«Bewijs bestaande uit inlichtingenmateriaal, geheime communicatie en verklaringen van mensen die nu gevangen zitten, onthult dat Saddam Hoessein terroristen helpt en beschermt, waaronder leden van al-Qaeda. In het geheim, zonder vingerafdrukken na te laten, zou hij terroristen een van zijn verborgen wapens kunnen verschaffen, of helpen ontwikkelen.» President Bush was duidelijk in zijn State of the Union-speech vorige week. Voor het front van het Amerikaanse volk, kritisch gevolgd door regeringsleiders overal ter wereld, beloofde de Amerikaanse president dat zijn minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, in de Veiligheidsraad «informatie en inlichtingen zal verschaffen over Iraks illegale wapenprogramma’s, zijn pogingen deze wapens te verbergen voor de inspecteurs en zijn banden met terroristische groepen».
Hoewel de meeste aandacht uitgaat naar het aantonen van massavernietigingswapens in Hoesseins arsenalen, is voor de Amerikanen ook het bewijzen van steun aan terrorisme van belang. Het is wat dat betreft opvallend dat Bush in zijn terminologie het stellige verband heeft losgelaten tussen Saddam Hoessein en Osama bin Ladens terreurorganisatie al-Qaeda. Direct na de aanslagen van elf september 2001 beweerde onder meer vice-president Dick Cheney nog dat de Irakese leider achter de al-Qaeda-operatie zat. Bewijs was een ontmoeting tussen opperkaper Mohammed Atta in Praag met een hooggeplaatste Irakees. Later bleek dat die ontmoeting waarschijnlijk nooit heeft plaatsgevonden.
In december 2001 verklaarde een gevluchte Irakees dat in de buurt van Bagdad een al-Qaeda-trainingskamp was gevestigd waar vliegtuigkapers werden opgeleid. Een afgedankt vliegtuig zou dienst doen als «opleidingstoestel». Satellietfoto’s toonden inderdaad een vervallen Boeing 707 op de aangegeven plek. Maar volgens Scott Ritter, de Amerikaanse oud-wapeninspecteur die zich tegen zijn eigen regering heeft gericht en zich fel verzet tegen wat hij Amerikaanse oorlogspropaganda noemt, zijn de beweringen van de Irakese vluchteling gelogen. Afgelopen september nam hij westerse journalisten mee naar de plek. Volgens Ritter werden er Irakese elite-eenheden opgeleid in het bevrijden van gijzelaars bij vliegtuigkapingen. Het trainingsterrein zou in de jaren tachtig zijn ingericht met Britse hulp, en de Amerikaanse regering was daarvan volgens Ritter volledig op de hoogte. Sindsdien werd van Amerikaanse regeringszijde niets meer vernomen over het vermeende trainingskamp.
Een weloverwogen wijziging van het beleid, waarschijnlijk. «Die claim kan ik niet maken», antwoordde Bush toen hem afgelopen week werd gevraagd naar een verband tussen Hoessein en elf september. En ook het bredere verband tussen Irak en al-Qaeda wordt door de Amerikanen vooralsnog vaag gehouden. «We hebben het hier over kanalen, contacten, communicatie», vertrouwde een hooggeplaatste regeringsfunctionaris Newsweek toe, «we hebben het niet over elf september of gezamenlijke operationele planning.»
Om een oorlog tegen Irak te presenteren als onderdeel van de oorlog tegen het terrorisme, die de VS na elf september afkondigden, hoeft dat verband niet expliciet gelegd te worden, redeneert Bush. Om de gigantische strijdmacht die inmiddels in de Golfregio is samengetrokken in actie te laten komen, zijn serieuze verdenkingen van steun aan terreur genoeg. Een smoking gun is niet nodig om actie tegen Irak te ondernemen, schreef Colin Powell onlangs in The Wall Street Journal.
Saddam Hoessein heeft zich nooit te beroerd gevoeld terroristische groeperingen te steunen als hem dat zo uitkwam. Zo is Sabri al-Banna, beter bekend als Abu Nidal, de godfather van het moderne terrorisme, altijd nauw verbonden geweest met Hoesseins regime. In 1970 werd hij naar Bagdad gezonden als vertegenwoordiger van Yasser Arafats al-Fatah-organisatie. Abu Nidal raakte onder de indruk van het sterk antiwesterse Baath-regime in Bagdad. In de tijd dat hij zich er nestelde, zette Saddam Hoessein, toen nog een jonge officier, beslissende stappen richting het Irakese leiderschap. Hoessein en Nidal, beiden geboren in 1937 en beschouwd als bloeddorstige moordenaars, konden wel enige waardering voor elkaar opbrengen.
