
Als hij na twintig minuten eindelijk opkomt, toont het publiek van het Teatro Metastasio in Prato zich volwassen. Het verhaal van Le voci di dentro, ‘De stemmen van binnen’, wordt niet verstoord door een open doekje voor Toni Servillo. Geruisloos voegt Italië’s grote ster zich bij het drukke Napolitaanse gezelschap aan de keukentafel en wacht op zijn beurt. Pas als Toni en Peppe Servillo – zowel in het echt als in dit stuk broers – een hilarische dialoog van tien minuten hebben afgerond, volgt een donderend applaus. Servillo’s theatergezelschap kent dit applaus en laat het rustig betijen. Servillo kijkt vergenoegd op naar de loges van de uitverkochte bonbonnière, die net zo Italiaans is als het publiek en hijzelf. Een kleine grijns, en dan weer door met het stuk dat de grote Napolitaanse dramaturg Eduardo De Filippo schreef in 1948.
Zo vlak bij de stad van Dante – Prato ligt op twintig kilometer van Florence – is het heel wat, een Toscaans publiek dat bijna twee uur lang zonder pauze ademloos zit te luisteren naar volkstheater in zwaar Napolitaans dialect. Dante immers is de vader van de Italiaanse taal, van het hoog Italiaans, van de beschaving. Napolitaans is sloebertaal uit het zuiden, niet alleen vanwege de zware, slepende cadans, maar ook vanwege de vele bizarre woorden die in het ‘echte’ Italiaans iets heel anders betekenen dan in het Napolitaans. Je snapt wel wat er bedoeld wordt, maar het vergt creatief meedenken van het publiek.
Toch komt alles perfect getimed aan. ‘Wat is hij toch bravo’, zegt de dame uit Prato met het vaste theaterabonnement naast me. De mindere plaatsen van de loges aan de zijkant zitten vol jeugd, die vanaf steile hoogte hun nek verrekken om Toni Servillo en zijn gezelschap van vijftien man in een sober grijswit decor te volgen. Het is de tekst waar het om gaat, en natuurlijk de kunst om die tekst alle lagen mee te geven die hier worden getoond. Toni Servillo lijkt met onzichtbare touwtjes verbonden aan de andere acteurs en regisseert op de millimeter zonder dat je het merkt. Hij beweegt zich over het podium als een kat die van nature weet waar hij moet staan of zitten, zonder er de aandacht op te vestigen.
Diezelfde lichtheid heeft hij ook in het echt, als hij de volgende ochtend in een verpletterend mooi, maar totaal niet opvallend Italiaans wollen pak met een zwarte coltrui eronder door de gangen van het provincietheater op me af komt. Atletische tred, elegante grijze pluimen links en rechts van een onbezorgde kale schedel – dit is toch het land van Berlusconi, bijgenaamd ‘l’asfaltato’, vanwege diens gekleurde haarplaksels. Meteen neemt hij alle spanning weg: ‘Wat zegt u, zullen we maar in de zaal gaan zitten?’
Leuk, we mogen in de nu lege bonbonnière, en hij klopt uitnodigend op de stoel naast de zijne. Voordat hij zich met een onweerstaanbare draai geheel tot de mijne maakt, gaat het mobiele telefoontje uit, ook een fijne geste. ‘Want we worden de godganse tijd gebeld’, mompelt hij.
Dat is makkelijk te geloven, dat ‘we de godganse tijd worden gebeld’ als je Toni Servillo bent, de Jep Gambardella van La grande bellezza, in de eindrace voor de Oscar voor beste buitenlandse film, maar sowieso al een wereldsucces dat almaar blijft groeien. Het is vanaf Cannes vorig jaar nooit meer opgehouden. Overal over de planeet verkocht, overal een enorm succes. ‘We kregen net de cijfers van Nederland’, zegt Toni Servillo, ‘prachtig zeg! Meer dan twee miljoen heeft hij daar opgebracht, heb ik begrepen?’
Met een grote grijns neemt hij een pagina in ontvangst die ik heb meegenomen uit de Volkskrant. ‘Dress Like Gambardella!’ staat boven het stuk, met daaronder een compilatie van stijliconen uit films. De grootste, centrale foto is Servillo op het marmeren bankje in een hel geel linnen jasje, witte linnen broek en de bruinwitte two tone-schoenen, klassiek leren ambachtswerk uit Napels. Gambardella wordt omgeven door kleinere foto’s van Robert Redford in The Great Gatsby, Leonardo DiCaprio in The Wolf of Wall Street en Daniel Brühl als Niki Lauda in Rush.
