Vivien Schmidt – ‘Van buitenlandbeleid, economie, milieu tot handel; je hebt de EU nodig’ © Courtesy Vivien Schmidt

Het liefst zou de Amerikaanse hoogleraar Vivien Schmidt (71) direct beginnen over Covid-19 en de omslag die deze pandemie heeft veroorzaakt. Het maakt haar voor het eerst in jaren weer optimistisch over Europa. De eurocrisis in 2010 rond Griekenland was volgens haar een ramp, waarbij de economische problemen van de eurozone niet werden opgelost, terwijl het alleen maar erger werd tijdens de migratiecrisis in 2015. Maar de coronacrisis lijkt, na een aanvankelijke aarzeling, een grote ommekeer. ‘Covid-19 geeft ons een idee van waar de EU in de toekomst naartoe zou kunnen gaan.’

Schmidt doet al haar hele leven onderzoek naar de EU, en dan vooral naar wat de meeste mensen saai vinden aan Brussel: de institutionele, economische en politiek-theoretische kant ervan. En dat doet ze met tomeloze energie en gedrevenheid. ‘Briljant’ wordt ze door collega’s genoemd. Haar cv is zo lang dat het een aantal A4’tjes beslaat en zelfs een verkorte versie van de functies die ze op dit moment bekleedt past nauwelijks in één alinea. Een greep: ze is Jean Monnet-hoogleraar Europese integratie, hoogleraar internationale betrekkingen aan de Frederick S. Pardee School of Global Studies, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van Boston, waar ze ook oprichter en directeur is van het Centrum voor Europese studies, gasthoogleraar aan de Copenhagen Business School en ereprofessor aan de afdeling politieke wetenschappen van de Luiss Guido Carli Universiteit in Rome. Daarnaast zit ze in een aantal adviesraden, waaronder het Wissenschaftszentrum Berlin, en adviseert ze regelmatig de Europese Commissie en het Europees Parlement.

Én afgelopen jaar verscheen haar nieuwste boek, Europe’s Crisis of Legitimacy: Governing by Rules and Ruling by Numbers in the Eurozone. Haar boek Democracy in Europe uit 2006 is vijf jaar geleden door het Europees Parlement gekozen tot een van de ‘100 boeken over Europa om te onthouden’. Het is een wonder dat Vivien Schmidt niet veel bekender is. Zij is de uitgelezen persoon om het ‘eerlijke’ verhaal over Europa te vertellen; over waar het misging en waarom ze nu weer een beetje optimistisch is.

Op de ochtend dat we elkaar via Zoom spreken zit Vivien Schmidt net in haar huis in Italië, tegen de grens met Frankrijk, zonder retourticket naar haar thuisstad Boston. ‘Totdat Covid-19 voorbij is, reis ik niet meer’, zegt ze. Schmidt is geboren in New York, maar op haar achtste trouwde haar moeder met een man die in Italië werkte. Ze verhuisden naar Milaan waar ze acht jaar woonde en een jaar naar een Frans lyceum ging. Toen ze op haar zestiende terugging naar de VS sprak ze vloeiend Italiaans, perfect Frans en was ze verknocht geraakt aan Europa. Ze ging daarna studeren in Parijs en sindsdien reist ze heen en weer.

Ze begon met een onderzoek over de Franse politieke economie, maar realiseerde zich al snel dat je Frankrijk niet kon bestuderen zonder ook Europa te onderzoeken. En dus werd haar volgende boek The Futures of European Capitalism (2002) een onderzoek naar de impact van de Europese integratie en de globalisering op Frankrijk, Duitsland en Groot-Brittannië. Hieruit volgde, in haar woorden, logischerwijs haar volgende onderwerp: wat is de invloed van de toenemende europeanisering op nationale regeringen en op het democratisch gehalte ervan?

