
Zware meubels, portretten en kristal. Het appartement vertoont geen grote luxe, maar ademt de sfeer van een gegoed milieu in São Paulo. Het is er brandschoon. Na het openen van de deur trekt dienster Silvia Maria Santos (45) zich terug in de keuken om het avondeten voor te bereiden voor de familie. Haar uniform valt zedig over de knieën. De handen houdt ze op de rug.
Dona Cecilia de Paula Santos (82) windt er geen doekjes om: ‘Mijn moeder leefde nog in de nadagen van de slavernij (afgeschaft in 1888). Mijn opa was aardig voor het personeel, maar bij de familie van mijn vader – Portugezen – ging de zweep erover. Hun kinderen en kleinkinderen zijn met dat beeld opgegroeid.’
De empregada doméstica was de eerste die opstond en de laatste die naar bed ging. Zeker als ze inwoonde bij de familie – in een minuscuul kamertje achter in de wasruimte – was er geen scheidslijn tussen privé en werk voor de empregada, verantwoordelijk voor het huishouden, de kinderen of de ouderen in huis.
De algemene arbeidswet van 1940 ging voor haar niet op. Pas sinds 1972 heeft huispersoneel recht op registratie in het arbeidsboekje, vakantiedagen en pensioenopbouw – en vanaf 1989 recht op een dertiende maand en zwangerschapsverlof. In tegenstelling tot alle andere arbeiders had de empregada doméstica echter geen achturige werkdag of recht op pauzes. Ze stond bovendien met lege handen als ze de laan werd uitgestuurd. Voor haar geen uitkering.
De arbeidsrechten zijn eindelijk gelijkgetrokken. De werkgever moet vanaf vorig jaar bijdragen aan een sociaal garantiefonds en een ongevallenverzekering. De achturige werkdag (44 uur per week, met vier uur op zaterdag), verplichte pauzes en een hoger uurloon tijdens de overuren en nachtelijke uren waren al sinds 2013 ingegaan. De hoop is dat de strenge wetgeving het informele circuit terugdringt. Van de zeven miljoen empregadas domésticas die Brazilië naar schatting telt, is namelijk slechts een kwart geregistreerd. De rest werkt zwart, zonder enige controle. Meer dan zestig procent van de diensters heeft een donkere huidskleur en 93 procent is vrouw.
Brazilianen uit de bovenste klassen (zo’n vijftien procent van de bevolking) hebben hun leven ingesteld op het ‘hebben’ van een of meer empregada’s. Ze maken vaak lange werkdagen en rekenen erop niet zelf te hoeven wassen en poetsen. Kinderen gaan natuurlijk wel naar school, maar een kindermeisje is onmisbaar om de vrije uren op te vangen. Al die zorgtaken worden bovendien als minderwaardig gezien.
Huispersoneel is echter voor steeds minder mensen weggelegd. De lonen van de huishoudsters zijn de afgelopen jaren flink gestegen, percentueel méér dan die van andere werknemers. ‘Wie dat dier heeft gehad, heeft het gehad en wie het nooit heeft gehad, zal het nooit meer hebben’, ontsnapte in 2011 aan de lippen van ex-minister van Financiën (1969-1974) Delfim Netto.
Brazilië staat op een sociaal keerpunt. De hogere kosten en formalisering van de beroepsgroep dwingen steeds meer families om een alternatieve oplossing voor hun huishouden te vinden. De groep die zich van oudsher noodgedwongen liet uitbuiten, laat zich niet zo makkelijk meer voor een karretje spannen. Jonge meiden uit de armere klassen kiezen inmiddels liever voor een andere loopbaan.
Lang niet alle Brazilianen uit de hogere klassen vinden het nieuwe leven vervelend. Zo besloot bankmedewerkster Rachel Gonçalves (35) haar twee kinderen langer op school te doen en zelf meer uren aan ze te besteden, omdat ze haar kindermeisje door de nieuwe wet niet kon betalen. Inmiddels koopt ze ingevroren maaltijden van datzelfde ex-kindermeisje en betaalt ze een werkster voor één schoonmaakbeurt per week, zoals ze aan de krant O Globo vertelde. ‘Ik ben gestresster dan eerst en maak meer ruzie met mijn kinderen, maar ik ben ook nader tot ze gekomen.’
