Afgelopen weekend trok ik naar Friesland om er in een bostuin een plantenkasje te bouwen. Gekocht via een tuincentrum, afgeleverd door een soort Van Gend & Loos, in twee handige pakketten. In pakket 1 zat de constructie, pakket 2 bevatte het glas. We waren met z’n tweeën, het kasje had zes zijden en een grondoppervlakte van ongeveer vier vierkante meter. Fluitje van een cent.
Godnogaantoe, ik kan me niet herinneren ooit zo gescholden te hebben bij het in elkaar zetten van wat dan ook. Alle bouten braken af, en soms geeft dat niet, want een bout is een bout, maar déze bouten pasten precies in gleuven van de dragende constructie. Speciaal gemaakt dus voor dit bouwwerkje. De staanders, het fundament, het uit twaalf delen bestaande dak, de schuifdeur; alles was gemaakt van een soort plastic. Plastic onderdelen die meegaven, die in verschillende configuraties aan elkaar verbonden konden worden. De bijbehorende bouwtekeningen en zéér summiere werkbeschrijving (‘eenvoudig zelf op te zetten’) waren gemaakt door van die lui die zelf vast al honderd van die dingen in mekaar hebben geprutst, en die laaiend worden als er bij door hen aangeschafte bloembollen geen nuttige handleiding zit. Met als onvermijdelijk gevolg dat het hele bouwwerk, toen het eindelijk stond, nogal winds was, om maar eens een weinig gebruikt woord te gebruiken. Scheef getrokken, betekent het.
Door die windsheid was het aanbrengen van de (driehoekige) dakglasplaten een hachelijke onderneming: zou alles passen? Met het nodige getrek, geduw, geschuif en gescheld kwam het goed. Er was op dag 2 slechts nog tijd om één van de zes zijden met glas te behangen. Dus of het geheel goed komt, is nog even afwachten. Bij het eten ter ere van het verzette werk kwam de genadeklap. Ik bracht hem toe. In een bos staan veel bomen, in een bostuin ook. Veel bomen betekent schaduw: niet bevorderlijk voor tomaten, courgettes en paprika’s. Ook staat er naast het kasje een enorme den. Dennen hebben dennenappels, en dennenappels zijn, zeker als ze heel diep vallen, net kanonskogels. Daar wees ik fijntjes op, tijdens het eten. Het was geen gezellig eten.