Het onderzoek mondde uit in haar boek Democracy in Europe, waarin ze tot de verrassende conclusie komt dat het echte probleem van de EU een democratisch tekort is op het niveau van de lidstaten. ‘Op nationaal niveau zijn veel ideeën over de uitvoerende, democratische macht, ondanks de verdergaande europeanisering, onveranderd gebleven’, zegt Schmidt. ‘De lidstaten hebben zich nauwelijks aangepast aan de toenemende invloed vanuit Brussel. Er is daardoor een kloof ontstaan tussen de oude ideeën en de nieuwe praktijk. Met als gevolg dat nationale politici niet of te weinig op de hoogte zijn wat er speelt in Brussel en dat ook niet aan hun bevolking uitleggen.’

Schmidt zag wel grote verschillen tussen hoe de landen met de EU als toegevoegde, supranationale macht omgingen. Zo reageerden Frankrijk en Groot-Brittannië, twee institutioneel vergelijkbare landen, totaal verschillend op Europa. ‘In Frankrijk zie je dat politieke leiders al vanaf Charles de Gaulle steeds opnieuw uitleggen en legitimeren: waarom Europa? We zien het nu ook weer bij Emmanuel Macron die benadrukt dat Frankrijk door Europa een regionale mogendheid kan worden. Hij zet de EU neer als verlengstuk van de eigen soevereiniteit.’

In het Verenigd Koninkrijk is het precies andersom. Britse leiders waren doorgaans anti-EU, euro-sceptisch en legden de EU in eigen land zelden positief uit. Ze noemden haar een bedreiging van hun duizend jaar oude geschiedenis. Zij tastte hun identiteit en soevereiniteit aan. Het pro-EU-kamp noemde hooguit de economische voordelen. ‘Dat is een erg dun argument’, zegt Schmidt. ‘Niemand kwam echt op voor het EU-lidmaatschap. Leg daarbovenop de leugens over de EU gedurende een heel lange tijd door de media en een conservatieve regering met David Cameron, wiens belangrijkste focus was de Tory-partij bijeen te houden. En toen het referendum niet goed ging, kwam Theresa May die de uitslag onnodig vertaalde met Brexit means Brexit. Waarmee ze voor een veel hardere Brexit ging dan noodzakelijk was – met de verklaring dat dat de enige manier was om de democratie te waarborgen, wat natuurlijk niet zo is.’

Volgens Schmidt gaat het allemaal over leiderschap, ideeën en visie. ‘De houding van een land ten opzichte van de EU heeft zeker ook te maken met geschiedenis en cultuur, maar die dingen zijn niet statisch. Het zijn de politieke leiders die voor een groot deel bepalen hoe mensen reageren op Europa.’

Hoe is dat voor Nederland?

‘Nederland is fascinerend. Het is een klein land, maar het heeft een sterk en complex staatsbestel. Net als in Duitsland met de deelstaten en in Italië met de regio’s is in Nederland de uitvoerende macht traditioneel verdeeld over verschillende autoriteiten. In deze landen is de EU in wezen minder bedreigend – omgaan met verschillende machtsstructuren is daar gewoon. Ik denk dat het probleem in Nederland is dat politieke leiders niet weten hoe ze over de EU moeten praten. Ze hebben dat eigenlijk nooit echt gedaan. Dat is ook wat misging bij het referendum over de Europese grondwet in 2005 toen de meerderheid van de Nederlanders tegen stemde.’

Terwijl er vanuit Brussel steeds meer beleid wordt gemaakt – steeds meer zaken, zoals de monetaire unie, handel, mededinging, landbouw, worden op EU-niveau geregeld – hebben nationale politici steeds minder te zeggen. ‘Wat we zagen is dat je in Brussel beleid krijgt zonder politiek en op nationaal niveau politiek zonder beleid. Nationale politici richten zich daarom steeds meer op puur nationale issues als immigratie, identiteit, burgerschap.’

‘Politieke leiders in Nederland weten niet hoe ze over de EU moeten praten’

De EU heeft de nationale politiek gedepolitiseerd, zo luidde veertien jaar geleden uw analyse. Is dit probleem ondertussen veranderd?

