Angela Merkel is verleden tijd. Van IS valt weinig meer te duchten, Trump en Poetin hebben samen de oorlog in Syrië beëindigd en over de gevreesde islamisering wordt amper nog gesproken. Toch is het Duitsland dat in Lege harten wordt beschreven allerminst tot rust gekomen. Er is meer straatgeweld dan ooit, rechtsradicalen meppen migranten dood, de zelfmoordcijfers stijgen en het land wordt bestuurd door de ultrarechtse bbb: de Bezorgde Burger Beweging.

Het zou de opmaat kunnen zijn voor rebellie, maar in de praktijk van Lege harten is er vooral dofheid over de Duitse linkse bevolking gekomen. Het is 2025 en juist de mensen van wie je werkelijk betekenisvol verzet zou verwachten, de slimme en welgestelde linkse dertigers en veertigers, doen niets. Nou ja, ze zonderen zich af en doen daar rustig wat ze willen. Een veelzeggende enquête: van de Duitse bevolking – in 2025 dus – verkiest het overgrote merendeel het hebben van een wasmachine boven het hebben van stemrecht.

Nee, er valt weinig te lachen in deze zowel ambitieuze als kille nieuwe roman van de veel geprezen Duitse Juli Zeh (1976), zeker omdat we deze dystopische wereld leren kennen via de cynische blik van Britta – typisch zo’n vrouw die slim en rijk genoeg is om iets te veranderen aan de status quo, maar dat niet eens overweegt. ‘Vaag herinnert ze zich dat dat ooit anders was’, lezen we al op pagina 17. ‘Ze ziet zichzelf in een stemhokje staan en vol overtuiging haar kruisje zetten. (…) Wanneer dat was weet ze niet meer zo precies – hoe dan ook voor de vluchtelingencrisis, Brexit en Trump, lang voor de tweede financiële crisis en de razende opkomst van de Bezorgde Burger Beweging.’

Een hoofdpersonage dat zich moeilijk laat kennen, deze 36-jarige Britta, en waar je nog moeilijker van gaat houden. Ze is hard en systematisch, tegen alles wat riekt naar romantiek, en misschien wel haar belangrijkste eigenschap: haar werk als therapeutisch ‘Heilpraktiker’ in Braunschweig gaat voor alles. Want ja, ze wordt regelmatig opgepiept voor noodgevallen: haar bedrijf De brug behandelt suïcidale mensen. Het doel: genezing. De suïcidale gedachten laten verdwijnen. En als dat niet lukt, als iemand echt zelfmoord lijkt te willen plegen, doet De brug iets wat de buitenwereld niet weet, wat Britta zelfs verborgen houdt voor haar gezin: dan worden de zelfmoordenaars gekoppeld aan terroristische organisaties. Om hun zelfverkozen dood nog enige impact en soms zelfs ideologische lading te geven. Om de zelfmoord ‘zinvol’ te maken, dus.

Het grote merendeel heeft liever een wasmachine dan stemrecht

De betere passages uit het wisselvallige Lege harten spelen zich af in of rondom deze praktijk van Britta. Dit zijn stuk voor stuk boeiende scènes, die vooral knap zijn omdat Zeh hier niet alleen wat politieke veranderingen benoemt, maar haar futuristische wereld werkelijk kruidt. Zeker wanneer er een nieuwe ‘cliënte’ verschijnt, Julietta, al weer zo’n onverschillig type. Britta krijgt maar geen grip op haar; ze zet alle tests in die ze voor De brug heeft ontworpen om te onderzoeken of Julietta écht dood wil. Maar niets lijkt Julietta te bereiken. Ook het algoritme Lassie kan niet helpen – dat is een van de weinige onderdelen die ik na een paar alinea’s echt geloofde: veel van Britta’s werk gebeurt aan de hand van dit algoritme, waarmee potentiële zelfmoordenaars worden opgespoord en beoordeeld op een ‘schaal van suïcidaliteit’. Hoe hoger de score, hoe waarschijnlijker dat de betreffende persoon werkelijk zelfmoord gaat plegen.

Alleen: Juliette scoort niet hoog. En toch lijkt ze echt dood te willen.

Meer en meer verliest Britta grip op haar zelf gecreëerde overzicht, haar afgebakende wereld die ‘voelt alsof ze scheef in haar scharnieren hangt’. Want behalve Julietta is er ook nog een zelfmoordaanslag in Leipzig, door voormalig cliënten van De brug: hadden ze die niet getest en als ongevaarlijk bestempeld? Is er heimelijk een concurrerend bedrijf? Heeft het te maken met een man, die zich steeds nadrukkelijker in Britta’s privéleven mengt?

Zo uitgeschreven klinkt het allemaal erg thrillerachtig, al die suspense en bewust gecreëerde schimmigheid, en helaas: Lege harten is ook tamelijk opgeklopt. De roman leunt meer en meer op de plot, alles is beschreven in een functionele schrijfstijl die je met de vele cliffhangers verleidt om door te lezen, maar werkelijke diepgang blijft achterwege. Dat is nogal een verschil met Zeh’s vorige werken, met name Ons soort mensen: een prachtige roman waarin een moderne plattelandsidylle wordt doorbroken met de aanleg van een windmolenpark – en de psychologie van betrokkenen secuur wordt ontleed. Daarbij vergeleken is Lege harten, ondanks de ambitie die spreekt uit de setting en de voortdurende verwijzingen naar Trump en Merkel, van een ergerlijke eenvoud. Ja, men is afgevlakt in deze toekomst, ja, men kan niet alles controleren hoe driftig men het ook probeert, en ja, er vallen genoeg raakvlakken tussen deze dystopie en het moderne Duitsland te zien, denk aan die nu ook gehekelde lethargie, denk aan het gemak waarmee mensen maatschappelijke wijzigingen accepteren, het altijd sluimerende gevaar van extreem-rechts – de AfD is ontegenzeggelijk verwant aan de bbb.

Maar wat doet Zeh daar verder mee? Waarom blijft ze diezelfde eigenschappen benadrukken in dit bij tijd en wijle drammerige boek? Wat onthult deze roman wat we niet al in krantenberichten kunnen lezen? De schrijfster lijkt zich zo beziggehouden te hebben met het schetsen van een nieuwe wereld, inclusief sprekende details en spannende verhaalwendingen, dat ze vergeten is haar karakters werkelijk vorm te geven. Of de lezer mee te nemen. Deze lezer haalde het einde in elk geval moeizaam, en daar eenmaal aangekomen was ik net zo afgestompt als de personages die in deze roman gevangen zitten.