Twijfel bestaat er nauwelijks nog: de vreemdeling die hier wil wonen en werken, moet integreren. Dat betekent Nederlands leren, inburgeringcursus volgen en zo een nieuwe Nederlander worden. Moslims mogen nog wel een moskee bouwen, want dit is het land van de godsdienstvrijheid, maar niet meer het land van vrijheid blijheid. Een multiculturele samenleving leidt alleen maar tot ondraaglijke toestanden. Integratie is echter geen toverwoord maar een proces, waarbij de culturele verschillen en spanningen slechts langzaam verdwijnen. Daar komt bij dat deze verschillen zich verplaatsen naar familie en gezin. De tweede en wellicht al derde generatie Marokkanen: zij integreren met meer of minder succes. Dit geldt echter niet voor de eerste generatie, voor de mannen en vrouwen die als gastarbeider naar Nederland kwamen, nauwelijks konden lezen en schrijven en nog altijd de Nederlandse taal slecht spreken, omdat inburgeren nooit van hen werd verlangd. Deze mensen zijn nooit echt in Nederland aangekomen. Hun geest bleef hangen in hun Marokkaanse dorp. Ze klampen zich vast aan de islam, als laatste restant van een verloren identiteit. Hun moderne kinderen herkennen ze nog nauwelijks.
‘Briljante bastaarden’ noemt Abdelkader Benali deze kinderen in zijn nieuwe roman, die handelt over een dergelijk generatieconflict. De stem van mijn moeder heet het nieuwe boek, waarvan de hoofdpersoon enige trekken vertoont van de schrijver zelf. De hoofdpersoon werd ook in 1975 in Marokko geboren, groeide op in Nederland, houdt eveneens van hardlopen, werd echter geen schrijver maar een veel gevraagde fotograaf.
Deze fotograaf is geworteld geraakt in de Nederlandse cultuur. Hij gelooft niet meer, is belezen, kent de evolutietheorie van Charles Darwin. Hij had een relatie met een vrouw, een vertaalster, met wie hij breekt zodra hij verneemt dat ze zwanger is. De vrouw brengt een tweeling ter wereld, zijn kinderen, maar hij wil ze niet zien.
Marokko zou voor hem wellicht geheel uit het zicht zijn verdwenen als daar niet zijn ouders, die in Rotterdam wonen, waren geweest: mensen die vasthouden aan de traditie en hun Marokkaanse verleden.
De fotograaf, de verteller in deze zeer lezenswaardige roman, kan echter ook niet van het verleden loskomen. Dat keert in alle hevigheid terug op het moment dat hij op het schermpje van zijn mobiele telefoon ziet dat zijn vader hem opbelt. En dan gebeurt er iets wat nogal ongeloofwaardig lijkt; hij weet dat het ‘precies vier maanden, zes dagen, acht uur en zestien minuten geleden’ is dat zijn vader hem voor het laatst opbelde. Het is een eerste indicatie voor de haat-liefdeverhouding tussen vader en zoon. Ze zijn van elkaar vervreemd, begrijpen elkaar niet meer, maar ergens is er toch die bloedband die niet verbroken kan worden.
Het zal in de roman nog ruim zeventig bladzijden duren voordat de fotograaf de telefoon opneemt. Alleen al het eerste signaal zet een stroom van herinneringen in beweging. Allereerst zijn er de herinneringen aan de relatie met de vertaalster Eva Soares, die hem had voorspeld: ‘Op een dag zal ook jou de liefde overrompelen.’ Ze stuurt hem nog altijd e-mails, die onbeantwoord blijven.
En dan zijn er de herinneringen aan zijn jeugd, zijn ouders en tweelingbroer. Deze broer leeft niet meer, verdronken voor de Marokkaanse kust na een gewaagde sprong van een hoge rots. Zijn dood op twaalfjarige leeftijd veranderde het gezinsleven grondig. Moeder verstomde, naar muziek werd niet meer geluisterd, de aandacht voor de overgebleven zoon verslapte.
De stem van mijn moeder gaat niet alleen over een generatieconflict, het is ook een familieroman, waaraan ook de overleden broer zijn bijdrage levert. Want tijdens de reis naar en de vakantie in Marokko, die zo rampzalig eindigde, had de jongen een dagboek bijgehouden. De herinneringen van de fotograaf worden steeds onderbroken door de notities van de tweelingbroer. Zijn dodelijke sprong, daartoe aangezet door zijn vader die ooit dezelfde sprong waagde, vormt het geheim, de mythe van deze familie.
Tijdens het telefoongesprek verlangt vader dat de fotograaf naar huis komt. Moeder is ziek en wil een oud fotoalbum zien. Aanvankelijk verzet hij zich, want hij weet wat deze stap betekent. Een stuk ontwikkeling moet worden opgegeven. ‘Om weer thuis te komen moet ik een deel van mezelf achterlaten’, laat Benali zijn protagonist denken.
De terugkeer naar het ouderlijk huis wordt uitgesteld. Maar eenmaal thuis vindt er een ommekeer plaats. Zijn bezoek heeft een heilzame werking. De twintig jaar geleden verstomde moeder begint weer te praten, gaat weer naar muziek luisteren en wordt beter. Haar wondermooie stem klinkt weer, ze zingt poëtische liederen.
Er vindt een proces van toenadering plaats. De fotograaf lijkt inderdaad te worden overrompeld door een verzoenende liefde. ‘Ik kan mijn ouders weer zien. De grimmige gezichten, de harde woorden die niet uitgesproken worden, de onverschilligheid – dat alles is verdwenen sinds ik hier ben.’
Die toenadering en verzoening vinden ook hun weg naar Eva Soares en de kinderen. Op een dag staat de tweeling voor de deur en wordt als vanzelfsprekend opgenomen.
De stem van mijn moeder bestaat uit een reeks korte en ook wat minder korte hoofdstukken. Zij zijn als mozaïeksteentjes die samen een fraai en harmonieus geheel vormen. Benali heeft een mooi en tegen het einde ontroerend verhaal geschreven, ook een troostrijk verhaal. Zijn boodschap lijkt te zijn dat conflicten oplosbaar zijn en breuken geheeld kunnen worden, ja dat zelfs culturele verschillen overbrugbaar zijn.