In 1980 begon ik als journalist bij het Nieuwsblad van het Zuiden in Tilburg. Daar kreeg ik soms een telefoontje van een lezer. Uiteraard was die dan ergens boos over. De klachten herinner ik me niet meer. Wel wat er steevast, in onvervalst Brabants, bij werd gezegd: ‘Nou ben ik al dertig jaar lid van de krant…’ En dan kwam het onderwerp waar ze wat over te ‘mauwen’ hadden. Mauwen is Tilburgs voor zeuren.

Lid van de krant. Dat voelden de abonnees van het Nieuwsblad zich toen. Lid van een gemeenschap waar ook de krant deel van uitmaakte.

Jaren later maakt het boek Bowling Alone de Amerikaanse wetenschapper Robert Putnam wereldberoemd. Lid zijn van een club of je lid voelen van een krant is dan ook in Nederland niet meer wat het geweest is. Als we gaan bowlen doen we dat voortaan alleen. Al zullen we niet allemaal zo narcistisch de bowlingbal ter hand nemen als in het zojuist vertoonde fragment uit de film The Big Lebowski, van de gebroeders Coen.

Wat de politicoloog Putnam midden jaren negentig met zijn boek doet, is wat de econoom Thomas Piketty nu doet: een onderbuikgevoel staven met data en historische parallellen. Heerlijk is dat. Ineens voel je je door de wetenschap gesteund in een wat onbestemd gevoel. Een gevoel waar je je soms nog voor schaamt ook, omdat het al gauw op heimwee lijkt. Terwijl we toch eigenlijk progressief zijn? Putnam schrijft over sociaal kapitaal, Piketty over financieel kapitaal.

Als we gaan bowlen doen we dat voortaan alleen

Dertien jaar geleden zei Putnam tegen een redacteur van De Groene: ‘De politici maken mijn werk belangrijk, niet ik.’ Hij werd uitgenodigd door de groten der toenmalige aarde. En bestempeld tot de meest invloedrijke wetenschapper van dat moment. Piketty gaat hem nu achterna.

Er is ook een vergelijking tussen hun twee boeken te maken. Ze zijn voor een gewoon mens niet om door te komen: te dik, te veel cijfers, te veel grafieken. Ik durf te wedden dat ook in deze zaal bijna niemand één van de twee boeken in zijn geheel heeft gelezen. Laat staan alle twee. Putnam wil met Bowling Alone niet alleen staven dat het sociale kapitaal in een samenleving is geslonken. Hij wil ook aantonen hoe belangrijk dat kapitaal is. Eén telefoontje op een dag van een vriend of familielid doet meer dan twee aspirientjes. Herkenbaar én irritant is de kritiek die hij krijgt als hij laat zien dat in geloofsgemeenschappen in de Verenigde Staten sociaal kapitaal nog wel aanwezig is. Boe, bah, die man is conservatief.

Sinds ruim een jaar help ik één keer per maand mee aan een maaltijdproject. Vooral bezocht door alleenstaande ouderen. De initiatiefnemers zijn lid van een protestantse kerk. Naar ik me heb laten uitleggen nog een strenge richting ook. In mijn vriendenkring kwamen ze niet bij van verbazing. Haha, ga je je als katholieke Brabantse en redacteur van De Groene straks ook nog bekeren?!

Wat ik elke maand zie, zijn oudere mensen die het leuk vinden om niet zelf te hoeven koken. Vooral fijn vinden dat ze niet in hun eentje hoeven te eten. Ook zie ik dat de bezoekers onderling afspraken beginnen te maken. De laatste keer waren we met tachtig man. Eerlijk gezegd wel wat veel voor een groepje amateurs. Maar, om het met Putnam te zeggen: het werkt beter dan een pilletje. En, eveneens met zijn woorden: ‘Sociaal kapitaal kun je net als elke vorm van kapitaal de goede en de foute kant op sturen. Het is terrein dat door de progressieven veel te lang is genegeerd.’

Deze zaal is vanavond gevuld met mensen die op de een of andere manier een band met De Groene hebben. Misschien hebt u er wel behoefte aan om u lid van De Groene te voelen. Want stiekem denk ik dat u ook dáárom hier bent. Omdat u zich lid van een gemeenschap wilt voelen.

Wat wij hier vanavond doen, zou Putnam – denk ik – bonding noemen. De band aanhalen met gelijkgestemden. Dat is niet altijd goed voor het sociaal kapitaal, leert hij ons. Het kan uitmonden in het zich afzetten tegen anderen. Bridging, een brug slaan naar andersdenkenden, zou het ideaal moeten zijn – áls het sociaal kapitaal ons tenminste ter harte gaat. Misschien moeten we een volgende keer allemaal één iemand meenemen die niet één-twee-drie ‘lid’ van De Groene zou worden. Of krijg ik dan het verwijt naar mijn hoofd dat ik last heb van zendingsdrang?