
Dit werk van Tracey Emin is een bijzondere mise-en-scène van een bed waarvan het personage ontbreekt. Op vrijwel alle foto’s ervan staat het bed ook op een opmerkelijk theatrale manier opgesteld – schuin in beeld, iets van boven, overzichtelijk.
Het is het begin van een vertelling over kennelijke ervaringen in Tracey’s leven – de plaats van handeling is brutaal en zonder opsmuk. De titel is kortweg My Bed. Het is dus zeker haar bed. Wat daar is gebeurd, is intiem en onbeschaamd persoonlijk. Het was haar lichaam op dat bed. Maar het personage, Tracey dus, is ook afwezig. Daarom is de vertelling in de scène ook zichtbaar anoniem geworden. De kunstenaar had zich ongemerkt teruggetrokken. Het was de vraag, misschien, of al het lief en leed iedereen wel zou aangaan. Maar Tracey is niet het soort kunstenaar dat dingen verbergt en geheim houdt. Dat houdt haar eerlijkheid niet vol. Die is eigenaardig meedogenloos – voor haarzelf in de eerste plaats en ook voor haar publiek. Kunst is er niet voor de gezelligheid.
In 1998 maakte ze toen toch, vrij en schaamteloos, het grote, dramatische en brutale werk van haar bed. Het was rauw. Omdat het groot en extreem realistisch was, haar verwarde en gebruikte bed, baarde het ook opzien. Tracey was bekend geraakt als een onbeschaamd eerlijke kunstenaar die van haar seksuele persona geen geheim maakte. Omdat de kunstenaar bekend was vanwege die eerlijkheid, bij het pijnlijke af, werd My Bed makkelijk gelezen als haar openhartige verslag en een bekentenis. Ook in 1998 maakte ze een nog straffer werk: My Cunt Is Wet With Fear – een bericht in haar handschrift uitgevoerd in neon. Het bed was intensief gebruikt, het beddengoed in de war, met tussen de lakens verdwaald een lichtblauw slipje en een haastig afgestroopte panty.
Van begin af aan was My Bed theatraal van opzet maar ook zorgvuldig, als een stuk minimal sculptuur in elkaar gezet. Het rechthoekige bed van platen multiplex is zorgvuldig gemaakt en ziet er, tot en met zijn proporties, enigszins uit als een sculptuur van Donald Judd. De constructie en de installatie zijn artistiek. Zo ook past het matras in de bak, zo precies liggen de verkreukelde lakens erbij die ook bewust zijn opengeslagen. Zorgvuldig liggen ze open, als de bladzijden van een boek. De waarachtige vertelling van My Bed werd zo geopend.
Als tweede deel van de scène, naast het bed en half zo breed, ligt een stuk blauw vloerkleed. Bij het kussen staat een krukje bij wijze van tafeltje. Wat daar zoal op ligt: een plastic handspiegel, een nagelschaartje, een kleine glazen kandelaar met een stomp kaars, een volle asbak, verschillende soorten pillen (Anadin, asperine), een stevige pijnstiller, losse munten, lippenbalsem, een appelklokhuis met kauwgum, een oranje verpakt condoom, Rizla-vloeitjes voor joints.
Op het kleed bevindt zich verder ook nog van alles: enkele flessen Absolut Wodka, verkreukelde sloffen sigaretten, Polaroid-film, contraceptiepillen, pleister, glijmiddel, een met bloed bevlekt wit slipje, een zwangerschapstest, twee condooms (gebruikt), tampons, een paar wollen sloffen, verfrommelde tissues.

Dit is nog lang niet alles wat bij de plek van handeling ligt. Het werk, dat bed, moest in waarheidsgetrouw realisme worden uitgevoerd. Dat moest dus zonder de protagonist. Het werd daardoor ook veel indringender als vertelling. Een stuk film met Tracey echt in bed, met een minnaar, was banaal pornografisch geweest. Maar in 1998 was het werk wel zo rauw gemaakt. Het was vooral een heel ernstig werk, de ervaring waarmee Tracey heel haar kunstleven heeft begeleid.
Een aantal jaren later begon ze ruimere tekeningen en grote schilderijen te maken – en daarin vond ik als figuur haar taaie, levende lichaam terug dat er in My Bed alleen in de verbeelding was. Nu had ze voor schilderijen als It was all too Much een driftige, kortaffe manier van schilderen gevonden waarmee ze zichzelf, dat lichaam, ongewoon intens kon verbeelden.
Van al die jaren was de herinnering ook intens levend gebleven. Zo te zien ligt ze aan de rand van een bed. Ze steunt op haar elleboog en onderarm, haar benen opgetrokken. Ze ligt vreemd uitgerekt. Er ligt een wit laken. Tussen haar benen zien we geslachtsorganen gekrabbeld – maar haar gezicht is met zwart gekras weggeveegd. Lichaam en ledematen zijn met dwarse halen geschilderd, de streken dwars door elkaar heen. Toch heb ik de indruk dat het schilderen langzaam ging. Zo ziet het lichaam er fragiel uit. De figuur is aan alle kanten beschadigd. Het zijn schilderijen vol mededogen. Wie ook zo ontroerend kon schilderen was Van Gogh toen hij zichzelf portretteerde met verband om zijn hoofd nadat hij geprobeerd had zijn oor af te snijden.
PS. Zie ook het boek Tracey Emin: A Fortnight of Tears, een uitgave uit 2019 door White Cube in Londen