‘En Jep Gambardella heeft gewonnen?’ vraagt Toni Servillo lachend. ‘Geweldig! Mag ik dit hebben, voor de kostumist? Dat gaat hij echt geweldig vinden.’
Je kunt niet zeggen dat hij één met zijn personage is geworden, al is Jep Gambardella volgens regisseur Paolo Sorrentino ‘meer Toni’s creatie dan de mijne’. Sorrentino mag het zeggen, zelf zal Toni Servillo het nooit doen. Zelfs niet als ik een nog sterker citaat van Sorrentino aan hem voorleg: ‘Om op de Servillo in mijn film te lijken zou ik nog niet genoeg hebben aan een eeuw. Ik heb niet het juiste karakter en heb als jongen periodes van grote eenzaamheid gekend.’
‘Eeeeh’, zegt Toni Servillo met een Napolitaans wegwerpgebaar over de schouder. ‘Paolo is, behalve een immens regisseur die echt in beelden vertelt ook een heel groot auteur. Hij kan waanzinnig schrijven. Wat ik zeg in La grande bellezza, wat denkt u? Dat ik dat allemaal heb verzonnen?’
Als ik één oog dichtknijp, lacht hij opnieuw.
‘Echt niet! Geloof me!’
‘Maar Sorrentino heeft gezegd dat hij het personage van Jep Gambardella eigenlijk zelf niet had begrepen tot u hem uit de klei boetseerde’, probeer ik als laatste bod. ‘Dat u er een heel ander, veel gelaagder personage van hebt gemaakt dan aanvankelijk zijn bedoeling was. En dat hij toen zelf pas begreep waar zijn film over ging.’
Nu volgt dan eindelijk een glimlach die op instemming lijkt. ‘Dat doet me enorm veel plezier. Ik hoop, maar ik ga er natuurlijk niet over, dat Jep Gambardella uiteindelijk een goed mens is. Hij is de koning van een cynische wereld, maar hij is op zoek naar wat anders. In mijn belevenis gaat hij die tweede roman nog schrijven, ooit.’

We zijn aangeland bij de kern. Toni Servillo doet niet gewoon rollen. Ergens heeft hij gezegd: ‘Aan Gian Maria Volonté en aan Eduardo De Filippo heb ik de morele visie op mijn vak te danken.’ Als ik de uitspraak begin te citeren, knikt hij hevig.
‘Ja, fijn dat u die uitspraak hebt gekozen. Dat is exact waar het om draait, voor mij. Eduardo De Filippo was de allergrootste. Bij hem was alles één. Zijn werk als dramaturg, acteur, regisseur, het had allemaal te maken met wie hij was. Hij heeft de hele vorige eeuw bestreken met zijn leven en zijn werk. Het is moeilijk te omschrijven uit welke bron hij putte. Hij geloofde in volkstheater, en wij Napolitanen hebben de allergrootste traditie van Europa op dat punt. Wat Napels was in 1700, dat kan nu niemand zich meer voorstellen. Het Parijs van Europa, op theatergebied. Je zou enorme paleizen vol kunnen stouwen met al het materiaal dat in Napels is geproduceerd. Iemand heeft ooit gezegd: “Het dagelijks leven in Napels is een voorstelling, een theaterstuk waarin iedereen zich bewust is van zijn rol.” En wat daar dus niet mee bedoeld wordt is dat Napolitanen oplichters zijn, het cliché van de clichés. Het ligt veel dieper. Wij Napolitanen zijn eerlijk als we liegen, en we liegen als we eerlijk zijn. Als een Napolitaan zegt: “Ik houd van je…”’
Hij laat plotseling zijn stem dalen en kijkt me even smachtend diep in de ogen, wat toch binnenkomt, als Toni Servillo je van vijf centimeter smachtend diep in de ogen kijkt. Hij schaterlacht om het effect. ‘… dan ben je enorm de pineut! Dan moet je je echt erg gaan afvragen met wie je een half uur geleden een afspraak had. Maar als ik zeg: “Ti odio” – “Ik haat je” – en ik zeg het zó…’ – nu heeft hij mijn arm in een schroefgreep genomen en knijpt zijn ogen tot spleetjes, een venijnig vertrokken mond, ook een enorm effect – ‘… dán weet je dat het waarschijnlijk echte liefde is. Moeilijk hè?’
Een grote wederzijdse lachbui volgt.
‘Is dat het geheim tussen u en Paolo Sorrentino?’ vraag ik dan. ‘Dat u allebei Napolitaans bent?’