‘Het blijft een soort onoplosbaar probleem van de EU dat de nationale democratieën worden verzwakt door de aanwezigheid van de EU, maar tegelijkertijd hebben die democratieën de EU nodig. De EU is enorm belangrijk voor Europa, alle kleine landen maken op die manier deel uit van een groter geheel: een grotere markt, maar ook een grotere macht om het hele scala aan beleidskwesties aan te pakken. Van buitenlandbeleid, economie, milieu tot handel; je hebt de EU nodig.

De EU-landen moeten nieuwe manieren vinden om mensen weer binnen te halen. Ik denk aan wat er in de VS in de jaren zestig en zeventig is gebeurd tijdens de protesten tegen bijvoorbeeld de Vietnamoorlog. Maatschappelijke organisaties, publieke belangengroepen, lieten voor het eerst in Washington hun stem horen. Het was een verrijking van de Amerikaanse democratie. Dat is wat ook de EU nodig heeft: erkenning dat je naar Brussel moet. Veel lobbygroepen doen dat al, maar ook het maatschappelijk middenveld moet het gevoel hebben dat Brussel de plek is om naartoe te gaan.’

De eurocrisis in 2010 rond Griekenland is volgens Vivien Schmidt een belangrijk omslagpunt. ‘In eerste instantie sloeg de EU een totaal verkeerde koers in. Er werd geregeerd door regels, cijfers bepaalden alles. Alles was gericht op het verminderen van schulden en tekorten. Onder druk van Duitsland, in alliantie met Nederland en Finland, moesten alle landen de eerste twee jaar bezuinigen en werd Griekenland in een programma gedwongen van harde bezuinigingsmaatregelen en structurele hervormingen. Dit beleid faalde verschrikkelijk. De crisis werd neergezet als een probleem van schulden en verkeerd gedrag – “ze liggen de hele dag in de zon en volgen de regels niet” – terwijl het in feite een probleem was van de structuur van de eurozone. In het noorden was er sprake van verblinding.’

Deze crisis bedreigde niet alleen de economische en de politieke stabiliteit van Europa, maar ook het hele project van integratie, aldus Schmidt. ‘De VS, die kampten met een veel ergere financiële crisis, herstelden veel eerder. De Europese Unie had doeltreffend haar eigen crisis veroorzaakt door Griekenland niet veel eerder te redden, onder veel mildere voorwaarden. De hele EU had daar baat bij gehad. Griekenland was een druppel water in een emmer, niet meer dan twee procent van de eurozone-economie. In plaats daarvan werd de Griekse crisis een economische crisis voor de hele eurozone, wat uitmondde in een legitimiteitscrisis. Belangrijke beslissingen werden genomen achter gesloten deuren. En dan werkte het beleid ook nog niet: de Europese economie verslechterde, er ontstond hoge werkloosheid, de ongelijkheid nam toe. Op politiek niveau groeide de euroscepsis. Burgers begonnen vertrouwen te verliezen in de EU en in de nationale autoriteiten. Daardoor ontstond de groei van extreem-rechtse en populistische bewegingen.’ Rond 2013 werd ook in Brussel erkend dat de aanpak niet werkte. ‘De Commissie begon de regels te veranderen, werd flexibeler. Maar deed dat heimelijk.

Waarom heimelijk?

‘Niemand wilde toegeven dat ze in eerste instantie fout zaten. Uit angst voor gezichtsverlies. Het gevolg was dat bij de bevolkingen het perspectief niet veranderde. In het noorden dacht men nog steeds dat ze te veel betaalden aan het zuiden en in het zuiden voelden ze zich nog steeds miskend en onderdrukt. Pas in 2015, toen de nieuwe Europese Commissie aantrad onder leiding van Jean-Claude Juncker, werd openlijk erkend: oké, ja we zijn flexibeler.’ Maar nog steeds heerste de bezuinigingsmentaliteit en was er geen ruimte voor investeringen. Zelfs bij rentepercentages van één niet. ‘Moet je nagaan: een investering die je kon uitsmeren over dertig jaar, die je nauwelijks zou hoeven terugbetalen. Maar het zuiden kon het niet en het noorden deed het niet. Een ongelooflijke verspilling.’

