‘Wanneer witte-boorden-mensen een baan krijgen’, schreef de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills in 1951, ‘verkopen ze niet alleen hun tijd en energie, maar ook hun persoonlijkheid.’ In zijn bestseller White Collar onderzocht Mills de effecten van een kantoorbaan op het individu en concludeerde dat het voornaamste product van de immer groeiende bedrijfscultuur een groep onzelfstandige, initiatiefloze en weinig ambitieuze werknemers was: de Amerikaanse middenklasse. Als kleine tandwieltjes in een grote bureaucratische machine voelden zij zich insignificant, klein en inwisselbaar - en kregen hoe langer hoe meer bijpassende karakters.
Ook in Orientation and Other Stories, de debuutbundel van de Amerikaanse schrijver Daniel Orozco, weten receptionistes, politieagenten, brugschilders, koks, chauffeurs en drugsdealers zich geconfronteerd met hun nietigheid ten overstaan van ‘het systeem’. Dat systeem kan zo klein zijn als de werkvloer, of zo groot als de economie; Orozco’s personages kunnen het hoe dan ook niet beïnvloeden en er ook niet aan ontsnappen. Die machteloosheid, en hoe daarmee om te gaan, dat is waar het in Orientation om draait.
Neem Clarissa Snow, hoofdpersoon van het verhaal Temporary Stories. Ze is uitzendkracht en wanneer ze een klus als receptioniste krijgt toegewezen weigert ze niet, hoewel ze ‘geen telefoonmens’ is: ‘For while the mechanisms of temporary employment were a black box to her, its laws were simple and unforgiving. If you ever said no, you never worked again.’ Ironisch genoeg moet ze, op de Human Resources-afdeling van een ziekenhuis, werkzoekenden te woord staan; hun wanhoop maakt haar depressief, angstig en misselijk. Toch, de angst voor werkloosheid is groter en zorgt dat ze blijft: strikte routines - elke dag dezelfde lunch, hetzelfde blokje om, dezelfde nutteloze tijdschriften - houden haar op de been.
Routine blijkt ook in andere verhalen een goede manier om het controleverlies van de werkvloer te mitigeren. In I Run Everyday kan een magazijnwerker zijn pestende collega’s verdragen omdat hij er buiten werktijd een uitgebreid hardloopschema op nahoudt; in Somoza’s Dream laat de kokkin elke dag een druppel spuug achter op de halve grapefruit die ze haar baas, een dictator-in-ballingschap, bij het ontbijt serveert. In andere verhalen is het juist het doorbreken van routine dat troost biedt: het team van brugschilders dat, voor één keer, de bijnaam van een collega heroverweegt; de politieagenten die, ergens tijdens hun patrouillerit, de liefde bedrijven in hun dienstauto.
Orozco doceert creative writing aan de Universiteit van Idaho, en de meeste verhalen in Orientation zijn al eerder gepubliceerd. Het zijn stuk voor stuk gepolijste, zorgvuldig gecomponeerde verhalen: ze voelen af, het product van jarenlang schrijven, herschrijven en nog maar eens herzien. Binnen gecompliceerde structuren - zoals in het verhaal Only Connect, waarin heden, verleden en toekomst van een wetenschapper, zijn overvaller en een getuige van de overval als in een film aan ons voorbij trekken - is ook ruimte voor sterke psychologische observaties: wanneer de getuige zich de volgende dag ziek meldt drinkt ze kruidenthee, want ‘because she called in sick, she now felt sick’.
Bureaucratie draait om de eliminatie van persoonlijkheid: regels en protocollen vergroten de efficiëntie en productiviteit doordat humeur, aspiratie, individuele visie geen rol meer spelen. Het gevaar, volgens C. Wright Mills, zat ‘m in de weerslag van dat systeem op de onderdelen ervan: de organisatie was als een zwart gat dat niet alleen zelf onpersoonlijk was, maar ook de persoonlijkheid van werknemers opslokte. Door dit thema aan te grijpen plaatst Orozco zich in een traditie die terugvoert naar Sloan Wilsons The Man in the Gray Flannel Suit (1955) en het werk van Kafka, vooral Het proces (1925) en Het slot (1926).
Een vroegere echo die in Orientation doorklinkt is die van Herman Melville’s novelle Bartleby the Scrivener uit 1853. Hierin werkt Bartleby als klerk voor een advocaat op Wall Street en weigert hoe langer hoe meer om nog iets te doen. Met het beleefde 'ik geef er voorkeur aan dat niet te doen’ stopt hij niet alleen met werken; wanneer zijn baas hem ontslaat weigert hij ook te vertrekken - met als gevolg dat de baas uiteindelijk maar een ander kantoor betrekt. Bartleby eindigt in de gevangenis, waar hij ‘er voorkeur aan geeft’ niets te eten; de lezer, aldus Melville, kan zelf wel raden hoe het uiteindelijk met hem afloopt. Net als Melville staat Orozco uitgebreid stil bij de details van het kantoorleven: het ongemak van bureaus en bureaustoelen die net niet passen; de effecten van ontbijt, koffie en lunch op het humeur van werknemers; het in paniek wegrennen van kantoor en de troostende werking van een bus, straatkar of metro. En net als Melville weet Orozco het geestdodende effect van kantoorwerk subtiel maar feilloos op te roepen.
Toch: waar Bartleby leeg, karakterloos en levensmoe aan zijn einde komt, daar zijn de personages van Orozco strijdvaardig. Ze verzetten zich, door bezwerende routines te implementeren of juist tegen de protocollen in te gaan, door affaires te beginnen op de werkvloer, of door cola in archiefmappen te gieten. Hoewel Orientation vol depressie, dood en fysieke ongemakken zit, blijft het vrij van de lethargie en vervreemding die Melville verbeeldde en waar Mills voor waarschuwde. Het controleverlies is nooit compleet en de personages in Orientation zijn gelaagd, complex en tegenstrijdig. Clarissa Snow, bijvoorbeeld, is zowel zwak als bewonderenswaardig sterk. Zo schept Orozco niet alleen personages: hij schept persoonlijkheden, en die persoonlijkheden winnen het uiteindelijk van het systeem.
DANIEL OROZCO
ORIENTATION AND OTHER STORIES
Faber & Faber, 162 blz., € 22,99