Wie Heineken koopt weet wat hij doet. Voor velen topbier, voor anderen topmarketing want niet te zuipen. Dat koop je dus wel of niet. Zo duidelijk zou het ook bij tv-reeksen moeten liggen.
Op een merk als Tegenlicht kun je blind varen: het thema kan je een keer minder interesseren, maar je weet dat het ook dan inhoudelijk relevante zoniet belangrijke materie betreft die zorgvuldig, soms mooi gefilmd is. Ook Holland Doc en Het uur van de wolf zijn bijna altijd raak. Close Up (net als Het uur een reeks over kunst en cultuur met een C) is al wisselvalliger. Op glad ijs komen we bij Profiel van Human, Ikon en kro. Die titel staat voor korte journalistieke portretten door middel van biografische feiten en archiefmateriaal, verrijkt met interviews met betrokkene en/of met visies van mensen die hem/haar goed kennen. De onderwerpen zijn gevarieerd: Connie Palmen, peeskamerverhuurder Dikke Charles Geerts, het Feyenoordlegioen en internetsite GeenStijl hebben gemeen dat er een Profiel aan hen werd gewijd. Zelfs een standbeeld, De dokwerker, kwam aan bod. Die laatste aflevering werd gemaakt door Marjoleine Boonstra en kon dus nauwelijks anders zijn dan kleinood naar inhoud en vorm.
Daarmee staat het aan de uiterste kant van een al te breed spectrum waarvan het recente portret van Robert Noortman, oprichter van Maastrichts kunstbeurs Tefaf, de andere zijde vertegenwoordigt. Voorzichtigheid is geboden: kritiek op persoon en op programma dienen gescheiden. Ik wist niets van de man en na uitzending was die me buitengewoon onsympathiek geworden, wat een hele prestatie is als voornamelijk vrienden en bewonderaars aan het woord komen en als de makers niet de bedoeling lijken te hebben op persoonsbeschadiging uit te zijn.
Een Macher, van schoenpoetser tot miljonair; dominante, schijnbaar gevoelsarme man; getalenteerd koopman in kunst; verzamelaar van Ferrari’s en vliegtuigen (wat vaak bewonderenswaardig en vertederend lijkt gevonden te worden); bot en in bijna alles buitengewoon succesvol. Ach, de meeste tycoons lijken niet op meneer Frits (Philips) en dankzij aardige mensen kennen we vooruitgang, multinational noch gewonnen oorlog. Als assistent van een tapijtverkoper vroeg Noortman of hij wat schilderijtjes tussen vloer- en wandbekleding mocht aanbieden. Prompt bingo. Van naamloze werkjes werden het uiteindelijk Rembrandts, maar nergens in het programma bleek dat de inspiratie voor die carrière in iets anders lag dan in de kassa. Dat de man meester was in het zoeken van de juiste klant voor het juiste schilderij, waarna de uitverkorene deskundig onder druk werd gezet, zegt iets over psychologisch inzicht, overwicht en verkoopstrategie, maar nauwelijks iets over kunstkennis en -kunde.
Wie dit een rijkelijk naïef stukje vindt omdat kunst en beleggen synoniem zijn, boeven en schurken met oud en nieuw geld de grootste verzamelingen hebben (gezien De Medici en Goering niks nieuws) en handelaren dus met naar volk van doen krijgen voorzover ze zelf geen naar volk zijn – akkoord. Maar de makers van het profiel valt te verwijten dat er woord noch beeld gewijd werd aan het feit dat een mulo-jongen uit een totaal onmusisch milieu expert werd op een terrein dat vergeven is van hoogopgeleide specialisten. Waarschijnlijk had Noortman in alle handel succes geboekt, van bh’s tot duikboten, maar het werden de Schone Kunsten. En in die sector hadden de meeste briljante bh-verkopers het niet gered. Daarom had het minstens ook moeten gaan over wat hem interessanter maakte dan koopmanschap en hufterigheid: over de verbluffende expertise die hij als leek opbouwde; over een gevoel voor beeldende kunst dat hij gehad moet hebben, naast en boven een gevoel voor de handelswaarde van die kunst. Slecht profiel.