Ik breng het stukje geld naar mijn mond, steek het er net niet in, maak veel overijverige kauwbewegingen en zeg dat het naar meer smaakt. Wolkje kijkt vertederd toe en gaat weer terug naar haar pannen en legt zeven munten samen in een lepel. Dat zal wel soep zijn, denk ik. Waar bemoei ik mij mee.
Eergisteren gebruikte zij oude strooien slippers allebei tegelijk als fornuis. Niets anders was daar goed genoeg voor. Ik zat met mijn koude voeten op het koude zeil toe te kijken. Had ik moeten ingrijpen?
Wolkje, die het zonnetje in huis is, kookt oude lires en centimes tot aardappelen en thee. Altijd even lekker. Ik lust er wel pap van.
Wolkje kookt niet alleen wat zij zelf lekker vindt. Olijven en ijs, dat wel, maar ook koffie. Ze weet dat ik daar prijs op stel. Wanneer ik om wijn verzoek maakt ze mij er op attent dat er ook koekjes zijn. Soms duurt het even voordat ik toe kan tasten. Want meestal dienen de ingrediënten lang en zorgvuldig tussen de vingers te worden gewreven of tegelijk met beide handen boven het hoofd gehouden.
Hoog wrijven is duidelijk beter dan laag wrijven. Ook alles zacht tinkelend door elkaar husselen, met de neus er zo dicht mogelijk bovenop, is essentieel.
Ten slotte heeft ze een bekertje vijfwijn klaar. Een type dat ik nog niet eerder dronk.
Zij is het ook geweest die mij voor het eerst de geneugten van de combinatie olijf/chocola leerde kennen.
Men (hoewel van huis uit akelig vage volksmassa) begrijpt het wel. Eigenlijk zit ik liever naar kokend klein meisje te kijken dan hetzelfde met lichte vingerdruk naar de buitenwereld over te hevelen. Bij voorkeur buitenstaander (legendarisch, zich ongevraagd aan insiders bevredigend, individu) dan wat dan ook.
Rubriek
Buitenwereld
Kiriko is een klein meisje. Haar naam betekent klein wolkje.
Zij zit op de grond en kookt. Roert in een kartonnen doos koperen en nikkelen munten door elkaar. Staat op, overhandigt mij een muntstuk van vijf Belgische franken en zegt: ‘Olijf’.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/44
www.groene.nl/1997/44