Brussel – Het is op een warme lentemorgen aangenaam slenteren op de Boulevard Anspach, de Ramblas van Brussel, in het centrum van de stad. Langs beide kanten staan terrassen, groene perken, fietsstallingen. Grote plantenbakken blokkeren de doorgang voor alles wat groter is dan een bakfiets. Brommen is verboden. Het is moeilijk te geloven dat dit vroeger een drukke vierbaansweg was, dé verkeersader van noord naar zuid.

Het begon zo’n tien jaar geleden. Bewoners namen het heft in handen en begonnen protestpicknicks te organiseren op de toen nog gevaarlijke, vervuilende, lelijke weg, de titel boulevard onwaardig. Dat werkte. Het centrum ging op de schop en is nu, na jaren van verbouwing, één grote voetgangerszone. De grootste van Europa, zo wordt gezegd.

Brussel is van oudsher een echte autostad. De Grote Markt, werelderfgoed met zijn opulente, vergulde, middeleeuwse gildehuizen, was tot 1972 een parkeerplaats. Je kon er tot 1991 met de auto doorheen. Ook vandaag nog is in de stad de auto de onbetwiste koning. Minder dan een tiende van de mensen fietst. Twee derde van de autoritten is korter dan vijf kilometer. Fietspaden zijn schaars en onherkenbaar.

Maar dat is aan het veranderen. Tijdens de coronacrisis, terwijl iedereen thuisbleef, werd er veertig kilometer extra fietspad aangelegd, hier en daar zelfs mét afbakening. De maximumsnelheid werd overal dertig kilometer per uur. Sterk vervuilende auto’s waren al verboden. Het aantal fietsers steeg met meer dan zestig procent. Het aantal steps, monowheels en andere zogenaamd zwakke weggebruikers steeg ook aanzienlijk.

De automobilist, in de tussentijd, heeft er genoeg van. De Facebook-groep ‘L’automobiliste en a marre’ telt meer dan veertigduizend leden. Zij hekelen de erosie van hun eigen infrastructuur. Extra fietspaden gaan vaak ten koste van bestaande rijstroken. Toen de terrassen weer open mochten, kregen cafés aan de straat de toestemming een parkeerplaats in te pikken.

De spanning op de weg is voelbaar – en zichtbaar. Er zijn tal van filmpjes van fietsers die omver worden gereden, bewust dan wel onbewust. Bijna driekwart van de fietsers zegt minstens één keer per maand te worden uitgescholden door een automobilist.

Amsterdam zal het nooit worden. Toch lijkt in Brussel het einde nabij voor de alleenheerschappij van de auto. De regionale overheid heeft nog meer plannen op tafel liggen. ‘Je moet als ouder een kind van twaalf in het verkeer durven te laten fietsen’, zei de Brusselse minister van Mobiliteit.