In een interview naar aanleiding van zijn briljante Twelve Monkeys (1995) uit de Engelse cineast Terry Gilliam zijn ongenoegen over het feit dat zijn hoofdrolspeler, de Amerikaanse acteur Bruce Willis, geen Oscar-nominatie heeft gekregen voor zijn rol als bajesklant die terug in de tijd reist om te proberen de oorsprong van een cata strofaal virus te ontdekken. Wanneer, vraagt Gilliam retorisch, zal Willis dan ooit weer de kans krijgen om zo’n mooie rol te spelen? Zijn lamentatie was terecht. Te oordelen naar Willis’ nieuwste, de gewelddadige, cynische misdaad film Hostage, was zijn werk met Gilliam een zeldzaam hoogtepunt. Of zijn rehabilitatie als acteur moet komen in een andere, nieuwe film met hem in de hoofdrol: de op pa pier veelbelovende ver filming van Frank Millers grafische roman Sin City, die volgende week in Nederland in pre mière gaat.

Maar nu eerst Hostage: Willis is agent Jeff Talley, een gezouten on derhandelaar met gijzelnemers. Als een moeder en kind tijdens een onderhandelingssessie om het leven komen, trekt Talley zich terug. In zijn nieuwe baan als politiehoofd in een onbenullig stadje bij Los Angeles eist de sleur van zijn werk al gauw zijn tol. Zijn dochter haat hem, zijn huwelijk staat op springen. Een keerpunt komt als drie tieners een gewapende overval plegen op een rijke villa in de buitenwijken. Opnieuw ontvouwt zich een gijzeldrama; opnieuw moet Talley in actie komen.

Het is een lelijke film, van begin tot eind. De regisseur is de Fransman Florent Siri, en het enige wat over hem valt te zeggen is dat zijn hele universiteitsopleiding een leugen lijkt. Op zijn cv staat trots: studie aan de Sorbonne te Parijs, onder toezicht van Eric Rohmer, meester van de nouvelle vague. Welnu, wie de stap maakt van de Sorbonne en Rohmer naar Los Angeles en Hostage moet het spoor totaal bijster zijn. Wat vooral stuitend is, is de wijze waarop de Fransman kinderen in zijn film keer op keer een gewelddadige dood laat sterven zonder dat thematisch te motiveren. Dat is sa distisch. Verder zijn er pathetische referenties aan de film noir en Hitchcock, maar het is allemaal gespeend van schoonheid en in spiratie.

Wat overblijft is Willis. En zelfs in een onzuiver, waardeloos werk als Hostage blijft het boeiend naar hem te kijken. Hij speelt vaak een gewone, kwetsbare man die reageert op gewelddadige situaties waarin hij per ongeluk terecht is gekomen. Dat deed hij in de mooie oer-gijzelfilm Die Hard (1988) van John McTiernan, maar ook in Gilliams Twelve Monkeys. Hij is doorgaans de typische antiheld, ie mand die een slechte kant heeft, maar die diep in zijn hart rechtdoorzee is. Dat stelt hem in staat de moreel juiste beslissing te nemen. Neem de interessante oorlogsfilm Tears of the Sun (2003) van Antoine Fuqua. Hierin is Willis de leider van een commando-eenheid die oog in oog komt te staan met etnische zuivering in Afrika. Hij is een Amerikaanse soldaat, en dus op het oog een moorddadige slechterik. Toch kiest hij ervoor de bevelen van hogerhand te negeren teneinde hulpeloze Afrikanen te redden van een wisse machete-dood in de bossen van Nigeria.

Ergens in Willis schuilt dus een goede acteur, iemand die als Cole in Twelve Monkeys of een ander mooi Willis-personage, de onwen nige superheld in M. Night Shya lamans comics-film Unbreakable (2000), in staat is de twijfel en de existentiële angst van de moderne Everyman te verbeelden. Of Sin City in dit rijtje thuishoort, blijkt volgende week op deze plaats.

Hostage is te zien vanaf 26 mei