Zouden er kunstliefhebbers bestaan met een hartgrondige hekel aan het werk van Alex Katz? Je kunt het je niet voorstellen. Katz’ (1927) schilderijen, waarvan het Scheringa Museum voor Realisme in Spanbroek nu een selectie uit Europese collecties toont, bezitten die prettige combinatie van charme en toegankelijkheid die zelfs de zuurste azijnpisser mild stemt.

Van alle Amerikaanse post-abstractieschilders is Katz beslist de stijlvolste. Wie raakt er niet in bekoring door zijn grote, fris getinte doeken vol smaakvol geklede vrouwen (waarvoor zijn vrouw Ada vaak model staat), kano’s dobberend in de avondschemer en kanariegele bloesems tegen een knalblauwe hemel? Hier zien we een wereld van tevreden welbehagen, vol boottochtjes, tuinfeestjes en knappe jonge mensen. Het hedonisme voordat het zijn slechte naam kreeg. De wereld één groot The Hamptons.

Om zijn onderwerp en werkwijze wordt Katz wel eens geschaard onder de pop-artkunstenaars – een classificering die even onjuist als begrijpelijk is. Weliswaar deelt Katz met hen een liefhebberij voor grote formaten, smetteloze oppervlakten en filmische uitsnedes, maar hun ironie en onderkoeldheid is hem vreemd. En al mag de schilder zichzelf in interviews graag presenteren als een Warhol avant la lettre, afkerig van iedere diepgang, wie zijn landschappen bekijkt weet wel beter. Die zijn schaamteloos pastoraal en verraden een romantische inborst, eigenschappen die Warhol c.s. zouden doen gruwen.

Maken deze kwaliteiten Katz tot de grote schilder waar de samenstellers van de tentoonstelling hem voor houden? Niet helemaal. Zeker, Katz weet treffend een sociale klasse (type wijnkenner, jazzliefhebber, The New Yorker-lezer) te portretteren en hij ontwikkelde een stijl die zo niet iconisch, dan in ieder geval herkenbaar moet worden genoemd, maar het niveau van een Rembrandt of een Matisse, namen die in de catalogus voorbij komen, haalt hij bij lange na niet.

Katz mist het tekentalent van die Europese meesters én hun gewicht. Een Matisse oogt licht, maar onder die schijnbare spontaniteit knarst altijd de techniek die alleen ontstaat door jarenlange oefening in het modeltekenen. Onder het oppervlak van een Katz knarst niets. Zijn werkwijze vertoont, om eens een oneerbiedwaardige parallel te trekken, meer verwantschap met de kunstenbakkers die je aantreft op de Italiaanse boulevards: enkele diagonale halen met de blokkwast, een paar verticale streken met het penseel, wat toetsen wit, en ziedaar: een flatgebouw bij nacht.

In die zin had Katz misschien toch gelijk toen hij zei enkel in oppervlakten geïnteresseerd te zijn. Zijn kunst is er een van schema’s en sjablonen, licht verteerbaar en gewichtloos – haal het van de muur en het zweeft weg. Storend is dit allerminst. Niets mis met een bubbelwijntje op zijn tijd. Wie na het zien van deze tentoonstelling onvervuld achterblijft, kan altijd nog terecht bij de vaste collectie. Daarin vindt men werk van Ket, Koch, Freud en de Poolse schilderes Tamara de Lempicka. Van die laatste is het prachtige schilderij La musicienne (tentoonstelling uit, eerste zaal links) alleen al een reisje naar Spanbroek waard.

Alex Katz in Europese collecties. Scheringa Museum voor Realisme, Spanbroek, tot en met 13 mei. www.scheringamuseum.nl