‘O ja, absoluut!’ zegt Toni Servillo. ‘Mijn leven was al helemaal gedefinieerd, en toen kwam Paolo. Onze vierde film samen is het, La grande bellezza. En we hadden echt nooit, maar dan ook nooit verwacht dat de hele wereld het zou begrijpen. Ik bedoel: zo’n Italiaanse film, met zulke Italiaanse nuances, dat je Rome bekijkt door de bril van wie eigenlijk niet bij Rome hoort, die droom van het erbij horen op z’n provinciaals, maar dan ook weer typisch Italiaans-provinciaals, enfin, dat al die minuscule nuances door de hele wereld begrepen zouden worden…’ Hij schudt even zijn hoofd, alsof er iets onbegrijpelijks is gebeurd.
‘Maar gaat u nu naar de uitreiking van de Oscars? Want ik zag op uw speellijst dat u op zondagavond 2 maart in het theater in Avellino staat, toch, met Le voci di dentro?’
Een diepe, plechtige hoofdknik. ‘Ja, ik ga’ – het klinkt als een moeilijke beslissing. ‘Ongelooflijk geluk wil dat we in Avellino gepland stonden, oftewel mijn land, het achterland van Napels. Daar kennen de mensen me. Ik heb zo vaak in Avellino gestaan. En dus was het mogelijk om te vragen of het hele publiek – en de drie avonden waren uitverkocht – bereid was om onze ontmoeting op te schorten tot mei. Dat was goed. En dat ontroert me enorm. Maar ik ga dus, ja. Wordt nog aanpoten, hoor. Op 28 februari nog een voorstelling, op 1 maart op het vliegtuig naar Los Angeles, op 2 maart de Oscars, op 3 maart terug en op 4 maart première van Le voci di dentro in Padua.’
‘U hebt niet iets van: ik moet nu in Hollywood zijn want de ogen van de hele wereld zijn op me gericht en wie weet wat ik er nog uit kan timmeren voor mijn carrière?’
Servillo trekt spottend zijn wenkbrauwen op en ik kan al weer mijn lachen niet houden. Hij laat me even gaan en zegt dan: ‘Ieder zijn beroep. Acteur van Hollywood zijn is een beroep. Diegenen die dat zijn, hebben daar hun hele leven aan gewerkt, waarvoor alle respect. Ik heb gewerkt aan iets anders. Ik ga alleen voor Paolo natuurlijk. Dit is een droom. Dat je daar mag zitten, is een droom. Zoiets wat je spreekwoordelijk zegt: “Als ik straks in Hollywood op m’n Oscar zit te wachten…” Niet natuurlijk omdat je hem kríjgt, maar alleen omdat je daar in die zaal mag zitten. Voor de meesten blijft het bij een droom, nu hebben wij voor één keertje het geluk dat we erbij mogen zitten. We hebben vier films samen gemaakt. Dit is eruit gekomen. Het zou eh…’
Hij zoekt even naar een woord.
‘Arrogant?’ probeer ik.
‘Ja, arrogant, of zelfs snobistisch zijn, om niet te gaan. Zo van: ik maak een statement van mijn eenvoudige acteur-zijn. Terwijl dat toch de waarheid is.’
‘Maar bent u niet verleid door het gemak van film? Al dat geploeter, jarenlang met theatergezelschappen door de provincie, terwijl u nu in één keer…’
‘In één keer!? Maar wat zegt u nu? Om te komen waar ik, waar we, zijn gekomen, is al dat geploeter in de provincie van levensbelang geweest. Het zijn twee verschillende takken van sport, film en theater. Maar om alleen maar te hópen dat één opgetrokken wenkbrauw in de film het doet, moet je al die jaren op de planken in de provincie hebben gestaan. Ik zou niet kunnen bestaan zonder theater. Dat is mijn leven, dit is een uitstapje.’
Het ‘uitstapje’ behelst inmiddels twintig films in slechts tien jaar tijd, en allemaal raak. Internationaal opgevallen zijn vooral Servillo’s hoofdrol als boekhouder van de maffia in Le conseguenze dell’amore (van Paolo Sorrentino) en Il Divo (idem, juryprijs van Cannes), waarin hij een fantastische Giulio Andreotti neerzet. Maar hij schitterde ook in het internationaal zeer bejubelde Gomorra van Matteo Garrone en in andere grote Italiaanse auteursfilms. In 2008 werd hij bekroond als Best European Actor voor Il Divo en Gomorra, in Italië zijn de David di Donatello’s en de Nastro d’Argento’s niet te tellen. Servillo is veel vaker bekroond dan de films waarin hij speelde.