En toen kwam Covid-19

‘De coronacrisis heeft alles veranderd. In het begin leek het een eurocrisis déjà vu. De Europese Centrale Bank deed niets, de Europese Raad deed niets, de Europese Commissie deed niets, het Europees Parlement deed niets. En de lidstaten voerden eigen maatregelen door, sloten hun grenzen, net als met de migratiecrisis. Het was een nachtmerrie. Maar binnen een paar weken sloeg het om. Christine Lagarde, president van de ECB, herstelde zichzelf snel en kwam met een Pandemie Noodprogramma. Binnen de Raad stelde het Duits-Franse duo, dus niet meer het dictatorschap van Duitsland zoals we met de eurocrisis zagen, een Europees herstelfonds van 500 miljoen euro voor. En de Commissie kwam daarna zelfs met een steunpakket van 750 miljoen euro, waarvan twee derde subsidies en een derde leningen.

Alleen de “zuinige vier”, onder leiding van Nederland, volgden hetzelfde oude patroon. Maar nu zonder Duitsland. Ze kregen het nog voor elkaar om een mix van leningen en subsidies af te dwingen, maar de eurobonds zijn er. En dat breekt met alle taboes uit het verleden.’

Wat zegt dit over Nederland?

‘Mark Rutte heeft een grote fout gemaakt door die beweging tegen Europese solidariteit te leiden. Angela Merkel zei direct: “Dit is belangrijk, dit moeten we doen.” Het is deze keer niet noord versus zuid, west versus oost. Deze gezondheidscrisis raakt iedereen. In tien jaar tijd is er een compleet andere manier van denken ontstaan. In 2010 ging het nog om bezuinigingen, om wantrouwen ten opzichte van de zuiderlingen, nu is dat gedraaid. Er was direct erkenning voor Italië en Spanje dat zij, na de eurocrisis en de migratiecrisis, nu weer werden geraakt. De onderlinge afhankelijkheid werd erkend. Alleen de kleine Noord-Europese landen hebben deze draai niet gemaakt. Misschien zijn ze te veel intern gericht, of het is een gebrek aan leiderschap.’

‘Dit is hét moment voor de EU om te investeren in de toekomst: in groene economie, onderwijs’

Hoe zou de toekomstige EU eruit kunnen zien?

‘Ik zie geen toekomstige superstaat ontstaan of een federale staat zoals de VS zijn, waar de Britten zich altijd zorgen over maakten. Eerder een supranationale regionale staat waarbinnen steeds meer integratie gepaard gaat met groeiende differentiatie. Los van de interne markt, waartoe alle lidstaten behoren, zouden we de EU kunnen zien als een soft core Europa: een Europa met een zachte kern dat bestaat uit overlappende clusters van lidstaten in de talloze beleidsgemeenschappen van de EU.’

Hoe moet ik me dat voorstellen?

‘Iedereen zit aan een groot banket, er is een geweldige maaltijd. Allen nemen deel aan het hoofdgerecht, de interne markt, de meesten eten samen alle gangen, sommigen slaan af en toe een gang over, maar zitten wel aan tafel. Ze doen mee met de gesprekken, maar stemmen niet mee als er iets moet worden besloten. Neem de ministers van Financiën van de eurogroep, zij komen net zoals nu bijeen, maar dan zitten ook alle andere EU-ministers van Financiën erbij. Ze mogen allemaal wat zeggen, maar alleen de eurogroep beslist als het gaat over zaken die de eurogroep aangaan. Dit zou op veel beleidsterreinen kunnen. Het is belangrijk om te erkennen dat je niet alle landen kunt dwingen hetzelfde te doen, daarvoor is de EU te groot. Het enige wat niet in twijfel kan worden getrokken, is dat iedereen aan tafel deel uitmaakt van de interne markt. En dat de EU een liberale democratie is – dat is een basisvereiste.

