Er lopen wegen door de stad die wij niet zien,
een plattegrond van lucht en pootjes.
Ze zijn aangelegd waar wij niet komen:
schaduw onder gras, ritseling door struikgewas,
acrobaten op het stratenplan van tuinmuren.
Er gaan geruchten door de stad die wij niet horen
van lome, jachtige wandelaars op dons.
Soms, als de ene stad mij uit de slaap houdt,
lig ik hopeloos te luisteren naar de andere:
hoe een lichter leven zich beweegt onder ons.
Plattegrond
Bernard Dewulf,
uit:Naar het gras (2018)
uitgeverij Atlas Contact
Het was begonnen bij de witte, begreep ik uit het verslag. De witte had de zwarte van de schuur in de achtertuin gemept, de zwarte was vervolgens opgekrabbeld, terug naar boven geklommen en had de witte besprongen. Luidruchtig gerollebol over het dak, nagels in het teer, scherp gekrijs. Oog om oog, tand om tand. De zwarte was er goed vanaf gekomen. De witte was naar huis gevlucht met een lelijke wond aan zijn linkeroor, waar de buurvrouw nu heel boos om was. Naar eigen zeggen had ze alles zien gebeuren en was het niet de eerste keer. Die zwarte was een teringbeest. ‘Dat is toch abnormaal!’ riep de buurvrouw van de witte. Ze stond op haar balkon, een hand op haar boezem, leunend over de rand. Ze voegde eraan toe dat het afgelopen moest zijn en dat ze anders ‘maatregelen’ ging nemen. ‘Het is een kat hoor’, zei de buurvrouw van de zwarte, zonder omhoog te kijken. Ze stond onder het balkon in haar tuin, droeg een schort met zonnebloemen en was bezig plastic stoelen schoon te maken. Een spons gleed over een rugleuning. Straaltjes grauw sop kletterden op de stenen van het terras. ‘Maar z’n oor is naar god’, riep de buurvrouw van de witte. ‘Dat kan toch niet!’ De buurvrouw van de zwarte stopte met schoonmaken en keek even omhoog, naar de buurvrouw van de witte. ‘Nou, katten doen dat hè?’ zei ze. ‘Dat is de natuur.’ Daarna haalde ze haar schouders op en schoof een natte stoel opzij om de volgende te pakken. Er is geen werkelijk misverstand tussen deze twee vrouwen, bedacht ik me. De een gelooft in de natuur als terechte verdediging van het kwaad, de andere in de beschaving als de noodzakelijke bestrijding daarvan. Toch hebben ze allebei dezelfde soort in huis, beminnelijke schepsels met klauwen en tanden. De waarheid ligt niet in het midden. De waarheid ligt zelden in het midden, trouwens. De waarheid wortelt simpelweg in de ene overtuiging en bloeit in de andere. Er is onmacht die erkend moet, daarom houden we soms zo van schreeuwende buren. De emoties achter het woord teringbeest, de kalmte achter het schouderophalen. De buurvrouw van de witte brieste nog iets met ‘verdomme’ en verdween uit beeld. Ze knalde duidelijk hoorbaar haar balkondeur dicht. ‘Ja, prettige dag nog’, zei de buurvrouw van de zwarte. Het leek mij al met al de start van dagenlang zwijgen, een stille oorlog namens de zwarte en de witte. Maar uren later zag ik ze samen zitten. Zij aan zij, op het balkon van de één, uitkijkend over de tuin van de ander, waar de plastic stoelen kraakhelder rond de tafel stonden. Ze rookten sigaretten en dronken iets dat hel-oranje oplichtte in de avondzon. Ze lachten veel en hard, waarbij de buurvrouw van de witte steeds haar hand op haar boezem legde. Een late vogel floot, ergens in de buurt van de schuur. De katten waren nergens te zien. De stad was vol geruchten.