IN HET TREURIGE neonlicht van een ondergrondse hakkenbar schreeuwt Max zijn leed uit: ‘Take another little peace of my heart now, baby!’ Hij is in Brussel beland om een niet-benoemde maar vreselijke gebeurtenis in zijn woonplaats te verdringen. De stad reikt hem daartoe uit haar spelonken een jonge vrouw en twee mannen aan, die zich aan hem vastklampen bij gebrek aan een eigen koers. Max doolt een paar nachten met hen rond, totdat hij bijna stikt in de lelijkheid en treurigheid van zijn drie metgezellen. Dit is geen oord voor illusies. Met grof geweld baant hij zich een uitweg uit de tunnel van troostelozen in neonlicht die Brussel bij nacht is.
‘Het gras is nat, de lucht is grijs, de regen lacht me toe; de wind die waait m'n haren los, en toch ben ik zo moe.’ Op muziek van Raymond van ‘t Groenewoud zwierf Max in 1983 door de Belgische hoofdstad. Hij was de hoofdpersoon in Brussels by Night, de debuutfilm van Marc Didden. Een Nederlandstalige film over het volle, eigentijdse leven in de stad, door de ogen van een kenner. Maar het Brussel van Didden was tegelijkertijd een stad waar je beter niet kon zijn.
Het is ruim vijftien jaar later, koud en duister, en de regen lacht me toe. Ik ben verdwaald in Brussel dankzij de afwezigheid van bewegwijzering. Maar ik ben vastbesloten de stad een kans te geven. De opeenvolgende corrupte burgemeesters die het oude centrum de afgelopen decennia door hun bouwende vriendjes in een troosteloze puinhoop hadden laten veranderen, hebben allang het veld geruimd. In de Europese hoofdstad bestaat sinds kort zelfs enig toezicht op de stedebouwkundige bestedingen.
De laatste Vlaams-Belgische film die ik heb gezien, stond wederom in het volle eigentijdse leven. Hombres complicados van Dominique Deruddere is in 1997 voor een deel opgenomen in oud-Brussel, waar een kleine scharrelaar zich staande probeert te houden. Marc Didden schreef mee aan het scenario, net zoals Deruddere meewerkte aan dat van Diddens Brussels by Night. Brussel is ook in deze film geen olijke stad, maar er spreekt compassie met haar problemen uit de beelden. Didden en Deruddere - die moeten me door nachtelijk Brussel leiden.
VOORDAT IK ONZE ontmoetingsplaats heb weten te bereiken, beland ik vlak bij de Grote Markt in een macaber schouwspel. Honderden mensen in handbeschreven witte gewaden en met langgeklepte petten op klitten rond vrachtwagens vol vaten bier en stoten rare kreten uit. Het defilé houdt het midden tussen een groep chirurgijnen in tijden van de pest en een witte mars tegen zinloos geweld. Marc Didden, die les geeft op de kunstacademie St. Lucas, zal het me even later uitleggen. 'Het is vandaag de jaardag van de heilige Verhagen. Verhagen was een vrijmetselaar die de Vrije Universiteit heeft opgericht.’ Het ritueel van de studenten met de geverfde witte jassen en het uitdagende, drankovergoten optreden heeft van oudsher tot doel de spot te drijven met de katholieken, zegt hij grijnzend.
‘Eigenlijk is het wel vreemd dat de Grote Markt nooit voorkomt in een Vlaamse film’, zegt Dominique Deruddere. Hij heeft niets tegen het stralend verlichte pronkstuk van de stad, hij is er zelfs - in het barokke stadhuis - getrouwd, maar inspiratie zoek je een eindje verderop. In de Marollen bijvoorbeeld, een deel van de oude stad dat te herkennen is aan het Justitiepaleis dat er stalinistisch bovenuit torent. Ook het Marols, het Bargoens van Brussel met Spaanse invloeden, is aan het uitsterven. De schoonheid van de oude panden gaat schuil achter hun verval. De buurt weert zich tegen verdergaande verloedering en heeft zelfs een nepburgemeester aangesteld. De shoot-out waarmee Hombres Complicados eindigt, vond plaats in een oude wijnfabriek in de Marollen. Dat kwam zo: veel scènes van de film Karakter waren net daarvoor in deze buurt gedraaid, onder andere in de wijnfabriek. Deruddere, die het dit keer moest stellen zonder het ruime budget van zijn films Suite 16, Crazy Love en, onder Coppola’s hoede, Wait until Spring, Bandini, kreeg een zoete inval: ‘Ik heb gewoon de decorstukken van Karakter omgekeerd.’
