ‘Het gaat om roem hè, en die verkrijg je door te moorden of te roven’

Nongoloza werd in 1899 gearresteerd, maar zijn bandietenleger groeide uit tot meer dan duizend man. In de gevangenis had Nongoloza volgens Steinberg ‘de status van een brute god; hij werd aanbeden en gevreesd’. Hij deelde zelf straffen uit aan mannen die hij voor spionnen aanzag.

Deze karige feiten zijn in de loop der decennia een eigen leven gaan leiden. In essentie komt de daaruit voortgekomen legende van Nongoloza erop neer dat hij een andere bandiet ontmoette, Kilikijan. Samen vormden ze een bende van vijftien man, zes voor Nongoloza en zeven voor Kilikijan. Hun ‘wetten’ werden op een rots en een koeienhuid geschreven.

Op een dag ontdekte Kilikijan dat Nongoloza seks bedreef met een van zijn mannen. De twee leiders vochten tot bloedens toe. De bende viel uit elkaar. Nongoloza nam zijn geliefde mee, zodat zijn gang nu uit acht man bestond en die van Kilikijan uit zeven. Dit is de meest gehoorde verklaring voor de 28’s en 27’s (de 2 zou naar de twee leiders verwijzen). Zo waren er dus twee belangrijke gangs in Zuid-Afrika, die een geschil hadden over seks met mannen. Later kwamen Nongoloza en Kilikjian overeen dat er plaats was voor nog een derde bende van een lagere orde: de 26’s, die zich bezighielden met het vergaren van rijkdom middels list en bedrog.

Na arrestaties zet het bendewezen zich voort in de gevangenissen. Daar drijven de 26’s handeltjes (‘Je kunt alles krijgen wat je wilt’, zegt Kwanele) en maken ze schoon. De 27’s concentreren zich op de ‘rechtspraak’ bij geschillen en problemen tussen de gevangenen. De 28’s zijn de ‘militairen’ en degenen die seks met mannen hebben. De 28’s zijn het hardst en het wreedst. Zij eigenen zich boywives toe en moeten zich eerst bewijzen door bewaarders neer te steken, doorgaans naast de schouder met een ‘mes’ (vaak een scherp gemaakte lepel of tandenborstel) dat precies lang genoeg is om alleen flink te verwonden. Vervolgens moeten ze de straffen zonder krimp en traan doorstaan. Steinbergs boek staat vol gruwelijkheden.

Generatie na generatie van Kaapse gedetineerden maakte zich de mythe van Nongoloza en Kilikijan eigen, soms, zoals in de jaren tachtig, met een antiblank accent. De complexe, caleidoscopische structuur (Steinberg heeft 430 pagina’s nodig om alles uiteen te zetten) komt compleet met een eigen geheimtaal, eigen symbolen, eigen gebaren, eigen hiërarchie, eigen tatoeages, eigen rechtspraak, eigen initiatierituelen, eigen legenden en eigen wetten. Het is als een brute variant op de vrijmetselaarsloges. Als lid van een van de drie gangs krijg je de legende stukje bij beetje aangeleverd. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe vollediger het verhaal.

De 38-jarige Owen Butler was tijdens zijn elf jaar gevangenschap een van de leiders van de 28’s. Nu is hij Life Skills Facilitator bij YiP. Een uur lang praat hij de over number gangs, over de ‘vier hoeken’, over taking blood (iemand neersteken), over de symboliek van sun up en sun down, over de bajonet, de kroon, de glas, de rooiland. Voor een buitenstaander is het koeterwaals. Maar een paar citaten blijven bij. ‘Ik heb een paar bewaarders neergestoken.’ En: ‘Je verliest je identiteit. Je zult nooit meer normaal denken.’ En: ‘De bendes in de gevangenis zijn nu gerelateerd aan de bendes erbuiten. The Americans hebben banden met de 26’s, de Hard Livings en de Scorpions met de 28’s.’

Bendes binnen. Bendes buiten. Intimidatie. Initiatie. Levenslange verplichtingen. Werkloosheid. Drugs. Alcohol. Vuurwapens. Geen gemakkelijke werksituatie voor een organisatie als YiP. Mchuchu-Ratshidi knikt. De gangs zijn een enorm obstakel. ‘Zij beheersen de gevangenissen. Als een bewaarder de macht overdraagt aan de gangsterbaas kun je het schudden. Het bende-element is de afgelopen jaren erger geworden. Maar er zijn voor mij meer hoogtepunten dan dieptepunten: iedere keer als iemand een baan krijgt, of als je merkt dat je iemands vertrouwen hebt gewonnen. Dan weet je dat diegene van binnen is veranderd.’

Midden vorig jaar was Kwanele als ex-26 precies een jaar uit de bak. Mooie dag? ‘We hadden een feestje op 20 juni’, zegt hij. En voor het eerst die middag verschijnt er iets van een glimlach op zijn gezicht.


Young in Prison in Christie’s

Young in Prison (YiP) biedt kinderen in gevangenschap uitzicht op een betere toekomst. De stichting werkt met kinderen in Colombia, Zuid-Afrika en Malawi en Nederland. Dit jaar breidt YiP haar projecten uit naar Kenia.
In samenwerking met Christie’s Amsterdam organiseert YiP voor de zesde keer de grootste fotoveiling van Nederland. Meer dan tachtig Nederlandse fotografen doneren een werk aan de veiling; de opbrengst komt ten goede aan creatieve projecten voor kinderen in jeugdgevangenissen wereldwijd. Dit jaar kan worden geboden op werk van Viviane Sassen, Hans Wilschut, Koos Breukel, Erwin Olaf, Marnix Goossens, Dana Lixenberg, Katja Mater, Koen Hauser, Pieter Henket en vele anderen.
Tijdens de kijkdagen is in de bovenzaal van Christie’s de tentoonstelling Cell Storieste zien. Op initiatief van YiP bracht fotojournalist Kadir van Lohuizen twee weken door met kinderen in een jeugdgevangenis in Malawi, om hen een fotografieworkshop te geven. Zijn werk en dat van de kinderen wordt tijdens de kijkdagen voor het eerst getoond.
De foto’s gaan zondag 23 maart 2014 onder de hamer en zijn van woensdag 19 maart t/m zaterdag 22 maart te bezichtigen bij Christie’s in Amsterdam.

Meer informatie: Young in Prison.


Naschrift: momenteel ligt Kwanele in het ziekenhuis. Begin maart is hij beroofd, waarbij belagers zijn beide benen en een arm hebben gebroken.

Beeld: Pollsmoor-gevangenis, Kaapstad (mikhael Subotzky/Magnum/HH).