Anderen zijn boos. In de onderbuik van Brazilië borrelt en broeit het. Onder de traditionele rijken leeft het gevoel dat ze erop achteruit zijn gegaan ten gunste van de armere klassen. Na twee termijnen onder president Luiz Inácio Lula da Silva van de arbeiderspartij PT (2003-2010) en vervolgens een nieuwe periode van zijn opvolgster Dilma Rousseff is de maat vol. Sinds 2012 zit de Braziliaanse economie bovendien in zwaar weer. Grondstofprijzen voor exportproducten als soja, vlees, petroleum en mijnbouwproducten zijn sterk gedaald, de sociale lasten zijn gestegen. De inflatie ligt rond de negen procent per jaar.
De bewoners van de chicste wijken van het land (vooral in São Paulo) voerden het afgelopen jaar dan ook actie; ze pakten de pannen en sloegen daar stevig met een pollepel op. Ex-president Lula stelde ironisch vast dat het een van de weinige keren is dat deze mensen hun dure creusetpannen zelf ter hand nemen, maar dat de empregada’s die op maandag wel weer moeten uitdeuken. ‘Waar komt die haat vandaan?’ vraagt hij zich af. ‘Komt het doordat de empregada’s meer rechten hebben gekregen? Wij gingen altijd de straat op om het leven van de mensen te verbeteren. Ik denk dat deze mensen de straat op gaan om de verbeteringen die wij hebben doorgevoerd ongedaan te maken.’
De oude Dona Cecilia bekijkt het allemaal met de nodige interesse. Ze vindt het prachtig dat de rechten van de empregada’s zijn toegenomen. In haar omgeving wordt er echter veel geklaagd over de politiek en de levensstandaard die bedreigd wordt. Silvia Maria’s baan komt niet op de tocht te staan, garandeert ze: ‘Ik houd Silvia gewoon aan. Maar voor veel werkgeefsters wordt het met de nieuwe wetgeving echt te duur.’
Silvia wast en kookt van maandag tot en met vrijdag voor Dona Cecilia en alle familieleden die mee-eten. Na haar werk bij Dona Cecilia gaat ze naar het appartement van een gehandicapt nichtje (55) van Cecilia, dat overdag naar de opvang gaat maar 24-uurszorg nodig heeft. Ze pakt daarnaast nog een paar uur per week in de huishouding van een dochter van Cecilia die beneden in het appartementencomplex woont. Ze heeft om de week 36 uur vrij. Ze lacht: ‘Pauzes? Ik ga toch niet stilzitten als de afwas nog gedaan moet worden?’
Silvia werkt sinds 1997 voor Dona Cecilia. Aanvankelijk woonde ze bij de familie in. Sinds 2001 woont ze bij het gehandicapte nichtje, in een kamertje van tien vierkante meter: ‘Ik heb er mijn koelkastje en dvd-speler staan. Het enige waar ik graag af en toe geld aan uitgeef is aan kleren, mijn nagels en de kapper.’
Haar twee kinderen, die nu ook in São Paulo wonen, werden opgevoed door haar moeder in de noordoostelijke provincie Bahia. Haar twee kleinkinderen ziet ze nauwelijks. ‘Af en toe op zondag, bij mijn zus thuis.’ Doordat Silvia altijd heeft ingewoond liepen haar twee huwelijken op de klippen. ‘Als je niet samenwoont, zoeken ze al snel een ander. Ik heb altijd noodgedwongen voor het werk gekozen.’
Silvia heeft wel wat zekerheid voor de toekomst opgebouwd: een huis in de provincie waar ze opgroeide, Bahia. Momenteel verdient ze zo’n 1100 euro per maand. Vaste lasten heeft ze nooit gehad. ‘Ik heb zelfs wat kunnen sparen!’ Als er sociale lasten waren afgedragen vanaf het moment dat ze begon met werken (ze was toen veertien), dan had Silvia nu met pensioen kunnen gaan. Nu blijft ze Dona Cecilia trouw tot haar dood. ‘Daarna mogen haar kinderen hun eigen boontjes doppen’, zegt ze.