In de jaren zeventig en tachtig bood Hoessein Nidal een uitvalsbasis. Nidal brak met Arafat die in zijn ogen een te soft beleid jegens Israël voerde, en richtte zijn eigen terreurorganisatie op: de Fatah Revolutionaire Raad. Vanuit Bagdad zette Nidal een reeks kapingen en aanslagen op touw. Onder meer in 1985, toen op de vliegvelden van Wenen en Rome El Al-passagiers werden gemitrailleerd en met handgranaten werden bestookt. Een jaar later pleegden Nidals terreurcommando’s een aanslag op een synagoge in Istanboel en kaapten ze een Amerikaans passagiersvliegtuig in Karachi. Van de 22 mensen die daarbij werden gedood, hadden twee de Amerikaanse nationaliteit. Abu Nidal wordt verantwoordelijk gehouden voor de moord op meer dan negenhonderd mensen. Vlak voor zijn dood zou hij nog de verantwoordelijkheid hebben opgeëist voor de aanslag op Pan Am-vlucht 103 boven Lockerbie, waarbij 189 Amerikanen de dood vonden.
Eind augustus jongstleden maakte het hoofd van de Irakese inlichtingendienst bekend dat Abu Nidal in Bagdad zelfmoord had gepleegd. Een hoogst opmerkelijke gebeurtenis, aangezien het hoofd van de Irakese veiligheidsdienst nooit in het openbaar spreekt, laat staan een persconferentie geeft. Ook de foto’s die hij toonde van Nidals lijk waren opmerkelijk: het was de zelfmoordenaar blijkbaar gelukt zichzelf verschrikkelijk toe te takelen en zich een volledig salvo met een automatisch geweer toe te dienen. Hoessein moest dringend van Abu Nidal af. In zijn nadagen ontwikkelde die zich namelijk tot de perfecte link met al-Qaeda, zo menen terreurexperts. En Hoessein was niet van plan het Bush makkelijk te maken door hem door middel van Nidals escapades een «geldige» reden te geven ogenblikkelijk met bombarderen te beginnen.
Abu Nidals banden met al-Qaeda zouden zijn gesmeed in Cairo, waar hij lange tijd woonde. Hij werd door de regering van Egypte ingezet om te infiltreren in de Islamitische Jihad, de terreurorganisatie van Ayman al-Zawahri. Deze Egyptische arts is de belangrijkste commandant van Osama bin Laden. Zijn Islamitische Jihad vormt een van de belangrijkste schakels in het al-Qaeda-netwerk. Ook in Jemen, Soedan, Kosovo en Albanië zou de in radicaal-islamitische kringen zeer gerespecteerde Abu Nidal informatie hebben verzameld over aan al-Qaeda gerelateerde terreurgroepen, met medeweten van de Amerikanen. Toen de eminence grise van de terreur ruzie kreeg met de Egyptenaren — naar verluidt omdat hij de informatie die hij met zijn infiltraties verzamelde doorverkocht aan derden — meldde hij zich in 1999 in Bagdad. Saddam Hoessein kon hem in die dagen goed gebruiken. Nidal beschikte over een schat aan ervaring en over uitstekende connecties in de terroristenwereld. Met name zijn banden met al-Qaeda zouden Hoessein eventueel nog van pas kunnen komen, mocht hij het opnieuw, net als in de jaren tachtig, opportuun achten anti-Israëlische en antiwesterse terreur te steunen. Maar sinds Bush een jaar geleden duidelijk maakte dat wat hem betreft de As van het Kwaad via Bagdad liep, en dat het tijd was voor een regimewisseling in Irak, was Abu Nidal een gevaar voor Saddam Hoessein.
Na de persconferentie over Nidals dood verschenen in westerse kranten berichten waarin werd gesteld dat Hoessein zijn banden met terreurorganisaties had doorgesneden. Dat was waarschijnlijk precies wat de dictator had beoogd.
