
In Goldfinger (1959) zorgt James Bond ervoor dat de lesbische Pussy Galore zich keert tegen haar werkgever, de schurk Auric Goldfinger. Maar geheim agent 007 grijpt ook dieper in: aan het einde van het verhaal is Pussy dankzij hem ‘genezen’ van haar seksuele geaardheid.
Naar nu blijkt was deze ‘karakterontwikkeling’ het gevolg van een weloverwogen keuze van Ian Fleming. In een brief gepubliceerd in het nieuwe boek The Man with the Golden Typewriter: Ian Flemings James Bond Letters (red. Fergus Fleming) schrijft de auteur: ‘Pussy only needed the right man to come along and perform the laying on of hands in order to cure her pathological malady.’
Of Fleming een seksist was die vrouwen haatte valt moeilijk te zeggen; hij was een man van zijn tijd, zoveel blijkt uit de brievencollectie. Na de oorlog, waaraan hij actief deelnam als lid van de Britse militaire inlichtingendienst, leidde hij het leven van een macho: drank, sporten, kaarten, snelle auto’s, romantische liefde en vluchtige relaties. Bond weerspiegelde Flemings persoonlijke obsessies.
Maar als literair figuur strekte Bonds invloed veel verder. Zoals Simon Winder aantoont in The Man Who Saved Britain: A Personal Journey into the Disturbing World of James Bond (2006), waren Flemings romans een rechtse, escapistische respons op politieke, economische en sociale mislukkingen waarmee de Britten in de aanloop naar de Koude Oorlog werden geconfronteerd.
De historische context is opnieuw relevant nu de laatste Bond-film, Spectre van Sam Mendes, een enorme hit over de hele wereld is. Het grote plezier in het werk ligt juist in het anachronistische karakter ervan. Enerzijds gaat het verhaal over nu, over een duivelspact tussen de aartsschurk Ernst Stavro Blofeld en reactionaire krachten in de intelligentiediensten die NSA-achtige praktijken erop nahouden, anderzijds toont de strijd die Bond voert in alles overeenkomsten met de inspanningen van 007 in het gouden tijdperk van de serie, zoals beschreven in Flemings romans en vertolkt door Sean Connery gedurende de Koude Oorlog.
Mendes’ Bond, gespeeld door Daniel Craig, is allerminst een ‘moderne man’, of in ieder geval een man die zich bewust is van hedendaagse opvattingen over seksegelijkheid. Net als de Bond van Goldfinger is hij iemand die vrouwen alleen ziet als erotische objecten die moeten worden veroverd, of als slachtoffers die dankzij zijn ‘handenoplegging’ (Fleming in zijn brief) kunnen worden bevrijd van allerlei onderdrukte verlangens. Spectre volgt accuraat de klassieke Bond-structuur, onder meer beschreven door de vooraanstaand ‘bondoloog’ Umberto Eco in zijn essay Narrative Structures in Fleming (1992). In het kort: Bond krijgt een opdracht van zijn baas, M; Aartsvijand openbaart zich; Vrouw verschijnt op het toneel; Vijand neemt Bond gevangen; Vijand martelt Bond met Vrouw aanwezig; Bond verslaat vijand; Bond revalideert, geniet van Vrouw, verliest Vrouw.
Waarom dit allemaal onverminderd onweerstaanbaar is – vorig weekend was het onmogelijk om voor een voorstelling van negen uur ’s avonds een kaartje voor Spectre in Amsterdam en omstreken te bemachtigen – blijft een mysterie. Misschien heeft het te maken met een fenomeen dat Eco in een ander verband als volgt omschrijft, als het gaat om een zeker type roman: ‘Ikzelf houd van boeken waarmee ik meteen in slaap kan vallen. Maar de normale lezer die niet de hele dag strijd voert met Hegel en Kant voelt zich gerespecteerd wanneer hij met een roman moet jiujitsu’en, wanneer er weerstand is, of verleiding. Als het boek meteen “ja” zegt, is het een hoer.’
Het punt is dat Bond, méér dan andere populaire-cultuurvormen, ‘ja’ zegt, en dat Spectre hierin nóg sneller is dan de meeste moderne Bond-films. Om deze reden is het mijn favoriete Bond-film sinds het Connery-tijdperk en de eerste film met Roger Moore die daarna werd gemaakt, het fabuleuze Live and Let Die (1973). Spectre is onweerstaanbaar, omdat Flemings Bond zo nadrukkelijk aanwezig is, zo goed en zo kwaad als het gaat. Al in het eerste kwartier blijkt dat, wanneer Bond de vrouw van een Italiaan die hij heeft vermoord verleidt – om geen enkele andere reden dat ze (Monica Bellucci) onwaarschijnlijk aantrekkelijk is. Maar zij is niet Vrouw. Die wordt gespeeld door Lea Seydoux, een fragiele blondine die via de wandaden van haar vader in de greep van Blofeld is geraakt. Ze wordt uiteraard bevrijd door Bond, en wel op precies dezelfde wijze waarop hij Pussy Galore heeft verlost van haar ‘psychological malady’.
Dit is gevaarlijk terrein in de moderne wereld. Het is niets anders dan een wonder dat het allemaal kán. Of het ‘goed’ is, is vraag twee. Maar Bond is moralist noch filosoof. Hij denkt niet na over zijn betekenis. Hij is een machine van verleiding en verovering.
Beeld: Daniel Craig als James Bond in Spectre_. Foto Sony Pictures_