Zoals elke vorkheftruckchauffeur je kan vertellen kunnen kartonnen dozen, in voldoende aantallen bijeengebracht, buitengewoon veel plaats innemen. Zij vullen in massa onze archieven, onze distributiecentra, onze voorraadmagazijnen, onze Ikea’s. Het is een puntje van artistieke opmerkzaamheid dat de vorkheftruckchauffeur die door die kartonnen steden doolt – want steden zijn het, met straten en pleinen en nummers, eindeloos veel nummers – altijd naar de buitenkant van de dozen kijkt en dus vooral ziet hoe die ruimte wordt omvat, door dat karton. Maar hoe het zit met de ruimte zelf, de bruto min tarra, dat vraagt de vorkheftruckchauffeur zich niet af.

De ruimte zichtbaar maken die zonder kader (of doos) eigenlijk niet te zien is, dat wil de kunstenaar. In het werk van Rachel Whiteread is netto-ruimte zelfs een constante. Het Museum of Modern Art New York bezit bijvoorbeeld de installatie Untitled (Paperbacks) uit 1997: een kamer met vier wanden waarop de «overgebleven ruimte» rond een boekenkast te zien is, gegoten in gips. Whiteread noemt dat «sculptural reversal»: de objecten waar het om gaat, de boeken, de planken, zijn niet aanwezig. Alleen de schaduw van hun vorm herinnert aan ze. Nu is dat in de hedendaagse beeldende kunst geen unieke notie. Het is het sculpturaal equivalent, zou ik denken, van «het witte vlak», de lijst-zonder-schilderij, of John Cage’s orkestrale zwijgen in 4’33’’ waarin musici zwijgen en alle andere geluiden van de concertzaal hoorbaar worden.

Whitereads Embankment, het monumentale werk dat zij in de hal van Tate Modern installeerde, is een herhaling van die notie op kolossale schaal. Dat de omvang zo enorm is ligt niet zozeer aan haar persoonlijke ambitie als wel aan de eisen van de gigantis che turbinehal, en niet iedereen voelt zich daarin op zijn gemak. Olafur Eliasson wel – hij boekte een groot publiekssucces met een reus ach tige gloeiende zon –, Anish Kapoor hield zich er staande, Bruce Nauman ook wel, en Whiteread had zeker de moed zich met de verhoudingen te meten, maar het resultaat is veel minder geslaagd.

Het idee is duidelijk: het gaat niet om dozen, maar om de inwendige ruimte daarvan. Whitereads basisdoos is die waarin haar moeder jarenlang de kerstversiering bewaarde. Die netto-ruimte, en van gelijksoortige dozen, goot Whiteread af in licht wit plastic. Ze vermenigvuldigde het resultaat zo’n veertienduizend maal en stapelde ze op tot enorme hopen. Niet allemaal Ikea-ordelijk, met gangetjes ertussen, en dus gelegenheid biedend aan bezoekers om erdoorheen te lopen als door een pakhuis. Het heeft iets van steegjes in een wit stadslandschap, iets van een ijsberg, iets van suikerklontjes op een tafel, zoals gezien door een muis. De meeste bezoekers lopen er monter in rond – veel wit is goed voor het humeur en de toegang is gratis – en kinderen spelen er verstoppertje.

In de bijschriften verwijst Whiteread naar het slot van de film Raiders of the Lost Ark: de door Indiana Jones veroverde Ark des Verbonds wordt in een archiefkist een kolossaal pakhuis in ge reden, om nooit meer te worden terug gevonden. Ik ben bang dat een dergelijke inspirerende vondst, al was het maar die kerstversiering van haar moeder, tussen al die witte dozen niet kan worden gedaan. Embankment is groot en wit. Het zijn, zoals elke vorkheftruckchauffeur je kan vertellen, vooral veertienduizend dozen, gestapeld in een grote hal, en daar blijft het bij. Schaal zegt soms niets.

Tate Modern, Londen, tot 2 april