2013 was goed voor twee absolute topprestaties. Naast La grande bellezza kwam Viva la libertà uit, een dubbelhoofdrol van Servillo als twee tweelingbroers. De een is leider van de grootste partij van links, en het kost geen enkele moeite om de ex-gouden belofte van links Walter Veltroni in deze versteende man te herkennen. De ander is zijn eeneiige tweelingbroer, filosoof en dichter, maar officieel ‘gek’ verklaard en net ontslagen uit een inrichting. Op het moment dat de politicus vlucht van zijn partij en van zijn walgende kiezers treedt de tweelingbroer in zijn plaats en zweept de partij onmiddellijk naar grote hoogte. In misschien wel Italië’s mooiste politieke verkiezingsrede ooit spreekt Toni Servillo alias de tweelingbroer een enorme vlakte met honderdduizend mensen toe, en doorbreekt de impasse waarin Italiaans links al sinds de val van de Muur bevroren lijkt.
Als er zó’n linkse politicus in Italië zou bestaan, was het hele probleem Berlusconi nooit geboren. Viva la libertà won in december de publieksprijs in Duitsland, waar hij vanaf september met enorm succes heeft gedraaid. Ook voor deze film geldt dat hij ondenkbaar zou zijn zonder Toni Servillo. Wat hij met rollen doet, gaat verder dan ze perfect spelen. Hij creëert personages waarvan je je afvraagt waarom ze niet bestaan. Alsof je ze altijd hebt gemist.
‘Viva la libertà vond ik misschien nog wel mooier dan La grande bellezza’, waag ik.
Een stralende glimlach: ‘Dat doet me oprecht veel plezier! Het is een stille, Viva la libertà, maar hij gaat zijn weg nog wel vinden. In Duitsland was het een groot succes. Ik weet niet of Nederland hem heeft aangekocht, maar u zult zien: dat gaat nog gebeuren.’
‘Hoe houdt u het vol, twee, soms drie dragende filmrollen per jaar, en dan nog een afgeladen theateragenda?’
‘Dit jaar spelen we Le voci di dentro 180 keer. In de winter sta ik op de planken, ’s zomers draai ik films. Het is inderdaad zwaar, en het gaat erom of je het fysiek volhoudt. Ik ben nu 55. Sommige dingen, zoals roken, heb ik opgegeven. Ik houd van een goed glas Italiaanse wijn, spaarzaam, hooguit twee per dag, en na de voorstelling permitteer ik me soms twee biertjes. Sterke drank nooit. Het zijn niet meer de tijden van de losbandige artiest die in een delirium tot topprestaties komt, of althans dat denkt hij. Zo werkt het niet meer vandaag. Je moet er echt hard voor werken, zowel fysiek als psychisch. Laten we het dan ook vooral niet over mijn privé-leven hebben, want dat is natuurlijk heel moeilijk, met zo’n agenda.’
Over zijn gezicht trekt even een spijtige grimas, alsof hij denkt aan mensen aan wie hij meer verplicht zou zijn. Hij is getrouwd en vader van twee zoons.
Iets vrolijkers dan: ‘Ontzettend geestig, wat er op uw website staat over de Oscar-uitreiking.’
‘Wat dan?’ vraagt hij verbaasd.
‘Nou, dat u het enige obstakel zou zijn voor La grande bellezza om de Oscar te winnen.’
Hij kijkt me nu verbijsterd aan. ‘Hebt u die tekst misschien?’
Die heb ik. Het leek me geniaal om op deze manier commentaar te leveren op de radiopresentatrice van de Rai, de Italiaanse publieke omroep, die, vlak nadat op 13 januari bekend was geworden dat La grande bellezza de Golden Globe had gewonnen, Servillo via de ether toeschetterde: ‘Goedendag Toni Servillo, wat zegt u ervan, dat La grande bellezza ondanks alle kritieken…’ ‘Pardon?’ onderbrak hij haar. Hij zat in een auto, op weg naar een voorstelling. ‘Nou, in Italië is toch heel veel kritiek…’, schetterde de presentatrice door. ‘Mevrouw’, zei Servillo, ‘mij lijkt het nieuws om blij van te worden. Als u vindt dat het een probleem is dat we de Golden Globe hebben gewonnen, zou ik het stil houden als ik u was. En ik vrees dat er nu een tunnel aankomt.’ ‘Toni Servillo, hoort u mij?’ schreeuwde de presentatrice wanhopig. ‘Nee, ik hoor u niet’, antwoordde Servillo, waarna je hem nog tegen iemand in de auto hoort zeggen: ‘Ik ga echt niet met zo’n cretina praten’, gevolgd door tu-tu-tu-tu. Het incident heeft grote gevolgen gehad voor de Italiaanse pers, waar Servillo sindsdien niet meer mee wil praten.

