‘Ja ik wil’, denkt het meisje in haar hotelkamer in een achterafstraatje in Hongkong. De ventilator aan het plafond is gammel en bespikkeld met vliegen. Op de bedden liggen felrode satijnen spreien waarop lelijke bloemen zijn geborduurd; ze moeten de oorlog hebben overleefd. In deze armoedige omgeving ontvangt Elizabeth Macintosch, kortweg Betty, een brief met een huwelijksaanzoek van Edward Feathers, alias ‘Old Filth’ (naar Failed in London Try Hong Kong). Hij heeft er het briefpapier van zijn advocatenkantoor voor gebruikt, en ouderwets vormelijke zinnen als: ‘Zou je een huwelijk met mij willen overwegen.’ ‘Tjeempie’, denkt Betty. ‘Niet bepaald een Romeo.’ En ze vraagt zich af hoeveel kladversies hij van tevoren heeft gemaakt. Toch zegt ze: ‘Ja ik wil.’
Betty figureert ook al in Een onberispelijke man, de roman over Edward Feathers die de Britse schrijfster Jane Gardam in 2004 publiceerde en die begin dit jaar in het Nederlands uitkwam. In het zojuist verschenen Een trouwe vrouw (de Engelse versie is van 2009) doet Betty meer dan figureren; het perspectief van de roman ligt voor een groot deel bij haar. Een onberispelijke man en Een trouwe vrouw zijn een soort tweelingromans: ze lijken op elkaar en zijn toch heel eigen, horen bij elkaar maar zijn ook heel goed los van elkaar te lezen. De ene roman vormt niet een vervolg op de andere, ze vertellen eerder hetzelfde verhaal met andere details en andere accenten, en soms ook met dezelfde gebeurtenissen, maar dan vanuit ander perspectief. En dan staat het derde deel van deze ‘trilogie’, Laatste vrienden, hier nog op de rol voor begin januari.
De achtergrond van de romans over het echtpaar Feathers vormt het afbrokkelende Britse Empire. Zowel Edward als Betty is in het Verre Oosten geboren, toen de koloniën nog een onaantastbaar bezit leken, hij in Maleisië, zij in Tianjin in China. Hij wordt, zoals in Een onberispelijke man wordt beschreven, na de dood van zijn moeder in het kraambed opgevoed door Maleise kindermeisjes voordat hij als zogenaamde Raj-wees naar het moederland wordt gestuurd, waar zijn vorming ter hand wordt genomen door pleegouders en schoolmeesters. Zij belandt in de oorlog in een Japans interneringskamp in Shanghai, waar haar ouders overlijden. Ook als de koloniën al lang zijn opgegeven worden zij erdoor getekend: ze zijn Britser dan Brits en tegelijkertijd nergens thuis, levend tussen Hongkong en Londen; hun gevoelsleven speelt zich af achter hun onkreukbare façade, ook voor elkaar.

In Een onberispelijke man is Betty niet meer dan de ideale echtgenote: trouw aan haar man, volop in de weer met liefdadigheid, de kerk en haar tuin. Uit Een trouwe vrouw blijkt dat ze net zozeer als Edward representant is van de Grote Engelse Geschiedenis. Aan het eind van de oorlog werkt ze in het befaamde Bletchley Park, het landgoed in Zuid-Engeland waar codebrekers probeerden de gecodeerde berichten van de Duitsers te ontcijferen. De vele jonge vrouwen die eraan verbonden waren, proefden aan de vrijheid en de onafhankelijkheid; tegelijk werden ze na de oorlog geacht zich weer in het gareel te voegen.
Betty is daardoor net als Edward een soort overgangsfiguur. Ze leidt, tegen beter weten in, het leven van de koloniale elite in een voorgoed veranderende wereld. Zoals ze tegen een vriendin zegt, nadat ze haar ja-woord heeft gegeven aan Edward: ‘Ik stel me tevreden met precies datgene wat mijn moeder zou hebben gewild: een rijke, veilige echtgenoot en een prettig leven. (…) Je zou wel zeggen dat ik de laatste vrouw ter wereld ben die de oude wereld van de onwankelbare Engelse echtgenote in ere kan herstellen. Ik probeer mijn dode moeder blij te maken.’
Maar meer nog dan romans over een overgangstijd schreef Jane Gardam een onvergetelijk portret van een huwelijk, waarvan onberispelijkheid en trouw de basis vormen. Maar de conventie en afstandelijkheid als het om de gevoelshuishouding gaat, vormen allerminst een gevangenis. Ook al was ze een ‘Bletchley girl’, Betty ziet al vroeg in dat ze haar ‘Eddie’ niet kan ‘kraken’, ze zal nooit tot zijn diepste gevoelens doordringen. Dat bezorgt haar juist de vrijheid en de ‘onaantastbare privé-sfeer’ waar ze behoefte aan heeft. Onder het schijnbaar rimpelloze oppervlak broeit er dan ook van alles in Een trouwe vrouw. Bijvoorbeeld als het gaat om Terry Veenering, de aartsrivaal van Edward, eveneens advocaat in Hongkong en een brutale, lelijke en onuitstaanbare kerel, die uitbundig is op een manier die voor heel veel vrouwen en ook mannen onweerstaanbaar is. Ook voor Betty.
Als je bedenkt dat Een onberispelijke man en Een trouwe vrouw een periode bestrijken van op z’n minst zeventig jaar – van de jaren dertig tot en met de overdracht van Hongkong aan China aan het eind van de vorige eeuw – en heen en weer slingeren van het Verre Oosten naar Londen en de Donheads, lieflijke dorpjes in Dorset waar het echtpaar Feathers na zijn pensionering is gaan wonen, dan stel je je daar brede, epische romans bij voor. Het onweerstaanbare van Gardam is dat ze je in een lichte, soms mild ironische stijl in razende vaart door de geschiedenis voert. Van kleurrijke beschrijvende passages tot toneelachtige dialogen – Gardam vertelt haar grote verhaal in puntgave vignetten die elkaar snel afwisselen, heen en weer springend in de tijd en telkens wisselend van perspectief. Wat niet verteld hoeft te worden spaart ze uit – en het knappe is dat je je als lezer nooit buiten adem voelt. Je ervaart de volheid van een huwelijk, een ouderwets huwelijk dat misschien meer op verstand dan op gevoel is gebaseerd maar dat evengoed vol liefde is.