De volkskroeg aan het Waterlooplein zit vol blanke mannen van middelbare leeftijd en lagere opleiding. Het proletariaat leest De Telegraaf en drinkt bier. In West-Europa is er geen macht die zich kan verzetten tegen dit keizerrijk der burgerij. Maar er is wel een ‘islamitische samenleving, die in haar ontwikkeling ligt achter de westerse…’, beweerde Pim. Wij moeten strijden. Marx zou in dit geval zeggen: het idee, dat macht heeft over de massa, wordt een materiële kracht. Boze geesten is een boek over revolutie, over politieke hervorming van een staat en over de ondergang van de mens. In de roman voert de held zichzelf naar zelfmoord.

Religie en revolutie verspreiden zich vooral dankzij sentimentaliteit. In een revolutie moet je geloven, net als in God. Revolutie is geen economische of politieke kwestie. Het is een kwestie van het gemoed. Daarover wordt nu ook in de volkskroeg gesproken. Zij die niet geloven in onsterfelijkheid, geloven in sociale rechtvaardigheid en maakbaarheid. Als God niet bestaat, dan blijft er maar één doel over: zaligheid op aarde, in het Nederlands paradijs. Elk paradijs moet dus dicht blijven voor emigranten uit de hel. Alleen dan kunnen we van elkaar houden in onze eigen ‘Hof van Eden’.

Er is maar één probleem. Volgens Dostojevski is de mens altijd in conflict met zichzelf. Dat is de steen des aanstoots tussen God en boze geesten.

Voor anderhalve euro krijg je in de volkskroeg bier. ‘Ik hoef geen fascistische munten als wisselgeld. Ik wil rijksmunten!’ eist een man bij de tap, terwijl hij de achterkant van het kleingeld inspecteert op het eventuele beeld van de adelaar of de koningin. ‘Ik heb geen verdrag met de Duitsers gesloten.’ Bij het monument op de Dam, waar nu portretten van Pim Fortuyn en bloemen liggen, zei een Nederlander mij later: ‘Pim is gesneuveld. Ik zal op een lijk stemmen. Hij is de god van de gesneuvelde democratie.’

In de boeken van Dostojevski speelt het noodlot een rare rol. ‘Voor u betekent het niets om een leven op te offeren, dat van uzelf of dat van een ander. U bent precies zo nodig als is. Ik, ik heb precies zo iemand nodig als u bent. Ik weet niemand anders dan u. U bent de leider, u bent de zon, en ik ben uw worm…’