Ik lees de tekst van de site op uit mijn notitieblokje: ‘De film van Sorrentino, een genadeloos menselijk portret van de zogeheten betere kringen van Rome en van zijn eeuwige salons, lijkt alle kaarten in handen te hebben om het ambitieuze resultaat van een Oscar binnen te halen. De enige twijfel betreft Servillo, een groot acteur, daar niet van, maar toch misschien te veel personage, en te zeker van zichzelf, om aan Gambardella dat vleugje realisme mee te geven dat hem net wat minder “gelikt” had kunnen maken.’
Lachend kijk ik op: ‘Dit is toch van uw eigen site, toniservillo.it? Ik dacht dat u het had geschreven.’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, ik weet van niets. U dacht toch niet dat ik me daarmee bezighoud? Raar wel. Ik heb niet eens een e-mailadres.’
Misschien Napolitaanse humor, maar hij lijkt ineens oprecht onthutst.
Wat in Italië aanvankelijk gebeurde met La grande bellezza is precies hetzelfde als wat in 1960 gebeurde met Fellini’s La dolce vita. Men was beledigd. Zo zijn we niet. Wie denkt Fellini, respectievelijk Sorrentino, wel dat hij is. Pietepeuterige kinnesinne-commentaartjes van journalisten van de B-garnituur die tot op de millimeter gingen uitmeten waarom ‘het Rome van Sorrentino’ helemaal niet het echte Rome is, want daar wisten zij natuurlijk alles van. Eén voor allen Barbara Palombelli, ooit flonkerend journaliste bij de grootste krant van liberaal-links, La Repubblica, later afgezakt naar Berlusconi-regionen, bovendien echtgenote van een voormalige burgemeester van Rome en iemand die zich de inside kennis van het Romeinse salonleven niet door de neus laat boren. En al helemaal niet door een Napolitaan.
Tegenover dit geprut uit de Romeinse salons stonden onmiddellijk het grote succes in Cannes, de wereldwijde aankoop en aanzienlijk sterkere Italiaanse pennen die de grootheid van La grande bellezza wél konden inzien. Maar toch blijft dat woord ‘kritieken’ dan hangen in bepaalde hoofden, als een naald in de groef.
Anderzijds heb je de slaafse verafgoding die Servillo in het vaderland veel meer heeft getroffen dan Paolo Sorrentino. Hij kan zo op voor president van de republiek, als hij zou willen. Als een soort orakel wordt zijn mening over van alles en nog wat gevraagd, met een verheerlijkt luisterende presentator. Hij praat goed, Toni Servillo, en hij heeft over de dingen ook goed nagedacht. Maar hij gaat ze niet meer zeggen.
‘Ik zie niet in wat het voor belang heeft als een acteur zijn mening geeft over Beppe Grillo’, zegt hij als ik toch in de fout verval. Dat had hij vlak na Cannes wel een keertje gedaan, in een goed bekeken politiek tv-programma, Otto e Mezzo. En daar heeft hij spijt van.
Hij glimlacht als hij ziet dat ik mijn fout betreur. ‘Geeft niet, maar het is mijn voortschrijdend inzicht. Ik ben van mening dat Italië op dit moment in een dusdanige staat van verwarring verkeert dat het geen goed idee is dat ik ook nog eens ga roepen. Het is schrikbarend hoe alles wat je zegt onmiddellijk wordt misbruikt, uit zijn verband gerukt en honderden malen komt terugkaatsen, altijd verkeerd begrepen en fout geciteerd. Heel eenvoudig zou ik graag willen zien dat het parlement en alles wat ons vertegenwoordigt er weer in zou slagen om autoriteit en respect uit te stralen. Te beginnen bij zichzelf. We zijn oorlogsslachtoffers van twintig jaar waarin cultuur, moraal en ernst zijn verdwenen in een bodemloze put van verval.’
Er valt een stilte.
‘Weet u?’ zegt hij dan ineens monter. ‘Ik zou het fantastisch vinden om naar Amsterdam te komen. Met mijn theatergezelschap. Denkt u dat u dat kunt regelen? Het Holland Festival, dat zou ik dolgraag willen.
Trailer van La Grande Bellezza
Beeld: (1) ‘Wij Napolitanen zijn eerlijk als we liegen, en we liegen als we eerlijk zijn’ (Herlinde Koelbl/Agentur Focus/HH). (2) Le voci di dentro van Eduardo De Philippo. Van links naar rechts Betti Pedrazzi, Gigio Morra, Chiara Baffi, Peppe Servillo en Toni Servillo (Fabio Esposito). (3) (Fabio Espositio)