Dona Cecilia, opgeleid als lyrisch sopraan, heeft zelf nooit carrière gemaakt. ‘Ik ben op mijn negentiende getrouwd om niet naar Europa te hoeven voor verdere studie. Ik wilde absoluut geen carrière. Aanvankelijk kookte ik en maakte ik zelf schoon, maar met de geboorte van mijn kinderen werd het lastiger en kreeg ik hulp. Ik heb altijd heel veel geluk gehad met mijn empregada’s.’
‘Silvia’, zegt ze met nadruk, ‘is geen empregada. Silvia is van de familie. Toen Paulo, mijn man, overleed, leed ze samen met ons mee. Paulo – politiechef – was wel streng, maar sinds hij dood is, is het hier echt alsof het haar eigen huis is. Silvia is heel precies. Zij wilde bijvoorbeeld zelf een uniform dragen – vond dat netter als we gasten hadden. Toen ben ik een uniform voor haar gaan kopen. Ze is ook zelf achter kookcursussen aan gegaan om mijn man tevreden te stellen.’
Over het ‘van de familie zijn’ moet Silvia een beetje lachen. Het is voor haar toch vooral werk. Ze is in haar spaarzame vrije uren penningmeester van de vakbond van empregadas domésticas en ze weet dat juist die persoonlijke relatie door werkgevers wordt aangevoerd om aan te tonen dat de empregada’s niet mogen klagen. Ze mogen al gratis wonen en mee-eten, is de gedachte. Het versterken van de arbeidsrechten zou tot een grote ontslagronde leiden.
Er is dan ook een sterke lobby gevoerd tegen de nieuwe wet, die in de ogen van Margareth Galvão (61), oprichtster van de werkgeversvereniging van huishoudpersoneel, niet in het belang is van de werksters. ‘De empregada doméstica wil geld op zak – liever dan rechten, want die kan ze niet eten. Geen van hen heeft een ijzeren kogel aan haar been, dus een slavenbaan kun je het niet noemen. Velen hebben dankzij ons kunnen studeren.’
Bij het zoveelste sigaretje neemt de advocate arbeidsrechten het wetboek van arbeidsrecht in handen, een dikke pil: ‘Dit boek is uit 1940. Het is toch belachelijk dat anno 2015, bijna honderd jaar later, de rechten nog hieraan worden opgehangen? Deze wet gaat duizenden banen kosten. Bijna alle vragen die ik momenteel van mijn leden binnenkrijg, gaan over ontslag.’
En dat terwijl Brazilië deze banen nodig heeft, volgens Galvão. ‘Want wie gaat er straks voor onze ouderen zorgen, zonder opvang door de staat? Wie gaat er voor onze kinderen zorgen, zonder crèches? Maar weinig mensen kunnen drie shifts betalen voor 24-uurszorg. Dat is te duur.’ Wat haar nog het meest ergert is de bepaling dat de empregada’s zelf hun uren gaan bijhouden: ‘Zij moeten in hun schriftje gaan schrijven hoe laat ze beginnen, hoe laat ze lunchen en hoe laat ze weer weggaan. Ik heb hier al heel wat gevallen in mijn kantoor gehad, waarin de empregada zegt om zeven uur te beginnen en om zeven uur te vertrekken, zonder lunchpauze, niks. En dan maar overuren declareren, want dat doen ze als ze geld nodig hebben. Als je dan doorvraagt, eet ze natuurlijk wel en begint ze niet precies om zeven uur te werken, maar gaat ze eerst koffie drinken. De werkgeefster staat machteloos.’
Die machteloosheid symboliseert de frustratie van de Braziliaanse middenklasse, meent de linkse filosofe Marilena Chaui. ‘De traditionele middenklasse is doodsbang omdat ze zich nergens meer door onderscheidt, niet door scholing en ook niet door werk. Ze is geschokt door de intrede van de werkende klasse in de consumptiemaatschappij. Iedereen kan tegenwoordig met het vliegtuig reizen. Niets onderscheidt haar meer.’
