Het economisch herstel zou vanzelf voor een overwinning zorgen, maar dat blijkt tegen te vallen.

Een van de weinige aardige momenten tijdens het Britse tv-debat was een velletje dat David Cameron te voorschijn toverde. ‘Sorry, er is geen geld meer’ stond erop. Het bleek een kopie van een kattenbelletje dat de scheidend staatssecretaris van Financiën, de sociaal-democraat Liam Byrne, in mei 2010 op het departement achterliet. Het was een deugdelijke samenvatting van de financiële situatie op dat moment.

Vijf jaar later staat Groot-Brittannië er een stuk beter voor, op papier althans. De coalitie van Conservatieven en Liberaal-Democraten heeft door flink bezuinigen een groot deel van de staatsschuld weggewerkt, er is weer economische groei en de werkloosheid neemt af. Daarom stond Cameron klaar voor een eclatante verkiezingszege, net als in 1945 toen Winston Churchill hoopte op een beloning voor het winnen van de oorlog.

Indertijd verloor de Conservatieve oorlogspremier de verkiezingen, tot zijn grote verbijstering, en nu dreigt voor Cameron hetzelfde. De Tories en Labour gaan nek-aan-nek, en omdat de indeling van de kiesdistricten gunstig is voor Labour zou dat het einde van Cameron betekenen. Terwijl de Conservatieven worden gezien als competente hoeders van het belastinggeld en Cameron als een staatsman overkomt, gaat er ook van Ed Miliband, ondanks zijn imago van geïnstitutionaliseerde vaatdoek, een zekere aantrekkingskracht uit.

Voor velen blijven de Tories de partij van het grote geld. Ze zijn voor bankiersbonussen, voor verlaging van het hoogste belastingtarief, tegen de invoering van extra belasting op dure huizen, tegen de Robin Hood Tax, tegen afschaffing van de non-domregeling (die erop neerkomt dat rijke buitenlanders weinig belasting betalen) en tegen het aanpakken van de energieboeren.

Macro-economisch gezien is dit volgens de Tories gunstig omdat de rijken geld in het laatje brengen. Zo houden ze advocaten, makelaars, schoonmakers en verkopers van de duurdere automobielen aan het werk. Maar het knaagt aan het eerlijkheidsgevoel, en dat weet de Labour-leider. Daarom portretteert hij zichzelf als ‘the happy warrior’ uit het gelijknamige gedicht van William Wordsworth, een idealist die vol passie strijdt voor rechtvaardigheid, competent of niet. En hij weet dat de Britse kiezers, anders de Amerikaanse, een zwak hebben voor de underdog.