
Vetweefsel komt namelijk in verschillende soorten. Lang werd gedacht dat er twee soorten vetweefsel bestonden, wit en bruin. Wit vetweefsel is het soort dat u dik maakt. Bruin vetweefsel maakt echter niet dik, maar warm. Bruin vetweefsel kan vet dat in de cellen is opgeslagen omzetten in warmte. Dat klinkt aantrekkelijk, overtollige calorieën niet opslaan als vet maar ze gebruiken om warm te worden.
Hoewel beide vetweefsel worden genoemd, verschillen wit en bruin sterk van elkaar. Bruin vetweefsel is nauw verwant aan spierweefsel en zit tjokvol mitochondriën. Mitochondriën produceren energie, normaal gesproken in de vorm van de energiedrager ATP. Bijzonder is dat de mitochondriën van bruin vetweefsel onder invloed van het eiwit UCP1 geen ATP maar warmte produceren.
Recent is ook een derde soort vetweefsel ontdekt, beige vet, dit zit tussen wit en bruin vetweefsel in. De Amerikaanse onderzoeker Bruce Spiegelman ontdekte dat in wit vetweefsel soms ook het eiwit UCP1 actief is. Net als bruin vetweefsel verbranden beige vetcellen vet en produceren warmte.
Lang werd gedacht dat bruin vetweefsel alleen bij baby’s voorkwam. In de jaren tachtig werd echter ontdekt dat Finse houthakkers ook bruin vetweefsel hebben, vooral rond plekken in de nek. Pas in de jaren negentig werd met behulp van de PET-scan duidelijk dat alle volwassenen beschikken over bruin vetweefsel. Het bruin vetweefsel zit vooral in de gebieden rond onze ruggenwervels en schouders. Dit was lang onduidelijk omdat bruin vetweefsel op oude PET-scans niet altijd zichtbaar was.
De Zweedse onderzoeker Jan Nedergaard ontdekte dat bruin vetweefsel vooral zichtbaar is op een PET-scan als het actief is; dus wanneer het weefsel warmte produceert. Dergelijke activiteit vindt plaats wanneer lichamen voor een PET-scan eerst worden blootgesteld aan milde kou. Pas dan wordt het bruin vetweefsel zichtbaar op een PET-scan. Vandaar ook dat het weefsel eerder wel gevonden werd bij de Finse houthakkers, die veel buiten in de kou hun werk deden.
Deze ontdekking heeft het onderzoek verder gebracht. Zo werd bijvoorbeeld aangetoond dat bepaalde mensen meer bruin vet hebben dan anderen. Leeftijd speelt daarbij een belangrijke rol: rond de twintig heeft bijna iedereen bruin vetweefsel terwijl het bij mensen boven de zestig weinig voorkomt. Ook ontdekten onderzoekers dat bij mensen met obesitas bruin vet minder goed wordt geactiveerd in vergelijking met mensen die een gezond gewicht hebben. Onderzoek richt zich nu ook met nadruk op manieren om bruin en beige vetweefsel bij deze mensen te activeren.
Een belangrijke stap daarin lijkt de ontdekking van het eiwit irisine door de eerder genoemde Spiegelman. Zijn onderzoeksteam ontdekte dit eiwit, dat vrijkomt na fysieke inspanning en de productie van UCP1 in witte vetcellen activeert. Irisine heeft sindsdien de warme belangstelling van de farmaceutische industrie als nieuw middel voor de behandeling van overgewicht en diabetes type 2.
Voordat u een groot gat in de lucht springt, is het goed om te weten dat er vorig jaar verschillende studies zijn gepubliceerd die het gezondheidseffect van irisine in twijfel trekken. Toch blijven bruin en beige vetweefsel intrigeren en zullen ze wellicht bijdragen tot de ontwikkeling van manieren om obesitas aan te pakken. Of activeer uw bruin vetweefsel door de thermostaat wat lager te zetten.
(Door een vergissing is in de editie van 9 januari bij een tekst van Eva Teuling over genetisch gemodificeerd maïs de verkeerde illustratie geplaatst)