Ernst Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en Tunahan Kuzu (DENK) tijdens een debat in de Tweede Kamer over de ontwikkelingen rondom het coronavirus © ANP BART MAAT

Na de Koude Oorlog raakte de relativering van de electorale democratie in een stroomversnelling, zo stelt de Ierse politicoloog Peter Mair in zijn postume Ruling the Void uit 2013. Althans, toen werd, bij gebrek aan een grote systeemuitdager, nadrukkelijk de blik op de democratie zélf gericht. Er bleken nogal wat varianten te zijn – en zonder sovjetcontrastvloeistof werden die opeens heel zichtbaar. Dat leverde terechte onderscheidingen op: de opkomende ‘illiberale democratieën’ bleken van een heel andere snit dan de gevestigde liberale democratieën. Maar het zorgde er volgens Mair óók voor dat het electorale aspect van de democratie gerelativeerd werd. Denkers over democratie begonnen minder nadruk te leggen op verkiezingen en de daarbij behorende instituties als een parlement en meer op ‘institutioneel pluralisme’ of ‘zelfs expertbesluitvorming’. Mair waarschuwt voor die relativering, voor een democratie die ‘langzaam weg beweegt van de demos’.

Aan die stelling van Mair moest ik denken toen ik afgelopen weekend drie leden van het Outbreak Management Team (omt) en een waterbouwkundige de democratie opnieuw zag uitvinden in de Volkskrant. De coronademocratie zou een nieuw adviesorgaan nodig hebben. Het idee: laat een breed ‘transitieteam’ met daarin wetenschappers uit allerlei disciplines adviseren over meer structurele coronamaatregelen. Het reguliere omt kan ‘ingrijpen’ als ‘het aantal besmettingen toch weer helemaal uit de bocht vliegt’. Aan het woord waren Jan Kluytmans, Anja Schreijer en Marion Koopmans van het omt, samen met waterbouwkundige Bas Kolen. Ze zijn onderdeel van een groep experts die zich in de Utrechtse Villa Jongerius bogen over een langetermijnplan voor corona.

De Volkskrant presenteerde dit ‘Jongerius-beraad’ als een ‘bont gezelschap’. En zeker, Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau (scp) schoof aan, net als onder anderen een socioloog, een topambtenaar en een innovatie-expert. Maar iets dieper graven, in het document dat het Jongerius-beraad voortbracht, leert dat meer dan de helft van de experts onderdeel van het omt was. En van de in totaal negentien experts kwam een ruime meerderheid uit medische of aanverwante disciplines. Een indrukwekkende collectie expertise, die cruciaal is geweest in de pandemiebestrijding, maar zo ‘bont’ was het nou ook weer niet. Eerder een voortzetting van het omt met andere middelen. Het proces werd bovendien begeleid door de zorgconsultants van Gupta Strategists.

Een niet heel diverse club dus, die nu pleit voor een divers ‘transitieteam’. Een beetje flauw wellicht, die constatering – dit omt-plus pleit immers expliciet voor een team van uiteenlopende wetenschappers, van ethici tot bestuurskundigen. Toch was zo’n oproep overtuigender geweest als die diversiteit nu al duidelijker zichtbaar was. Uitgestoken handen waren er voldoende. In mei 2020 pleitte Beatrice de Graaf al met enkele mede-historici voor inbreng vanuit de geschiedwetenschap. Na twee jaar pandemie hebben geesteswetenschappers, rechtswetenschappers en politicologen blijkbaar nog steeds amper een voet tussen de deur.

In het hele document komen ‘democratie’, ‘Tweede Kamer’ en ‘parlement’ niet voor

Het fundamentele probleem ligt echter elders, maar staat daar niet helemaal los van. De acht pagina’s ‘Van bestrijden van een pandemie naar leven in een endemie’ zijn glashelder: van pandemiescenario’s tot benodigd ‘maatschappelijk draagvlak’, alles komt aan bod. Maar een politicoloog of staatsrechtgeleerde zou waarschijnlijk toch wat ongemakkelijk heen en weer hebben geschuifeld in Villa Jongerius: in het hele document komen ‘democratie’, ‘Tweede Kamer’ en ‘parlement’ niet voor. Ziehier de relativering van de electorale democratie.

En dat terwijl het parlement als het gaat om corona al bijna twee jaar in uitgeklede vorm functioneert. Eerst buitenspel gezet door coronabestrijding via veiligheidsregio’s, daarna met slechts een bekrachtigingsrecht voor de Tweede Kamer. Politici liepen er tegen te hoop. Veel beter werd het niet. Juist een terugkeer naar meer reguliere democratische besluitvorming zou kunnen bijdragen aan het ‘maatschappelijk draagvlak’.

Het Jongerius-beraad komt daarentegen met een ‘transitieteam’ en daarmee het risico op een verdere ‘vertrechtering’ van de politiek. In expertorganen worden politieke keuzes eerst versmald tot een set van scenario’s voor ze bij de politiek belanden – alleen nu voor een nog ruimer bereik aan onderwerpen. Het ‘transitieteam’ in de toelichting van omt-lid Kluytmans: ‘Tot nu toe kreeg het kabinet adviezen vanuit het omt en daarnaast ook input vanuit de sociale en economische hoek. De synthese werd vervolgens op het Catshuis gemaakt. Er is nooit een breed platform gevormd waarin alle aspecten eens goed werden belicht en uitgediscussieerd.’ Het concept ‘parlement’ opnieuw uitgevonden, nu in een ongekozen variant.

Tegen het einde van zijn boek wijst Mair op het negatieve ‘socialiserende effect’ dat kan optreden wanneer ‘cruciale beslissingen’ steeds meer genomen worden door niet-representatieve organen. Burgers raken het gewend: hoe noodzakelijk zijn die representatieve democratische structuren nou eigenlijk? Zo ver zijn we nog lang niet, en uiteindelijk zijn de keuzes altijd nog aan de politiek, zo benadrukt ook Kluytmans.

Maar laten we het niet op de spits drijven. Het ‘platform’ waar de ‘synthese’ van perspectieven zou moeten plaatsvinden is er. In Den Haag. Na bijna twee jaar veronachtzaming zou herstel ervan nu prioriteit moeten hebben.