Toch is volgens experts het verband tussen Irak en terrorisme zonneklaar. De leider van het Palestijnse Bevrijdingsfront PLF, Abbu al-Abbas, vond net als Nidal een vluchthaven in Bagdad en zou nog steeds in Irak verblijven. Abbas leidde de kaping van het cruiseschip Achille Lauro in 1985, waarbij een Amerikaan werd geëxecuteerd. Volgens de Israëlische terrorismeonderzoeker Ely Karmon zouden in Irak getrainde PLF-strijders verantwoordelijk zijn voor terroristische aanslagen in Haifa en elders in Israël. Bovendien laat Hoessein via het Arabisch Bevrijdingsfront (dat volledig door Irak zou worden uitgerust) cheques overhandigen ter waarde van duizenden dollars aan de nabestaanden van Palestijnse zelfmoordterroristen.
Maar in de wereld van het terrorisme is hard bewijs moeizaam te vergaren. Dus blijft er ruimte voor speculatie. De laatste tijd geldt die vooral de Ansar al-Islam, een Koerdische verzetsbeweging die actief is in het noorden van Irak, dat buiten Saddams controle valt. De Ansar al-Islam zou banden onderhouden met al-Qaeda. In haar gelederen zouden zich Arabieren bevinden die eerder meevochten in de gelederen van al-Qaeda en de Taliban in Afghanistan, en in de top van de organisatie zou zich een Koerd bevinden die zich door Hoessein laat betalen. Dat laatste is geen zeldzaam verschijnsel in Koerdisch gebied, waar Irak, Iran, Syrië en Turkije uit alle macht Koerdische facties infiltreren en tegen elkaar uitspelen, stelt Michiel Leezenberg, docent islamitische filosofie aan de Universiteit van Amsterdam. «De moslimactivisten in Iraaks Koerdistan ontlenen zonder enige twijfel een deel van hun personeel en contacten aan dezelfde diffuse netwerken van moslimbroeders en Afghanistan-veteranen waaruit ook Osama bin Laden heeft gerekruteerd; maar daarmee is nog lang niet gezegd dat ze diens ambitieuzere programma ook delen», schrijft hij in Politieke islam in Koerdistan.
Onlangs werd op Schiphol de leider van Ansar al-Islam gearresteerd. Deze Najm al-Din Faraj Ahmad, beter bekend als mullah Krekar, werd na vier maanden weer vrijgelaten. De Nederlandse autoriteiten veronderstelden dat de VS zeer geïnteresseerd zouden zijn in Krekar, aangezien hij de missing link kon vormen tussen Hoessein en al-Qaeda. Inderdaad reisden FBI-functionarissen spoorslags naar Nederland om Krekar te ondervragen. Wat dat opleverde is niet bekend. Veel kan het echter niet geweest zijn, want niet lang daarna werd Krekar halsoverkop naar Noorwegen getransporteerd, waar hij een verblijfsvergunning heeft.
Hoe schimmig de Amerikaanse bewijsvoering is inzake Irakese al-Qaeda-connecties toont het verhaal rondom het Jordaanse al-Qaeda-kopstuk Abu Musab al-Zarqawi. De Amerikanen zouden een telefoongesprek van hem hebben onderschept vanuit een ziekenhuis in Bagdad. Zarqawi liet zich daar afgelopen maand behandelen aan een ernstige beenwond die hij opliep bij de Amerikaanse bombardementen op Afghanistan. «Jawel, we hebben vastgelegd dat hij tegen zijn familie zegt: ‹Ik ben in Bagdad›, maar niet: ‹En trouwens, ik krijg al deze hulp van Saddam›», zei een welingevoerde Washingtonse functionaris tegen de Britse Guardian.
Zarqawi zou Irak zijn binnengekomen via Iran, zeggen Amerikaanse inlichtingendiensten. Ook mullah Krekar reisde regelmatig via Teheran naar Noord-Irak. De Irakese vice-president Tariq Azziz houdt vol dat Iran juist de Ansar al-Islam steunt. Geen gekke gedachte, gezien het feit dat de machtsbasis van de strijdgroep bestaat uit een paar schamele dorpjes aan de Iraanse-Irakese grens.
Misschien dat die informatie Bush later nog van pas komt. Ook Iran maakt immers deel uit van zijn As van het Kwaad.