Restaurant Au Stekerlapatte (In de Stekelbaars, Marols verbasterd tot In de Stekelige Poot) bevindt zich in dit off-off-Brussel vol smalle omhoogkruipende straatjes. Het zit propvol. De heren D zullen wel even een staaltje BV laten zien, grappen ze. BV, Bekende Vlaming - zo stonden Deruddere en Didden in een uitgaansblad aangeduid. Eén blik moet voldoende zijn om een gezelschap druipend van eerbied van tafel te krijgen. Toegegeven, de restaurateur is een bevriend filmproducent en hij speelde de taxichauffeur in Brussels by Night. Iedereen is een BV in deze stad in de stad. Deruddere’s nieuwe film heet Iedereen beroemd!
‘BRUSSEL BESTAAT eigenlijk niet’, zegt Marc Didden, ‘Er zijn negentien gemeenten met een centrum, en wie drie metrohalten van hier in Anderlecht woont, zal zeggen: ik ga morgen naar Brussel.’ Die bedoelt ‘1000 Brussel’, het entrum waarin de Marollen liggen en de ‘Benedenstad’. We dalen af tussen een duister zooitje ongeregelde stedebouw. Een van de vele dieptepunten is een serie splinternieuwe grijsgele trap- en klokgevelpanden, die de coulissen vormen van een immens hotelcomplex, midden in het stadshart. Brussel lijkt een opeenstapeling van gebouwen ‘met de aantrekkingskracht van een plastic bekertje’, zoals hoofdredacteur Yves Desmet van De Morgen het uitdrukte.
Het duo D stapt voort met goede zin, ondanks de overvolle magen van patrijs met kool en rundermiddenrif, en ondanks Deruddere’s verse tropeninjecties in verband met de Thaise opnamen voor zijn volgende film De grot, naar Tim Krabbé. Ze weten dat achter al deze lelijkheid de schoonheid van de stad zich weldra aan ons zal openbaren. Niet de zielloze chic van de ‘Bovenstad’, maar de doorleefde, doorgroefde lokalen der nacht die zich bij de Brusselse Beurs bevinden.
Didden oefent voor het binnentreden van café Le Coq alvast zijn BV-pose, wat op een beroerde Robert De Niro-imitatie uitdraait. Deruddere, half zo groot en half zo dik, meent zonder capriolen wel door te kunnen sluizen naar een aardig plekje. Er blijkt nog plaats genoeg in het etablissement. En er wordt zowaar gelezen. Le Coq is een onopgesmukt volkscafé met zo'n typisch zuidelijk erkertje, waarin de artiesten van het ernaast gelegen theater zich ‘s-avonds laat vanaf de straat kunnen laten bewonderen en waar andere BV’s komen aanschuiven. Het prijkt inmiddels op vele lijstjes favoriete Brusselse cafés.
Marc Diddens ontdekking van Le Coq liep parallel aan de Wende die zo'n tien jaar geleden inzette. De grote panden met de ijzeren balkonnetjes uit het belle époque in de huizenblokken rondom de Antoine Dansaertstraat stonden toen rotendeels leeg. Didden: 'Ik was Brussels by Night aan het opnemen toen ik een briefje zag waarop een appartement aan de Dansaertstraat te huur werd aangeboden.’ Deruddere, inmiddels enkele deuren verderop wonend, zegt dat zijn vriend en docent van St. Lucas alras de status van stadsdeelburgemeester verwierf. ‘Marc was een van de eerste nieuwe bewoners in de buurt. Hij bepaalde wie zijn o waar mocht parkeren, zijn wil in de horeca was wet.’ Didden: ‘Er was verder niks, dus ook niet veel gezag. Er zaten hier enkel wegkwijnende lokalen en van die winkeltjes waar kurk of vistuig werd verkocht.’
Het Brussel van Brussels by Night is sinds de Wende in het verrottingsproces grotendeels verdwenen, zegt Marc Didden. De treurnis rond het metrostation bij de Beurs, die culturele woestijn waar zijn personages in ronddwaalden, maakte in een klein decennium plaats voor een rijk cultureel nachtleven. Collega’s als de muzikant Arno Hintjens werden buren in de Dansaertstraat, en na theaterbezoek of filmopnamen begon men elkaar te ontmoeten in buurtcafé Le Coq.