Als je de EU op deze manier ziet, zou je ook meer stem kunnen geven aan landen die geen lid zijn maar wel betrokken, zoals Zwitserland. Dat houdt zich wel aan veel EU-regels maar heeft geen stem in Brussel. In een soft core Europa zouden ze soms mee aan tafel kunnen zitten, hun stem zou gehoord kunnen worden. Dat zou het democratisch gehalte tevens bevorderen. Ook voor Groot-Brittannië zou zoiets in de toekomst mogelijk kunnen zijn. Het zou in de toekomst op het gebied van veiligheid en defensie bijvoorbeeld met Brussel samen kunnen werken en daarover dan weer aan tafel kunnen zitten. Het zou nuttig zijn voor Europa, het is naast Frankrijk de enige andere nucleaire macht in Europa.’

Ziet u het uit elkaar vallen van de EU als een gevaar voor de toekomst?

‘Het gevaar voor Europa is niet dat de EU uit elkaar valt – het voorbeeld van Brexit was genoeg om zelfs extreem-rechtse en extreem-linkse partijen te laten terugkrabbelen. Dat zag je overal; in Frankrijk, Marine Le Pen haalde het uit haar programma, in Zweden, in Duistland – maar dat er een waardeverschuiving optreedt. Dat is waar de Hongaarse president Viktor Orbán over praat. Hij wil de EU niet verlaten, die is veel te lucratief. Wat hij wil is de waarden veranderen, hij wil illiberale democratieën aan de macht, de voordelen van de EU behouden, zonder de democratische normen te hoeven volgen. Dat zie ik als grootste bedreiging voor de EU. Maar op dit moment, met de coronabonds, gaat het de goede kant op. Europese solidariteit is het beste antwoord op deze illiberale, anti-democratische trends.’

Zal de Brexit de EU helpen vooruit te komen?

‘Waarschijnlijk wel. Met het Verenigd Koninkrijk in de EU waren er vast geen herstelfondsen gekomen. Het VK heeft een weg naar nergens genomen. Ik vrees dat het door donkere tijden zal gaan. Misschien dat het over twintig jaar smekend terugkomt. Tenminste, als de EU doorgaat op het huidige pad van investeren.’

U klinkt optimistisch.

‘Ik ben optimistischer over de EU dan ik lange tijd was’, zegt ze. ‘Er is erkenning dat we niet alleen de pandemie samen moeten bestrijden, maar ook de economie een impuls moeten geven. Dit is hét moment voor de EU om te investeren in de toekomst: in groene economie, digitale transformatie, infrastructuur, stedelijk transport, onderwijs, training en het verminderen van de ongelijkheid. Tien jaar lang bezuinigen heeft ervoor gezorgd dat het onderwijs in Europa enorm geraakt is. En ja, er gaat veel geld naar het zuiden, maar dat is noodzakelijk en passend. Een grote ongelijkheid binnen de EU werkt niet. Geld dat naar Italië gaat zal ook Duitsland en Nederland helpen. Met de eurocrisis hebben we gezien dat je richten op tekorten en schulden niets oplevert.’

De EU zal die groei nodig hebben, benadrukt Schmidt. ‘Europa ligt in een gevaarlijke regio en heeft nauwelijks geïnvesteerd in een eigen defensie. Migratie blijft een groot issue. Maar first things first: eerst moet de EU de economie, de gezondheid en de klimaatverandering aanpakken. En misschien blijken die andere issues daarna wel niet zo groot te zijn.’

Covid-19 is een wake-upcall. Alle maatregelen duiden op een verdere verdieping van de Europese integratie in een positieve richting.’

Het eerlijke verhaal

De klimaatcrisis, de stikstofcrisis, de crisis op de woningmarkt en die in het onderwijs – bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 17 maart staat veel op het spel. Het ‘eerlijke verhaal’, zoals Diederik Samsom dat in 2012 noemde, is dat er uit al deze crises geen eenvoudige uitweg is. In deze interviewserie analyseren prominente denkers de grote problemen waar de nieuwe regering voor komt te staan en dragen ze oplossingen aan.