De kunst van Hans Bellmer (1902-1975) en van Louise Bourgeois (1911-2010) levert een krachtige dynamiek op. Waarschijnlijk hebben de kunstenaars elkaar nooit ontmoet, al woonden ze tegelijkertijd in Parijs. Bij een tweeluik worden er vaak vergezochte overeenkomsten genoemd. In dit geval is dat de nadruk op de levensloop: beide kunstenaars werden pas later in hun leven bekend en erkend. En beiden hadden een moeizame band met hun vader. Interessanter is de analogie in thematiek, motieven en vergaande interesse in genderproblematiek.

Bourgeois overleed dit voorjaar, 99 jaar oud. Tot haar dood besteedde zij persoonlijk aandacht aan deze tentoonstelling. Die betrokkenheid is kenmerkend. Bourgeois, die opgroeide in Frankrijk en in 1938 met haar Amerikaanse man naar New York verhuisde, stond op slechte voet met haar autoritaire vader. Veel van haar werk verwijst direct naar deze problematische verhouding. Continu stelt zij de strijd tussen de twee seksen aan de kaak. In combinatie met het werk van Bellmer worden seksualiteit en erotiek in haar werk explicieter. Genitaliën en borstenzeeën gemutileerd tot androgyne figuren knallen van de pagina’s in de, mooi verzorgde, catalogus. Toch zei Bourgeois: ‘Ik ben me niet bijzonder bewust van, of geïnteresseerd in, de erotiek van mijn werk. Ik houd me, bewust althans, uitsluitend bezig met formele perfectie.’ Een compleet andere benadering dan die van Hans Bellmer, die wel degelijk bewust op zoek ging naar (de donkere kant van) de erotiek.

Het werk van Hans Bellmer, die uit Duitsland vluchtte voor het naziregime, werd in de jaren dertig opgenomen in een tentoonstelling van de surrealisten. Hij staat bekend om zijn foto’s van taferelen met vervormde wulpse poppen. Ook Bellmer had een slechte verhouding met zijn machtsbeluste vader. De verbeelding van zijn angsten, fantasieën en lusten is in zijn kunst een uiting van onderdrukking. Zo gaan de erotische taferelen van vrouwen gepaard met sadistische elementen van geamputeerde ledematen of verminkte lijven. Een citaat van Bellmer in de tentoonstellingscatalogus is treffend: ‘De oorsprong van mijn beelden is schandelijk, omdat de wereld voor mij een schandaal is.’ Een unheimisch en voyeuristisch gevoel maakt zich van de toeschouwer meester wanneer zij kijkt naar de kunst van Bellmer. Tegenover het werk van Bourgeois gezet worden de lichaamsvormen vriendelijker en aantrekkelijker. Het werk van beide kunstenaars was in hun tijd taboedoorbrekend. Die impact is onveranderd heftig, seksueel beladen en intiem.

De tentoonstelling leverde in Berlijn, deze zomer, positieve reacties op. In Den Haag worden werken van Bourgeois, bruiklenen uit particulier bezit, toegevoegd. Tegelijkertijd zijn in Amsterdam in de oudbouw, u leest het goed, van het Stedelijk Museum de Gemeentelijke Kunstaankopen te zien. De lijst met namen is veelbelovend, maar waar blijven de tentoonstellingen die het publiek zijn beloofd? De kunstenaars Francis Alÿs en Mike Kelly staan te trappelen. Voor het voorstel van de expositie van laatstgenoemde ontving het Stedelijk in 2009 de Turing-prijs van 450.000 euro. Ik hoop dat de Turing Foundation aan de besteding van dat bedrag een uiterste datum heeft gegeven.


Hans Bellmer-Louise Bourgeois: Double Sexus, vanaf 11 september Gemeentemuseum Den Haag

In De Groene Amsterdammer nummer 37 staat een uitgebreid artikel over de tentoonstelling.