Er zit schoonheid in de op het Westen gerichte desinformatiestrategie. Door meningsverschillen aan te grijpen om tweespalt te zaaien wordt een liberale kernwaarde, het vrije debat, plots een wapen dat tegen onszelf kan worden gebruikt. Dat roept wezenlijke vragen op. Kun je een hek zetten rond een open debat zonder het predicaat ‘open’ te verliezen? Hoe weerbaar moet een democratie zijn? Wat is vrije meningsuiting online? Die openlijke overpeinzingen zijn an sich al succes van illiberale belagers.

Binnenlandminister Kajsa Ollongren kondigde in het najaar een ‘bewustwordingscampagne’ aan die burgers op weg naar de stembussen moet waarschuwen voor de invloed van Russische en Chinese ‘statelijke actoren’. Vorige week lichtte ze haar plannen verder toe in de Tweede Kamer, en bleek dat het optuigen van zo’n campagne op eieren lopen is. Niemand wil een ministerie van Propaganda en Censuur, de regering zelf ook niet. Vers in het geheugen ligt een initiatief van de Europese Commissie, ‘EU vs Disinfo’, dat een website behelsde waarop artikelen verschenen waar een Russisch narratief in was herkend. Terecht werden de journalisten die op die manier werden weggezet boos en protesteerde de Kamer tegen het Brusselse initiatief. Ollongren lijkt zich zeer bewust van zulke valkuilen en heeft aangekondigd te komen met een campagne ‘zonder voorbeelden’. Voor je ’t weet wordt het politiek inhoudelijk en heb je je als overheid bemoeid met het debat. Verwacht dus een gortdroge campagne.

Door luid te waarschuwen voor desinformatie maak je burgers wantrouwig

Die campagne is niet zonder risico, zeiden in de Kamer uitgenodigde experts, onder wie Madeleine de Cock Buning van het Commissariaat voor de Media. ‘We moeten nu niet het kind met het badwater weggooien door allemaal campagnes te starten die zorgen vergroten.’ Door luid te waarschuwen voor desinformatie maak je burgers wantrouwig, zei ze. Dat kan ook terugslaan op de klassieke media, voor je ’t weet ontwaren mensen overal een Rus. Terwijl Nederland een heel gezond medialandschap heeft. Tegenover desinformatie staat veelal een betrouwbare bron die Nederlanders vaak prima kunnen vinden, zei De Cock Buning. ‘Omdat dat zo is, is de impact van desinformatie in Nederland relatief klein.’

Het lijkt een hedendaagse beschrijving van de manier waarop John Stuart Mill in 1859 in On Liberty vrije meningen verdedigde. Zijn idee: als we een werkelijk open ruimte creëren waarin mensen vrij van gedachten kunnen wisselen, ontstaat er vanzelf concurrentie tussen de verschillende ideeën en drijft uiteindelijk het beste boven. ‘Alleen door een diversiteit van meningen is er, in de huidige toestand van het menselijk intellect, een redelijke kans op eerlijk spel voor alle aspecten van de waarheid.’

Het ingewikkelde aan desinformatie is dat ze geen toevoeging aan het debat is maar de ondermijning ervan. Wat moet je daarmee? Wat doe je bijvoorbeeld op dat marktplein van John Stuart Mill als het volstroomt met tientallen anonieme schreeuwers die niet zijn gekomen voor het voeren van debat maar voor het afbreken van het plein? Of zoals historica Anne Applebaum mij in november vertelde: ‘Het reguleren van bots (geautomatiseerde accounts – cvdv) is natuurlijk niet hetzelfde als het reguleren van vrije meningsuiting. Waarom zou een robot vrije meningsuiting hebben?’ Waarmee ze de discussie terugbrengt naar de kern van de zaak. Het Westen heeft in hoog tempo zijn democratische marktpleinen overgedragen aan commerciële online platformen. Algoritmes zijn daar debatmeester en dat is allesbehalve een onzichtbare hand die waarheid laat prevaleren boven onzin.

Ollongren wees vorige week op de eigen verantwoordelijkheid van die platformen, maar ze aan regels onderwerpen wil ze voorlopig niet. In plaats daarvan waarschuwt ze voor Russen, Chinezen en Iraniërs en verplaatst de discussie zich al snel naar wie zich in het debat begeven zonder de dringende vraag te beantwoorden of we nog gelukkig zijn met de staat en structuur van onze moderne debathallen. Of we nog blij zijn met Facebook, Twitter en Google als gespreksleider. Terwijl daar de sleutel ligt. Wat te doen met bots, nepaccounts en intransparante algoritmes? Als we die lastige vragen beantwoorden durven we misschien weer te vertrouwen op de kracht van een open debat. Zonder bang te zijn voor anderen.