
Toen iemand ons daar ooit naar vroeg, zei Carl Andre dat wij eigenlijk nooit over zijn werk spraken. Meestal hadden we het over poëzie of geschiedenis. Dat kwam omdat, als je niet in kunstfilosofische mist wil geraken, er over die dingen van hem niet zo veel te zeggen valt. Kijken we nog eens naar een werk waarover ik het al eerder had: dertien staande balken van hout die tegen elkaar geplaatst samen een lage muur vormen. De balken zijn 30 x 30 centimeter in dikte. Dat is in de houtzagerij een standaardmaat – vrijwel gelijk met 12 x 12 inch in Amerika. In het gewone gebruik zijn het dus maten die al bestaan. Dat is precies de reden dat Andre ze gebruikt. In zijn sculptuur wil hij alles eenvoudig houden en niet verzeild raken in vage artistieke beslissingen. Dat is het vaste voornemen dat zijn kunst begeleidt.

Hoog zijn de stukken balk 90 centimeter. Eigenlijk is dat vreemd, want in Andre’s laconieke logica hadden ze misschien hoger moeten zijn. Een vierkante balk heeft vier zijden van 30 centimeter zodat het voor de hand zou liggen dat een balk 120 centimeter zou zijn. Daar heb ik hem ooit naar gevraagd. De kunstenaar is gezet en niet erg groot van gestalte. Hij zei mij dat een hoogte van 90 centimeter beter was omdat zo’n stuk balk een omvang en vooral gewicht had die hij nog net zelf kon dragen en slepen. Hij hechtte eraan zijn sculpturen in principe eigenhandig te maken. Ik heb hem zo wel eens bezig gezien met zijn blokken hoewel hij daar, zwijgzaam en toegewijd, het liefst alleen bij was. Toch was er misschien nog een andere reden voor die balkhoogte dan alleen de draagbaarheid van het gewicht. Een stuk balk van 120 centimeter ziet er een stuk forser uit. Het lijkt eerder een paal. Met een hoogte van 90 centimeter staat dat muurtje een stuk discreter in de ruimte. Maar net iets hoger dan een gewone keukentafel is de sculptuur een object waar je makkelijk overheen kunt kijken. In de ruimte werkt het niet als visuele blokkade. Het staat dan, en dat hoort bij dat essentiële idee van eenvoud, bijna toevallig in de ruimte. Het dringt zich niet op.
Terug nu naar hoe ik begon. Een enkele veronderstelling heb ik gewaagd, verder heb ik het over een feitelijke stand van zaken gehad. Die kan ik gewoon zien. Dat het ding Palisade heet, is ook duidelijk. Ik weet verder ook dat Carl Andre zijn werken ter plekke maakt. Hun datering gaat daarom gepaard met een plaatsnaam. Hier is dat New York 1976. Hij was, stel ik me voor, maat en proportie gaan bekijken van de ruimte waarvoor het werk bestemd was. Ik denk dat daar een idee voor een sculptuur in zijn kop kwam – iets ook in bouw en vorm die hij nog niet eerder had gebruikt. Er is toen een hoeveelheid stukken balk aangevoerd. Daarmee heeft hij in de gegeven ruimte deze sculptuur gebouwd. Het ding werd zo lang als de maat van de ruimte, zonder gewring, toestond. Dat bleken dertien stukken tegen elkaar, een priemgetal. Daar houdt Andre van. Het is alleen door zichzelf deelbaar, en in zekere zin een uniek getal. Net als dit kunstwerk is het wat het is.

In Palisade staan de blokken gewoon naast elkaar. Dat is simpel genoeg. Over de uitstraling van het werk, het beroemde aura, wil ik het even niet hebben. Dan komen we bij ieders persoonlijke waarneming van een kunstwerk. De kunstenaar bouwt hooguit een aanzet. Mij gaat het erom of de manier van bouwen te doorgronden is. Dat kan ik zien als ik geduldig kijk. Aura is onzichtbaar. Dus kijk ik nu naar twee andere werken, Philemon en Baucis, een stil en zwijgzaam paar. Mijn indruk is dat deze sculpturen niet zozeer gebouwd zijn als wel in elkaar neergelegd. Ze bestaan elk uit zeven stukken balk. De lengtemaat van, nog eens, een stuk balk is drie keer de dikte van 30 centimeter. Volgens die verhouding zijn de zeven stukken balk in elkaar geschoven om die kubische vorm samen te stellen. In Philemon eerst twee op de bodem met 30 centimeter (horizontaal) ertussen. In het midden dan een stuk balk verticaal. Daartegenaan aan beide kanten twee balken dwars. Daar weer bovenop, als op de grond, nog twee balken. Baucis is volgens hetzelfde principe in elkaar gezet maar in een andere volgorde van bouw. Daar staan de vier hoekstukken overeind. Het mooi en diep bevredigende van dit ontroerende paar, en trouwens alle andere sculpturen van Carl Andre, is dat ze zonder schroeven of lijmen, uit losse stukken balk in elkaar zijn gestapeld. Hun bouw en gewicht maken ze solide zoals klassieke sculptuur hoort te zijn. Toch ogen ze ook altijd licht. Ondertussen lijkt Palisade eenvoudiger van bouw dan Philemon en Baucis, maar dat lijkt alleen maar zo. Want wat het werk van Andre steeds weer laat zien is dat de koppige eenvoud ervan heel veelzijdig is.
Beeld: (1) Carl Andre, Palisade, 1976, New York. Hout, 90 x 30 x 390 cm (Van Abbemuseum Eindhoven). (2) Philemon, 1981, Krefeld. Hout, 90 x 90 x 90 cm (Kröller-Müller Museum, ex collectie Visser). (3) Baucis, 1981, Krefeld.