Studenten frequenteren Le Roi des Belges, een hoekcafé dat met veel jaren-vijftig foto’s koning Boudewijn eert. Hotel-café White Horse zit op een andere hoek van het blok. Zelfs Tom Waits, uitdrukkelijk op zoek naar een shabby gelegenheid, vond het er te shabby. Kladeradatsch Palace is daarentegen een trendy filmtheatercafé, zo gigantisch dat het door het hele huizenblok heen loopt. De bediening is grotendeels Vietnamees.
Voor Didden en Deruddere is het Brusselse café nog steeds dé plek waar je vrienden en collega’s ontmoet. ‘We drinken hooguit wat meer koffie.’ Ze zeggen met klem dat ze ook met Franstalige collega’s borrelen, al vormt hun buurt een ‘Vlaams getto’. In België spreekt men tegenwoordig van het Dansaert-effect: het gegeven dat het rechts-extremistische Vlaams Blok in ‘1000 Brussel’ op zeldzame weerstand stoot, met als resultaat een miniem percentage stemmen.
Behalve in Le Coq komt het duo D graag in het art nouveau-schaakcafé Greenwich, waar tientallen mannen schaken en waar men ‘sssstt’ roept als je te hard praat. Vrouwen moeten, om hun neus te poederen, in de betegelde kelder langs wonderschone mannenurinoirs achter open smeedwerk. De avond moet eindigen in L'Archiduc. Ook in dit jazzcafé met zijn ronde, modernistische vormen kwam tien jaar geleden niemand meer. In de jaren vijftig trok het vele Amerikaanse coryfeeën die in Parijs optraden. En niet om zijn schoonheid, zegt Marc Didden. ‘Een apotheker annex jazzmuzikant leverde drugs. Hier wist men, in tegenstelling tot Parijs, nog niet wat dat was.’
Eén uitspraak keert deze avond met regelmaat terug: ‘We zijn heus niet chauvinistisch, maar…’ D zien alle fouten van Brussel, ‘zoals je die van een goede vriend ziet’. Er spreekt zoveel ten gunste van hun stad. Dominique Deruddere vat Brussels charme samen met weerbarstig en onhip. ‘Brussel moet je verdienen. Tien jaar geleden was dat moeilijk. Zaten we om middernacht eenzaam in Le Coq of in L'Archiduc, tussen enkele dronkaards. Brussel laat zich niet gauw van de wijs brengen. Als je hier Portugees wilt eten doe je dat tussen de Portugezen, in een restaurant waar men Portugees spreekt. Je drinkt thee in een echt Arabisch theehuis. Ik heb meegemaakt dat bezoekers van een Spaans café om sangria vroegen. De ober leidde ze naar buiten en wees ze de weg naar het vliegveld. In Torremolinos, daar kon je Sangria drinken. In Antwerpen of Amsterdam smaakt alles naar Nederland, daar is alles en iedereen geïntegreerd. Hier blijft elke minderheid zichzelf, ook de Vlamingen.’
Deruddere’s liefde voor zijn stad gaat ver. ‘Ik kreeg een mooi filmproject in Antwerpen aangeboden. Ik heb geweigerd. Ja, natuurlijk rijd je in een uurtje naar Antwerpen. Maar Antwerpen is buitenland, zoals Brussel dat is voor Antwerpenaren. Die voelen zich ongemakkelijk omdat ze slecht Frans spreken. Een Antwerps filmregisseur die bij me op bezoek kwam, zei: O jee, ik heb geen Brussels geld bij me. Een grapje, maar toch.’
Werd in de nacht de grauwheid rond de Dansaertstraat gedimd in geel licht, goede wijn en aangenaam gezelschap, de volgende ochtend lijkt de buurt, ondanks alle positieve wendingen, eerder in een failliete ex-sovjetrepubliek te liggen dan in Europa’s hoofdstad. Zeker de helft van de panden staat leeg en van de rest bevindt zich veel in het krotstadium. Voormalige winkelpuien zijn bekleed met planken en lappen roze pluche, een bioscoop braakt zijn stalen en houten ingewanden uit. Twee mannetjes zijn bezig de resten van een raamloos hotel vast te timmeren. De buurt lijkt nu weer akelig veel op die uit Brussels by Night.
Brussels by night
Brussel lijkt een opeenstapeling van gebouwen ‘met de aantrekkingskracht van een plastic bekertje’, zoals hoofdredacteur Yves Desmet van De Morgen het uitdrukte. Vele, vele dieptepunten, maar ook plaatsen vol schoonheid. Op stap met cineasten Didden en Deruddere.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1999/47
www.groene.nl/1999/47