De piepkleine vakvereniging van werksters (vijftig leden) probeert te bemiddelen als door de nieuwe wet conflicten ontstaan. Maar als dat niet lukt, gaan ze hun gelijk bij de rechter halen, vertelt voorzitter Maria Ferreira Lima (64). Maria is gepensioneerd, maar werkt nog iedere zaterdag in de huizen van twee zussen, waar ze strijkt en mooie stapeltjes maakt van de handdoeken: ‘In Brazilië wil nou eenmaal iedereen een empregada hebben. Maar dat daar ook plichten aan verbonden zijn, accepteren ze vaak niet. Soms komen de werkgeefsters hier boos binnenlopen omdat ze overuren moeten betalen. Dan zeg ik: “Het is de wet, mevrouw.”’
Vakverenigingslid Walkiria Mendes (56) is al 45 jaar empregada doméstica. ‘Binnen de intimiteit van ons werk worden we vernederd, onderdrukt en bedreigd’, is haar ervaring. ‘Het is hier niet zoals in Amerika, waar de schoonmaakster in haar autootje komt aanzoeven en nadien weer wegrijdt.’
Het stel waarvoor Mendes momenteel werkt, is net verhuisd naar een veel groter (zeshonderd vierkante meter) appartement. ‘Ze hebben mijn salaris iets opgehoogd, naar 450 euro, maar ik werk van acht uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds, zonder uitbetaling van overuren. Die heb ik nog niet durven vragen.’
In het chique appartementencomplex mogen de werknemers niet via de hoofdingang naar binnen, ze moeten via de garage. ‘Ik moet ook iedere dag mijn papieren laten zien om binnen te komen’, vertelt ze. ‘Zo vernederend.’ In het gloednieuwe appartement is een empregadakamertje ingebouwd, een hok zonder ramen. ‘Ik reis liever tweeënhalf uur heen en weer dan daar te slapen’, zegt Mendes. ‘Mijn dochter is inmiddels 37 en boekhoudkundige. Zij is godzijdank geen empregada doméstica geworden.’
Mendes heeft een ex-werkgeefster (nota bene een deskundige arbeidsrecht) na jaren voor de rechter gedaagd. Ze heeft gewonnen en mits de dame niet in hoger beroep gaat zal ze binnen een paar dagen een kleine zesduizend euro krijgen waarmee ze haar achterstallige pensioenopbouw kan herstellen.
Mario Avelino (59), oprichter van de website ‘doméstica legal’, waarop hij aan de werkgevers uitlegt hoe ze aan de nieuwe wet kunnen voldoen, snapt beide zijden: ‘De Braziliaanse middenklasse heeft nu eenmaal geen keus, zeker met kleine kinderen of hulpbehoevende ouderen thuis hebben ze hulp nodig, al kunnen ze het soms nauwelijks betalen.’ Op basis van de cijfers van het Braziliaanse bureau voor de statistiek houdt Avelino in de gaten wat de gevolgen zijn van de nieuwe wetgeving. ‘In het zuiden en zuidoosten van Brazilië, de rijkere gebieden, zijn inderdaad veel ontslagen gevallen. Maar in het noorden en noordoosten is het effect omgekeerd. Daar zijn veel empregada’s eindelijk formeel gecontracteerd, uit angst voor de strengere wetgeving. Het saldo is tot nu toe positief, met twintigduizend nieuwe geregistreerde banen.’
De afgelopen jaren is de totale beroepsgroep kleiner geworden. En nog maar zeven procent van de empregada’s woont bij de werkgever in. Vijftien jaar geleden was dat nog twintig procent. De emancipatie van de empregada’s lijkt onomkeerbaar. Avelino: ‘De dochters van de empregada’s van vandaag zitten op school of studeren. Hun moeders willen niet dat ze empregada worden.’ Een empregada zal de komende tien jaar een luxe worden, volgens Avelino. ‘Niet vanwege de nieuwe wet, maar omdat het zal gaan ontbreken aan arbeidskrachten.’
Het zal de samenleving goed doen als de middenklasse zelf de handen uit de mouwen moet steken, meent antropologe Miriam Goldenberg. ‘Het is wel goed geweest met dat gejammer over het verlies van de vaste empregada. De Brazilianen moeten hun houding veranderen. De kinderen zullen zelf moeten leren om hun bed op te maken en hun eten op te warmen. Dat heeft met slavernij niets te maken.’
Foto: Flickr/Barbara Eckstein (cc)